• No results found

Gebeurtenissen, actoren en setting

2.2 De werking van verhalen

Verhalen zoals die worden verteld in (politie)organisaties doen iets voor hun vertellers en hun toehoorders. Ze bewerkstelligen iets. Laten we eens kijken naar de werking die aan verhalen is toegedicht. Om te beginnen leveren verha-len feiten aan. Ze rapporteren over het verleden (Forester 1993). Zo wordt ver-dachten in een verhoor gevraagd hun ‘verhaal’ te doen en doen politiemensen hun best om de waarheid van een zaak te achterhalen met behulp van die ver-halen. Daarmee zijn verhalen natuurlijk niet noodzakelijkerwijs waar. Maar de vraag of verhalen precies gelijk vallen met de waarheid is vaak helemaal niet iets waar vertellers en toehoorders zich druk over maken. In de praktijk zijn men-sen vaak niet zozeer bezig met de accuratesse van verhalen, zolang ze maar aan-nemelijk (vgl. Wagenaar 1997) of levensecht (Bruner 1991) zijn in de manier waarop ze de ervaringen van de betrokkenen vertolken. Verhalen doen immers veel meer dan de feiten op een rijtje zetten. Verhalen helpen namelijk ook om orde aan te brengen in wat anders een brij aan ervaringen en indrukken is. Zoals Weick het verwoordde: ‘When people punctuate their own living into stories, they impose a formal coherence on what otherwise is a flowing soup’ (Weick 1995: 128). En Schön (1993: 146) stelde: ‘[E]ach story conveys a very different view of reality and represents a special way of seeing. From a situation

Verhalen en vertellen

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 18 Niet de vraag ‘wat gebeurde er daarna?’ wordt beantwoord, maar de vraag ‘waarom gebeurde het?’

19 In klassieke verhalen worden gebeurtenissen in de loop van het verhaal steeds als onvermijdelijk gepresenteerd. Naast ver-binding tussen gebeurtenissen kunnen er verver-bindingen tussen setting aan de ene kant en gebeurtenissen of handelingen aan de andere kant worden gelegd (Burke 1989).

that is vague, ambiguous, and indeterminate (or rich and complex, depending on one’s frame of mind), each story selects and names different features and relations which become the “things” of the story – what the story is about.’ Verhalen brengen orde aan door middel van selectie van verhaalelementen uit dat wat mensen meemaken en de verbinding van die elementen tot een plot.

Verhalen ordenen niet alleen, maar geven ook betekenis aan de situaties waarmee mensen worden geconfronteerd (Riessman 1993: 4). Daarnaast (en mogelijk daardoor) geven verhalen vertellers en toehoorders grip op (doordat ze een situatie begrijpen) en inzicht in dingen die gebeuren en die niet per definitie ordelijk met elkaar verbonden zijn (Wagenaar 1997). Soms doen ze dat expliciet in de vorm van een verklaring van waarom dingen zo gegaan zijn als ze gegaan zijn, soms impliciet door een bepaald verband tussen verhaalele-menten te suggereren (Gabriel 2000; Stone 2002).20Dat de politieman in de school de verdachte bijna neerschoot wordt door de verteller verklaard doordat hij aangeeft dat hij onervaren was (eerste nachtdienst), de setting onoverzichte-lijk was, hij zijn mentor volgde in het trekken van zijn vuurwapen (in plaats van dat hij daar zelf voor koos) en door de spanning en het schrikken. Opgemerkt moet worden dat het aanbrengen van een plot een retrospectieve handeling is (Weick 1995). Er wordt in een verhaal met behulp van kennis van het einde geredeneerd. Er wordt dus ook naar het einde toe geredeneerd.

Ook geven verhalen vorm aan de identiteit van degenen over wie verteld wordt. We begrijpen onszelf pas en weten wat we moeten doen, als we onszelf plaatsen in een verhaal, zei MacIntyre (1985). In het verhaal en door het vertel-len van een verhaal kunnen de mensen die toehoren en de mensen over wie verteld wordt, worden verbonden. Verhalen en vertellen werken bij de politie als ‘sociale lijm’ (Fletcher 1999; Van der Torre & Stol 2000; Van Hoorn 2010).21

Verhalen laten de toehoorder meekijken in het leven van de actoren. Bij het

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 20 Bruner (1991) maakt hier de kanttekening bij dat verhalen niet verklaren in strikte, wetenschappelijke zin. Ze geven redenen

waarom dingen zijn gebeurd.

