• No results found

Relatie van gemeenten met belanghebbende

In deze paragraaf gaat het over de gemeente als ontvangende partij in de belangenbehartiging. In de theorie wordt gesproken over Nederland en haar corporatistische traditie. Deze theorie is vooral gebaseerd op het feit dat besluiten centraal worden geregeld, waarin allerlei actoren zich zo goed mogelijk proberen te manifesteren en hun belangen proberen te behartigen. (Timmermans: 2015: 28). In dit onderzoek wordt er gekeken of deze centrale theorie toepasbaar is op de decentrale overheden. Op centraal niveau roeren nieuwe actoren zoals NGO’s en burgergroepen zich om zo bij te dragen aan het vormen van de agenda en het inzichtelijk maken van problemen. Zou dit ook op decentraal niveau, zoals bij gemeenten, kunnen gelden? Deze NGO’s en burgergroepen moeten in theorie niet nieuw zijn voor de gemeenten. Gemeenten zijn namelijk lokaal georiënteerd en bezig met het leveren van

maatwerk bij hun inwoners. Door het leveren van maatwerk krijgen gemeenten in die zin al sneller te maken met burgers en lokale partijen die hun eigen belangen proberen te behartigen. In deze paragraaf gaat het over de relatie van de gemeenten met zulke belanghebbenden. Om meer te weten te komen over deze relatie is er onderzoek gedaan binnen de drie gemeenten naar hoe zij hier mee om gaan en wat de decentralisatie voor hen heeft veranderd in het proces van belangenbehartiging als informatie ontvanger.

5.3.1 Pijnacker-Nootdorp

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft, zoals in paragraaf 5.2.1 beschreven, een adviesraad voor het sociaal domein opgericht en de gemeente ziet de adviesraad ook als een soort van belangenbehartiging op lokaal niveau. In deze adviesraad zit een combinatie van verschillende belangen. Er zitten

bijvoorbeeld ervaringsdeskundigen in, bijvoorbeeld mensen met een uitkering. In deze adviesraad zitten ook professionals die actief zijn bij de UWV, iemand die in de uitkering verstrekking zit of iemand die vrijwilliger is binnen het ouderenwerk. Het zijn mensen die deels vanuit hun persoonlijke

50 ervaring of werkervaring meedenken in het belang van de doelgroep en de uitvoering daar zo goed mogelijk voor te organiseren. De gemeente Pijnacker-Nootdorp legt in deze adviesraad meestal gerichte stukken neer en geeft bij voorbaat al aan wat de Rijksoverheid heeft ingericht, waardoor er niets aan veranderd kan worden. Sommige onderdelen kunnen door de gemeente zelf worden

ingericht, een bepaald idee wordt dan voorgelegd aan deze adviesraad. De adviesraad buigt zich over het voorstel, waarna een gezamenlijk advies vanuit deze adviesraad komt. De respondent stelt dat dit gezamenlijk advies niet altijd correspondeert met wat het college zou willen zien. De adviesraad heeft dan de optie het advies voor te leggen aan de gemeenteraad. Volgens de correspondent begrijpt de adviesraad dat de gemeente met twee belangen te maken heeft. Deze twee belangen zijn enerzijds de klant/burger zo goed mogelijk te dienen en anderzijds handelen binnen het budget. De respondent stelt dat de gemeente de adviesraad wel altijd mee wilt laten denken over het te voeren beleid (Interview Van den Berg).

Verder stelt mevrouw Van den Berg dat landelijke partijen/organisaties de weg naar een kleine gemeente als Pijnacker-Nootdorp niet vinden. Echter heeft de gemeente nu wel meer contact met de FNV en de CNV. De respondent stelt dat ze met deze twee partijen tegenwoordig wat meer contact hebben, maar wel op afstand, omdat zij betrokken zijn bij het werkbedrijf. Omdat de kleine gemeenten door de decentralisatie wel aan tafel zitten bij de regio overleggen, vinden het FNV en de CNV deze gemeenten een stuk gemakkelijker. Hier legt, volgens de respondent, de FNV soms een voorstel neer, maar dat is dan op de regio gericht en niet specifiek op Pijnacker-Nootdorp als kleinere gemeente. Door toedoen van de regionale samenwerking zijn dit soort partijen die de arbeidsmarktregio benaderen wat meer in beeld gekomen. Voor de decentralisatie van 2015 was dit niet het geval (Interview van den Berg)

