• No results found

Alphen aan den Rijn

5.1 De transitie van de decentralisatie in het sociaal domein door gemeenten

5.1.2 Alphen aan den Rijn

Ook de gemeente Alphen aan den Rijn is, net zoals de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vroeg begonnen met de voorbereidingen omtrent de decentralisaties, omdat ze dit in 2012 al probeerde vorm te geven (Interview Krijnberg). De gemeente heeft begin 2013 een denkgroep in het leven geroepen, waaruit klankgroepen werden gemaakt met overlegtafels om zo alle mogelijk opties met alle partijen te door te kunnen nemen en te bespreken (Interview de Jager). Net als de gemeente Pijnacker-Nootdorp zag de gemeente Alphen aan den Rijn haar kansen in de decentralisaties van het sociaal domein. De

achterliggende gedachte van de Participatiewet om één regeling te treffen voor de onderkant van de arbeidsmarkt, kon op goedkeuring rekenen. Echter heeft de uitwerking wel allerlei vragen opgeleverd:

“De rijksoverheid is en blijft de wetgevende macht. Wanneer de Rijksoverheid een bepaald dossier decentraliseert heeft het nog weleens de neiging om de wetten strak te houden. Wil je een gemeente ook echt de beleidsvrijheid geven, dan moet je wel die wetten zodanig ruim opstellen dat je dan ook nog iets kun doen. Bij de Jeugdwet en de Wmo is dat veel meer doorgevoerd in de wetgeving. De Participatiewet beschrijft nog heel veel hoe het moet worden uitgevoerd en dat beperkt je beleidsvrijheid als gemeente” (Interview Krijnberg).

De rolverdeling op papier is duidelijk, maar in de praktijk geeft dit de nodige problemen, zo ook bij de gemeente Alphen aan den Rijn. Neem bijvoorbeeld de decentralisatie in de Wmo. De gemeente wijst

39 liften, rollators en ander soort materialen toe aan mensen die daarvoor in aanmerking komen. Zo heeft wethouder de Jager in het interview een voorbeeld aangehaald over een man die een traplift niet heeft gekregen en daarom de media heeft opzocht. De Telegraaf heeft er een item van gemaakt. Toen voelde Staatssecretaris van Rijn zich toch geroepen om langs te komen bij de gemeente om te praten over de processen en hoe de gemeente de decentralisaties heeft vormgegeven (Interview de Jager).

“Het Rijk vindt het ingewikkeld. Je decentraliseert bepaalde bevoegdheden, maar je bent nog wel wetgever en je hebt ook verantwoording af te leggen aan de kamer of je nou goeie

bewegingen aan het zetten bent. En dat kan je alleen maar controleren om af en toe te toetsen wat er gebeurt, maar je moet eigenlijk niet met de uitvoering met de beleidsvrijheid bemoeien. Je ziet het ook wanneer bepaalde dingen vaker gebeuren dan schiet het rijk in een reflex om aanvullende regels te gaan bepalen. Dat is eigenlijk jammer. Dat is ook iets waar wij altijd voor pleitten. Ja, als je beleidsvrijheid geeft en ons de verantwoordelijkheid geeft. Dan moet je je daar ook aan houden en moet je er ook niet gaan bemoeien. Even plat gezegd” (Interview Krijnberg).

Hetzelfde ervaarde de gemeente Alphen aan den Rijn voor het meten van de beoogde financiële effecten. De gemeente Alphen aan den Rijn rekent bijvoorbeeld in de thuiszorg af op de hulp die is geboden en wat voor effect dat heeft gehad voor desbetreffende burger. Terwijl de Rijksoverheid afrekent vanuit de traditionele modellen en vroeg hoeveel uur de gemeente kwijt was aan het geven van deze thuiszorg. De gemeente heeft niet gekeken naar de thuiszorg per uur, maar hoeveel er zou moeten gebeuren bij een burger en heeft hier vervolgens een ondersteuningsplan voor gemaakt. Van daaruit heeft de gemeente gekeken naar de effecten op de burger. Dit is moeilijk te uiten in bedragen en uren, daar ervaarde de gemeente Alphen aan de Rijn een discrepantie met de Rijksoverheid. Daarom ervaarde Wethouder de Jager dat de Rijksoverheid is achtergebleven bij het tempo van de gemeenten (Interview de Jager).