21 Van der Torre en Stol (2000: 1) stelden het volgende over verhalen: ‘Politiemensen vertellen elkaar op de werkvloer allerhande verhalen over gebeurtenissen uit hun werk. Dit heeft uiteraard een sociale functie. Het versterkt de onderlinge band en het is aan-genaam en beroepsgericht tijdverdrijf. Het vertellen van verhalen speelt tevens een belangrijke rol bij de intercollegiale sturing.’ Die intercollegiale sturing valt onder de onderwijzende functie verderop. Het onderzoek dat Van der Torre en Stol (2000) deden richtte zich echter niet op het vertellen van verhalen. Zij verzamelden en analyseerden verhalen over ontmoetingen tussen poli-tiemensen en Marokkaanse jongeren. Verhalen werden als cases gepresenteerd waaruit dilemma’s en oplossingen in de praktijk gedestilleerd kunnen worden. Van der Torre (2011b) vertelde onlangs ook een aantal cases na in verhaalvorm.

horen van het verhaal over de politieman in de school is de toehoorder in staat om zich in te beelden hoe politiewerk is. Van Hoorn (2010), die het belang van verhalen benadrukt in zijn boek Sturen op vertrouwen, stelt dat verhalen bij de poli-tie een kleurrijker en intensiever beeld van de werkelijkheid opleveren dan cij-fers en (dag)rapporten. Ze stellen politiemensen in staat om te praten over hoe ze hun werk ervaren en wat er mooi en minder mooi is aan het werk. In het verlengde hiervan kunnen toehoorders alle mogelijke emoties ervaren op het moment dat ze het verhaal aanhoren (Gabriel 2000; Tesselaar & Scheringa 2008). Verhalen kunnen vermaken en ze kunnen bedroeven. Ze kunnen empa-thie, sympathie of antipathie voor actoren opwekken. Hetzelfde geldt overigens voor de verteller, die regelmatig een verhaal juist vertelt omdat het een sterke emotie bij hem of haar teweegbracht. Het verhaal van de politieman in de school is een verhaal over een belevenis die de verteller als spannend heeft ervaren. Fletcher (1999) wees ook op de rol van verhalen in het verwerken van traumatische gebeurtenissen in het politiewerk.

Verhalen zijn niet enkel en alleen in staat om een bepaald perspectief op de werkelijkheid weer te geven. Ze worden juist vaak ingezet om een bepaald per-spectief op die werkelijkheid aan de man te brengen, om mensen ergens van te overtuigen. Vertellers kunnen door middel van verhalen ook aangeven wat van waarde is en wat niet, wie ertoe doen en wie niet, wat goed is en wat slecht (Forester 1993). Door middel van verhalen kunnen schuld en lof worden toe-gewezen (Gabriel 2000). In verhalende vorm leggen mensen verantwoording af voor hun daden (Van Hulst 2008a: hoofdstuk 7). Verhalen zijn, met andere woorden, moreel geladen (Wagenaar 1997). Om dit te bewerkstelligen, ver-bloemen en verdraaien sommige vertellers (zoals verdachten in een rechtszaak) de werkelijkheid zoals zij die kennen opzettelijk. Daarnaast levert de verteller vaak commentaar op wat er in het verhaal is gebeurd (Labov 1972; Polanyi 1985: 187; Riessman 1993: 3). Het commentaar kan de vorm krijgen van een algemene boodschap of les en is vaak moreel van aard. Neem bijvoorbeeld de boodschap die een brigadier meegeeft aan het einde van een verhaal dat hij Punch vertelde: ‘En zo zie je maar hoe belangrijk, ongelofelijk belangrijk het is met wie je in het begin de straat op gaat’ (Punch 1983: 95).