Echter vindt mevrouw Van den Berg het wel te betreuren dat dit soort belangengroepen de kleinere gemeente nog niet echt hebben gevonden: “Dat is op zich wel jammer, want als dat soort belangengroepen of lobbypartijen praten met Den Haag of Rotterdam krijgen ze een beeld, maar dat is vaak echt een heel ander beeld als lokaal, zoals kleinere gemeentes bijvoorbeeld” (Interview Van den Berg).

De problematiek en mogelijkheden zijn bij kleinere gemeenten anders dan bij de G4 en daar is volgens de respondent soms te weinig aandacht voor. Wat wel voorkomt, is dat bijvoorbeeld de gemeente tijdens een vergadering van de VNG besluit om nog niet in zee te gaan met een cao voor mensen die beschut werk doen. Dit kwam voort uit het feit dat er nog onderzoeken liepen vanuit de VNG. Echter duurde dit te lang volgens de FNV. De FNV heeft toen naar alle gemeenten een brief gestuurd met daarin een soort manifest om te tekenen om toch in zee te gaan met de cao. Dit is een landelijke brief geweest en niet specifiek gericht naar de gemeente Pijnacker-Nootdorp (Interview Van den Berg).

De lokale lobby is volgens de respondent eigenlijk niet aanwezig. Bedrijven kloppen niet bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp aan om zaken met betrekking tot de banenafspraak anders in te

51 vullen. Zij stelt dat het eigenlijk omgedraaid is. Bij de lokale bedrijven leeft de Participatiewet niet. Daarom zoekt de gemeente de weg naar de bedrijven en niet andersom. Tijdens deze toenadering wordt benadrukt dat deze lokale bedrijven onderdeel zijn van de banenafspraak en een

maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben en dat de gemeenten deze bedrijven hiermee kan helpen. Als gevolg van deze toenadering ontstaat er bij de bedrijven interesse en zetten zij zich in. Dit gebeurt niet als de gemeente niets onderneemt. Deze toenadering kan ook komen vanuit een

wethouder die een groot netwerk heeft. Een wethouder kan dan veel makkelijker bedrijven benaderen of informeren over de gang van zaken bij bijvoorbeeld de Participatiewet. (Interview Van den Berg). De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft eigenlijk als enige belangengroep haar eigen adviesraad. Door de regionale samenwerking zit de gemeente meer met het CNV en de FNV om tafel, maar dat is geen serieuze lobby te noemen. Verder stelt de respondent het jammer te vinden dat lobbypartijen niet bij kleinere gemeente komen. De problematiek en mogelijkheden zijn in dit soort gemeenten heel anders. De respondent krijgt het idee dat er alleen naar het plaatje van de grote steden wordt gekeken. Tot slot moet de gemeente de lokale partijen/bedrijven aansporen en gebeurt dit niet andersom.

5.3.2 Alphen aan den Rijn

De gemeente Alphen aan den Rijn heeft haar lokale belangengroepen ondergebracht in een inwonersadviesraad en een cliëntadviesraad. Deze cliëntadviesraad representeert volgens de

respondent de inwoners. Deze adviesraad zit als adviesorgaan bij het college voor de beleidskant. Hier heeft de gemeente goed contact mee. Verder heeft de gemeente een Alphens ketenoverleg, waarin doelgroepen, huisartsen, zorgverzekeraars, thuiszorgorganisaties en wijkzorg in zitten. Door deze decentralisaties merkt de gemeente dat de samenwerking en de overleggen intensiever en frequenter zijn geworden. In eerste instantie is dit tot uiting gekomen in de voorbereiding, maar ook na de implementatie om zo het beleid te blijven verbeteren. De gemeente spreekt van een partnership tussen de belangengroepen en wijdt deze intensievere samenwerking en overleggen door toedoen van de decentralisaties (Interview de Jager).