Net als bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp benadert de gemeente Alphen aan de Rijn de drie decentralisaties gezamenlijk. Er zitten doelstellingen in de Participatiewet, zoals bijvoorbeeld dat iedereen in de samenleving meedoet. Hoe de gemeenten dit willen vormgegeven, daar zit voor de gemeente een zekere beleidsvrijheid in: Wat een gemeente belangrijk vindt, kan de gemeente zelf definiëren (Interview Krijnberg). De Participatiewet gaat over het werk en het daar bijhorende inkomen. Als werk niet mogelijk is dan moeten de gemeenten zoeken naar een andere oplossing. Echter gaan de Wmo en Jeugdzorg ook over participatie. Dat gaat, volgens de gemeente Alphen aan den Rijn, ook over meedoen in de samenleving. Het liefst zelfstandig en dat een burger daar dan gelukkig van wordt. Dat zijn effecten die de gemeente zelf heeft gedefinieerd. Anja Krijnberg gaf het als volgt weer: Werk is een hele belangrijke manier om te participeren, maar als jij op een gegeven moment ouder bent dan 65 ga je op een andere manier participeren en jeugd bereid je juist voor om te participeren. Het gaat dus eigenlijk allemaal om hetzelfde (Interview Krijnberg).

40 Tevens heeft de gemeente Alphen aan den Rijn ‘Tom in de Buurt’ (TOM) in het leven

geroepen. TOM staat voor Talent, Ondersteuning en Meedoen. Dit is ontstaan uit acht partijen uit de regio Alphen aan den Rijn.18 TOM is gericht op talentontwikkeling, meedoen en ontmoetingen

creëren. TOM kijkt naar wat de burgers nog kunnen en waar ze goed in zijn. Dit alles om de zelfredzaamheid van de burgers te bevorderen en de overkoepelende organisatie TOM helpt daarbij (Interview de Jager). Toenmalig minister Plasterk heeft in zijn voortgangsbrief naar de Kamer al gesproken over dit soort initiatieven. In deze brief heeft hij gesteld dat een aantal gemeenten de gemeentelijke organisatie en haar uitvoering heeft aangepast of op innovatieve wijze heeft

georganiseerd om zo een integrale benadering van het sociale domein te bewerkstelligen.19 Ondanks

TOM in de buurt heeft wethouder Han de Jager gesteld dat er een groep mensen bleef bestaan die moeite heeft met deze zelfredzaamheid en dat deze zelfredzaamheid niet vanzelfsprekend is. De gemeente zou wel kunnen proberen om iemand aan een baan te helpen, maar als de persoon in kwestie geen tanden meer heeft en er niet echt netjes uit ziet, maakt dit de zoektocht al lastiger (Interview de Jager).

Wat betreft de haalbaarheid stelt de gemeente Alphen aan den Rijn dat de grondgedachte, een goede gedachte is. Iedereen doet mee in een gemeente, maar op het vlak van de middelen vallen er nog wel slagen te maken. De gemeente stelt dat de Rijksbegroting nu wel op orde is, maar dat het

ambtelijk apparaat en de inwoners van de gemeente ook nog wel aan de nieuwe inrichting moet wennen en in moet worden geholpen. Wethouder Han de Jager stelt dat de transformatie een grote opgave is. De decentralisatie heeft als grondgedachte niet de kwaliteit te verbeteren, maar kosten te drukken. Ze willen wel iedereen mee laten doen en daarom moet er innovatief worden gekeken hoe iedereen kan participeren. Daarom zou de signaleringsfunctie nog beter moeten (Interview de Jager).

Tevens stelt Anja Krijnberg dat de implementatietijd erg kort is geweest. Daarbij zijn de wetten destijds wel vastgesteld, maar een aantal zaken nog niet volledig uitgewerkt, hierdoor wist de gemeente dat er nog van alles zou kunnen veranderen en dat is ook zo gebleken. Daarom is de gemeente nu nog bezig om te komen waar ze willen zijn. Ook is er tussendoor een sociaal akkoord gesloten waar de gemeenten amper over hebben kunnen meepraten. Dit zijn allemaal zaken die de implementatie volgens de gemeente Alphen aan den Rijn niet gemakkelijker hebben gemaakt. (Interview Anja Krijnberg).

De gemeenten Alphen aan den Rijn en Pijnacker-Nootdorp zagen beiden voorafgaand aan de

decentralisaties mogelijkheden en begrepen ook de uitgangspunten van de Rijksoverheid. Echter zien zij dat dit met betrekking tot de Participatiewet vrij beperkt is gebleven door de kaders die de

Rijksoverheid heeft vormgegeven. Alphen aan den Rijn heeft, verschillend van Pijnacker-Nootdorp,

18https://www.sociaalwerknederland.nl/?file=12665&m=1458119282&action=file.download 19https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2014/11/04/kamerbrief-over-voortgang- decentralisaties-in-het-sociaal-domein

41 een overkoepelende organisatie in het leven geroepen om de zelfredzaamheid van de burgers te

bevorderen. Dit is ontstaan als initiatief vanuit de decentralisaties. Ondanks een verschil in de vormgeving van de decentralisaties ervaren beide gemeenten een financiële druk om alle burgers die het nodig hebben te kunnen dienen.