Ten slotte is wat een verhaal doet met een beschreven situatie niet zonder gevolg voor de manier waarop er met die situaties wordt omgegaan (Bruner 1990). In de praktijk helpen verhalen vaak in het verkennen, een mening vor-men over en ten slotte het oplossen van problevor-men (Wagenaar 1997; Forester 1993). Problemen bieden zich niet aan in kant-en-klare pakketjes. Ze moeten worden omschreven en dat gebeurt in de praktijk vaak met behulp van een of

meerdere verhalen. Zo komen problemen vaak ook aan het licht. Iemand heeft iets meegemaakt wat hem heeft verbaasd, verontrust of geschokt, en vertelt daarover. Het vertellen van een verhaal over een bepaalde problematische situ-atie nodigt uit tot gezamenlijke reflectie erop (Wagenaar 1997; Forester 1993). Verhalen zelf kunnen zo als waarschuwing en aanbeveling dienen. Ze kunnen toehoorders vervolgens ook onderwijzen over de gevaren en kansen van een bepaald type situaties. Vaak zijn nieuwkomers in een bepaald beroep of kinde-ren de toehoorders van zulke narratieve lessen. Van Maanen (1973) en Fletcher (1999) wezen al op deze rol van politieverhalen. Robinson ging nog een stap verder: ‘Noteworthy experiences will often become the empirical basis for rules of the thumb, proverbs, and other guides to conduct. Thus, telling stories about remarkable experiences is one of the ways in which people try to make the unexpected expectable, hence manageable’ (Robinson 1981: 60; vgl. Weick 1995). Opvallende concrete ervaringen worden omgezet in algemene vuistre-gels die op hun beurt weer dienen om grip te krijgen op het onverwachte. Van der Torre en Stol (2001) deden in deze lijn een observatie over het vormen van scenario’s. Als politiemensen op een melding afgaan vormen ze zich een beeld van de situatie en van wat er kan gaan gebeuren. Hierbij maken ze gebruik van mededelingen van de meldkamer, hun parate kennis van de wijk en hun werk-geheugen (ervaringen met min of meer vergelijkbare situaties) (zie ook Van der Torre 2011a: 63). Politieverhalen zijn input voor zulke scenario’s.

In tabel 2.1 staan de mogelijke werkingen van verhalen op een rij. De ver-schillende dingen die verhalen doen, lopen uiteen maar sluiten elkaar in prin-cipe niet uit. Ze overlappen elkaar vaak (Riessman 2008: 10). Het verhaal van de politieman in de school is bijvoorbeeld ook zo’n verhaal dat zowel ver-maakt als de identiteit van de verteller neerzet (misschien een broekie, maar wel een dat doorzet op het moment dat het spannend wordt). De politieke en morele werking die van verhalen uitgaat loopt vaak parallel aan het verkennen en oplossen van problemen. Als je immers op een bepaalde manier naar de wereld gaat kijken, dan gaat een bepaalde manier van handelen ook meer voor de hand liggen. Soms ligt dat aan zoiets eenvoudigs als de benaming van acto-ren in een verhaal. Van ‘hangjongeacto-ren’ wordt bijvoorbeeld al niet veel goeds verwacht, dus een verhaal waarin jongeren onder de categorie ‘hangjongeren’ een rol krijgen, geeft hen ook meteen een bepaalde problematische plek (let-terlijk en figuurlijk).

Verhalen die in de praktijk verteld worden bevatten vaak feiten, maar de feite-lijkheid is niet wat een beschrijving tot een verhaal maakt. Daarvoor zijn verhaal-elementen nodig, op zijn minst een beschrijving van een gebeurtenis. Vervolgens

is het van belang om te begrijpen dat het werk dat verhalen doen bijdraagt aan de omgang met de werkelijkheid, ook al is het voor toehoorders vaak duidelijk dat er geen absolute een-op-een relatie is tussen het verhaal en de werkelijkheid. Desalniettemin zijn er genoeg gevallen waarin er wordt vastgehouden aan een bepaald verhaal tegen ‘beter weten’ in (Wagenaar 1997: 17). Dat alles wil overi-gens niet zeggen dat iedereen op elk moment dezelfde interpretatie geeft en dat een verhaal hetzelfde werk doet voor iedereen op elk verschillend moment. Tegelijkertijd is het van belang om in gedachte te houden dat verhalen niet per se veel hoeven te bewerkstelligen om als verhaal te gelden. Verhalen kunnen het een en ander bewerkstelligen. Of ze dat ook doen is een empirische vraag. Daarnaast zijn er uiteraard ook andere manieren waarop sociale, morele, politieke en onderwijzende handelingen tot stand komen. Verhalen doen immers het een en ander, maar daarmee zijn ze niet meer dan een aspect, en in sommige contexten maar een zeer beperkt aspect, van het dagelijks leven.