Bij complexe onderwerpen richt de gemeente werkgroepen op om te laten mee denken en op deze onderwerpen ongevraagd of gevraagd advies te geven bij het college. Als er een voorstel komt vanuit de gemeente stelt de respondent dat deze partijen zich meestal voor een groot deel herkennen in het voorstel en daar vervolgens mee akkoord gaan. Het komt voor dat er zaken in een voorstel staan die de werkgroep liever anders ziet, dan mag het reageren aan de hand van een advies. Hier reageert het college vervolgens op en beschrijft wat zij met dit advies gaat doen. “Wanneer deze partijen het echt ergens niet mee eens zijn, komt dit voor op zaken waar de gemeente geen invloed op kan en mag uitoefenen” (Interview Krijnberg)

De respondent stelt dat deze overleggen met de werkgroepen als een toegevoegde waarde worden gezien en gaat daarom altijd in gesprek. De gemeente hoopt zelf ook informatie in te winnen

52 en staat open voor nieuwe ideeën. Daarom nodigt de gemeente ook zelf partijen uit om van gedachte te wisselen om zo ervaringen met elkaar te delen:

“Of je het nou lobby noemt of meedenken dat maakt in wezen in die zin niet zo gek veel uit, maar partijen komen hier en hebben een bepaald idee en een bepaald belang en die willen wat bereiken. Ja, als ze een goed idee hebben waarom zouden we het dan niet doen? Dus je kijkt gewoon naar de inhoud van waar mensen mee komen” (Interview Krijnberg).

Op het moment dat bij de gemeente Alphen aan den Rijn bekend is geworden dat de drie

decentralisaties zouden worden doorgevoerd, is de weg naar de gemeente frequenter ingezet door partijen. Belanghebbende partijen waren benieuwd naar het beleid van de gemeente. Deze partijen zijn langsgekomen om te vragen of de gemeente Alphen aan den Rijn van hun diensten met betrekking tot de uitvoering en implementatie gebruik zou willen maken . Vóór de decentralisaties was deze toeloop er nauwelijks (Interview Krijnberg).

Volgens de respondent waren deze gesprekken constructief van aard en de gemeente heeft ook niet ervaren dat zij onder druk is gezet door bepaalde partijen. Wel stelt de respondent dat het komen tot afspraken bij sommige partijen lang kan duren, omdat zowel de gemeente als desbetreffende partij er niet minder van zou moeten worden (Interview Krijnberg).

De gemeente Alphen aan den Rijn heeft over het algemeen contact met lokale

belangengroepen, zorgverzekeraars, thuiszorgorganisaties en wijkzorg. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft bijvoorbeeld een afspraak met de FNV gehad. De respondent heeft aangegeven dat tijdens deze afspraak de thuiszorg en de marktconforme lonen zijn besproken. De FNV heeft de gemeente Alphen aan den Rijn na deze afspraak gemonitord, omdat de gemeente in die tijd geen opdrachten in de thuiszorg heeft gekregen, waardoor ze naar eigen zeggen mensen hebben moeten ontslaan. Echter stelt de respondent dat ze deze monitoring niet als vervelend hebben ervaren (Interview de Jager).

Verder geeft de respondent aan dat de gemeente Alphen aan den Rijn niet één beleid of één strategie heeft met betrekking tot belangengroepen. De respondent gaat met iedereen het gesprek aan en van daaruit bepaalt hij of de gemeente er beter van wordt en er een vervolggesprek moet komen (Interview de Jager).

Ook heeft de gemeente Alphen aan den Rijn in de beginfase van de decentralisatie vijf meldpunten opgericht. Op deze manier heeft de gemeente geprobeerd onvrede van belangengroepen aan het licht te brengen. Tevens hebben burgers zich kunnen melden met vragen en problemen omtrent de decentralisaties. Het eerste jaar is daar intensief gebruik van gemaakt. Later bleek dat dit niet meer nodig was en hebben de meldpunten zichzelf opgeheven (Interview de Jager).

De gemeente Alphen aan den Rijn heeft in tegenstelling tot de gemeente Pijnacker-Nootdorp naast een adviesraad ook een cliëntraad. Daarnaast heeft de gemeente een Alphens ketenoverleg waar alles doelgroepen plaatsnemen. De gemeente Alphen aan den Rijn merkt dat er meer partijen bij hen

53 langskomen om te praten over problemen en zaken aan te dragen ter oplossing. De gemeente staat hier net zoals Pijnacker-Nootdorp voor open, maar bepaalt, naar eigen zeggen, haar eigen koers. De gemeente Alphen aan den Rijn ziet overigens vooral lokale belangengroepen en minder de centrale belangengroepen, zoals het FNV en het CNV.

5.3.3 Den Haag

De gemeente Den Haag heeft de toestroom van belangengroepen en belanghebbenden naar de

gemeente niet heel erg zien veranderen. Voorheen heeft de gemeente te maken gehad met werkgevers en sociale partners in de stad, deze relaties zijn er nog steeds. Echter heeft de gemeente nu alle belangengroepen vertegenwoordigd in een integrale cliëntenraad voor het sociaal domein, waar alle partijen in zitten. Voorheen had de gemeente Den Haag een cliëntenraad voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat al op de werkgelegenheidsaspecten actief was. In zo’n cliëntenraad kunnen belangengroepen meedenken met de invulling en uitvoering van een te voeren beleid. “Dit is echter niet de enige manier voor belangengroepen om hun belangen te behartigen: Je hebt natuurlijk ook een legio partijen die soms een mooi idee hebben en dan ook een momentje willen bij de wethouder en daarover in gesprek willen. Ja, dus er komen aan de lopende band allerlei initiatieven en dat soort zaken binnen. Sommige initiatieven daar zeggen we van dat is mooi, hier moeten we meer mee en tegen andere initiatieven moeten we zeggen nou leuk idee, maar daar hebben we helaas het geld niet voor. Leuk idee, maar dat kost wel heel veel tijd of kunnen we misschien tot een andere oplossing komen.” (Interview Nijdam).

Tevens geeft de respondent aan dat de gemeente Den Haag haar strategie en beleid jegens belangengroepen niet veranderd heeft. De gemeente had al een beleid en welke zij nu volledig hebben vormgegeven door middel van een integrale cliëntenraad voor het sociaal domein. Daarnaast stelt de heer Nijdam dat zij eigenlijk door toedoen van de decentralisatie niet heel veel partijen aan de deur hebben gehad. De gemeente Den Haag geeft aan dat zij via haar eigen kanalen heeft bekeken, die in paragraaf 5.2.3. zijn besproken, of zij deze misschien handiger zou kunnen inzetten met betrekking tot het sociaal domein (Interview Nijdam). Wel benadrukt de gemeente dat zij goed contact heeft met de belangengroepen, maar dat het onafwendbaar is om aan de landelijke politiek voorbij te gaan. Doordat de gemeente Den Haag ook de landelijke politiek in haar gemeente heeft, wordt toch sneller de media gezocht wanneer blijkt dat een belang voor een groep of individu niet zo wordt ingericht als hij/zij wilt op gemeentelijk niveau. Daar heeft de gemeente, volgens de respondent, als derde stad van Nederland mee te maken. Wanneer het een negatief verhaal betreft zoekt de gemeente dit uit en probeert het op te lossen voor de wethouder in kwestie (Interview Nijdam). Toch probeert de gemeente afstand te nemen van het feit dat de landelijke politiek ook in Den Haag huisvest. Den Haag heeft als gemeente net zoals alle andere gemeenten een verantwoordelijkheid met betrekking tot bijvoorbeeld de Participatiewet. Alles wat daarvoor landelijk geregeld is en is vastgelegd in wetten en regelgeving moet de gemeente Den Haag ook uitvoeren. Echter stelt de gemeente Den Haag wel dat decentralisaties mogelijkheden

54 bieden om daadwerkelijk maatwerk te leveren voor de burger of voor een bepaalde beleidsinvulling te kiezen. (Interview Nijdam).

Als laatste stelt de gemeente Den Haag dat door deze beleidsinvulling het gelijkheids denken van alle 388 gemeenten in Nederland in het geding komt. Dit betekent dat alle 388 gemeenten zelf op een eigen manier invulling mogen geven aan deze decentralisaties in het sociaal domein en dat daardoor er verschillen komen. Hierdoor hebben sommige gemeenten uiteindelijk meer ruimte om banen te creëren of meer mogelijkheden in hun voorzieningen. Dit wil volgens de respondent zeggen dat gemeenten zelf mogen bepalen of ze wel of niet een Wmo voorziening krijgen of dat ze een burger onderbrengen in beschut werk. Hier hebben de gemeenten een zekere beleidsvrijheid. Daardoor kan het voorkomen dat in gemeente X je als burger sneller een Wmo voorziening krijgt dan in gemeente Y. Dit heeft voor een groot gedeelte te maken met het budget. (Interview Nijdam).

De gemeente Den Haag heeft in tegenstelling tot de gemeente Pijnacker-Nootdorp en Alphen aan den Rijn de relatie met belanghebbenden niet echt zien veranderen. Waar de gemeente Pijnacker- Nootdorp en de gemeente Alphen aan den Rijn vooral de toegenomen afspraken constateren, geeft de gemeente Den Haag aan dat het vooral zelf bezig is met de belangenbehartiging naar buiten toe, naar de verschillende ministeriele kanalen. De respondent geeft verder aan dat de diensten Wmo, Jeugdzorg en de Participatiewet een afzonderlijk adviesraad heeft gehad. Na de decentralisatie hebben ze één integrale cliëntenraad gecreëerd (Interview Nijdam).

Waar de gemeente Pijnacker-Nootdorp naar eigen zeggen veel moeite moet doen om zich te laten horen via de centrumgemeente Zoetermeer, via de G32, en waar de gemeente Alphen aan den Rijn net is toegevoegd aan deze G32, heeft de gemeente Den Haag daar minder moeite mee en stelt het een arbeidsmarkregio op om omliggende gemeente te dienen. Zij varen voornamelijk hun eigen koers, waar de gemeente Alphen aan den Rijn en Pijnacker-Nootdorp samenwerkingen zoeken. Wel is het zo dat alle drie de gemeente moeite hebben met de invulling en het proces rondom de decentralisaties. De Rijksoverheid heeft de decentralisaties vanuit een bezuinigingsoogmerk doorgevoerd en daar middelen aan toegewezen. Echter bleken deze middelen niet voldoende, ook niet voor de gemeente Den Haag. Waar de gemeente Den Haag via haar korte politieke lijnen zich direct kan laten horen, hebben de gemeente Alphen aan den Rijn en vooral de gemeente Pijnacker-Nootdorp daar minder ingangen. In dit hoofdstuk zijn de resultaten naar aanleiding van de interviewvragen en documentanalyses verwerkt. De respondenten van de drie gemeenten hebben allerlei inzichten gegeven over hoe de transitie is gegaan, hoe de decentralisatie is vormgegeven, wat deze decentralisaties betekenden voor de relatie met belanghebbenden en hoe de gemeenten zichzelf in de politieke arena hebben geroerd. In het volgende hoofdstuk worden deze resultaten getoetst aan de eerder gestelde hypothesen. Daarnaast zal getracht worden een koppeling te maken met de theorie. De vraag die daarbij leidend is of de theorie van lobby op centraal niveau is toe te passen op decentraal niveau.

55

6 Analyse

Voorafgaand aan dit onderzoek zijn een aantal verwachtingen gecreëerd. In dit hoofdstuk wordt gekeken of deze verwachtingen overeenkomen met de gevonden resultaten. Daarna zal er een koppeling worden gelegd met de theorie. Het doel is te onderzoeken of, en zo ja, hoe lobby en belangenbehartiging plaatsvinden op decentraal niveau. Om zo te kijken of deze gang van zaken met betrekking tot dit onderwerp op gemeentelijk niveau anders is dan op centraal niveau. De tabel hieronder geeft nog kort weer welke gemeenten in onderzocht zijn, wat de leidende variabelen zijn en welke vraag leidend is geweest voor dit onderzoek:

Gemeenten: Den Haag Alphen aan den Rijn Pijnacker-Nootdorp

Variabelen: Lobby en decentralisatie Lobby en decentralisatie Lobby en decentralisatie Hoofdvraag: Leidt decentralisatie

tot een verandering in lobby tactiek/structuur bij de gemeenten?

Leidt decentralisatie tot een verandering in lobby tactiek/structuur bij de gemeenten?

Leidt decentralisatie tot een verandering in lobby tactiek/structuur bij de gemeenten?