• No results found

Gebeurtenissen, actoren en setting

2.3 Het vertellen

Een verhaal staat niet op zichzelf. Het wordt verteld.22Het vertellen van verha-len kan weer zeer basaal worden opgevat als ‘iemand die een ander vertelt dat er iets is gebeurd’ (Herrstein Smith 1981). Daarbij moet wel worden opgemerkt

Verhalen en vertellen

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 22 Dit is een klassiek onderscheid, vgl. Mishler 1995. Een verhaal kan ook worden gelezen, maar in dit onderzoek focussen we op

verhalen die verteld worden.

Tabel 2.1: De mogelijke werking van een verhaal

Werkingen van verhalen

1. rapporteren 2. ordenen ervaringen

3. betekenis geven aan gebeurtenissen 4. identiteit verlenen aan mensen 5. inzicht in handelingsverloop 6. toegang tot een bepaalde wereld 7. emoties oproepen

8. waarderen/moraliserend 9. onderwijzen

dat het vertellen niet altijd een monoloog inhoudt. Je kunt je beter een conti-nuüm voorstellen met op het ene uiterste een monoloog waarbij de verteller zich niets aantrekt van de toehoorders, en op het andere uiterste een verhaal dat wordt verteld door meerdere vertellers samen (Ochs & Capps 2001). Bij die laatste vorm, een coproductie van verhalen, valt het onderscheid tussen verteller en toehoorders weg.

Vertellen is een praktijk met een eigen werking en dynamiek op zich en het is een praktijk die vaak over het hoofd wordt gezien in de empirische studie van politiewerk. Vertellen maakt vaak onderdeel uit van een bepaalde meer omvat-tende praktijk en is aan andere praktijken verbonden (zie ook Van Hulst 2012). Vertellen moet worden gezien als een onderdeel van alledaagse en werkgerela-teerde gesprekken die politiemensen met elkaar voeren. Om dit te begrijpen moeten we kennisnemen van de plaats die verhalen kunnen innemen in een dergelijke context en de manier waarop die plaats kan worden ingenomen. De praktijken waar het vertellen van een verhaal onderdeel van uitmaakt, beïnvloe-den de vorm en inhoud die het vertellen en het verhaal krijgen. Een verhaal kan bijvoorbeeld worden verteld tijdens een vergadering. Als er een voorzitter is, zal die naar alle waarschijnlijkheid zijn of haar best doen om de tijd die het vertel-len van het verhaal vergt te beperken. Ook de verteller weet dat de vergadering weer door moet en het verhaal is vaak ondergeschikt aan zoiets als vergaderen. Competente vertellers passen hun verhaal dan ook aan de gelegenheid aan (Polanyi 1985: 200). Van Dijk (1975) neemt als voorbeeld het vertellen over een overval. Een vertelling van iemand die een overval heeft gezien, zal op het politiebureau duidelijk anders zijn dan een vertelling van diezelfde persoon aan zijn vrienden.

Selectie

Een vraag die de empirische studie van vertellen oproept en die voorafgaat aan de vraag naar de vorm en inhoud van vertellen in een bepaalde context, is wanneer er überhaupt een verhaal wordt verteld. Aangezien sprekers tijdens het vertellen van een verhaal redelijk lang aan het woord zijn, moeten zij de toehoorders belonen met iets wat de moeite van het luisteren waard is (Labov 1972; Polanyi 1979). Zoals gezegd wordt een verhaal vaak verteld binnen de context van een gesprek dat meer omvat dan het vertelde verhaal. Een verhaal moet dan ook passen binnen het gesprek dat gaande is (Polanyi 1985). Het verhaal kan een goed gekozen voorbeeld vormen van het onderwerp waar

mensen over praten.23De verteller kan alvorens hij aan het daadwerkelijke ver-haal begint, aangeven waarom de toehoorder zou moeten luisteren. Dat wordt vaak gedaan door het verhaal in één zin samen te vatten. Als iemand zegt ‘ik zag net hoe een man op straat werd vermoord,’ zal niemand daarop reageren met ‘lekker belangrijk!’ (Labov 1972: 370). Het verhaal van de politieman in de school is daar ook een mooi voorbeeld van. Het begon als volgt: ‘Op mijn allereerste nachtdienst schoot ik bijna iemand dood.’ De afloop van het verhaal is hiermee al aangegeven, maar de verteller offert dit kennelijk graag op om de verteller bij zijn verhaal te betrekken. Let ook op het feit dat er aandacht wordt gevraagd voor een specifiek geval in een specifieke setting. ‘Er is eens iemand doodgeschoten,’ is niet een openingszin die de aandacht zal opeisen (Polanyi 1985: 196).

Volgens Labov (1972: 370-371) en anderen (Van Dijk 1975; Bruner 1990: 49-50; 1991: 11-12) zal de verteller claimen dat wat er gebeurt in zijn verhaal vreemd, ongebruikelijk of ongewoon is. Verhalen gaan niet over het alledaagse, maar over dat wat afwijkt van wat we verwachten. Robinson (1981: 60) relati-veert deze gedachtegang. Hoewel ongebruikelijke ervaringen voor de hand lig-gende onderwerpen van verhalen zijn, bevatten alledaagse gesprekken veel meer verhalen. Wat voor de een het vertellen en aanhoren niet waard is, is dat voor de ander namelijk wel. Mensen die weinig verstand hebben van een bepaalde alledaagse situatie, maar hier wel in geïnteresseerd zijn, zullen hier graag verhalen over aanhoren. Denk maar weer aan onervaren politiemensen (Van Maanen 1973). Daarnaast delen mensen die een intieme relatie hebben, zoals echtgenoten, ook verhalen over het alledaagse met elkaar (Robinson 1981). Aan te nemen valt wel dat mensen die altijd maar verhalen vertellen die anderen niet de moeite waard vinden, uiteindelijk als saai, praatgraag of weinig sociaal vaardig worden ervaren (Polanyi 1985: 211). Dat neemt overigens weer niet weg dat deze mensen verhalen vertellen.

De verteller neemt de toehoorders mee de wereld van het verhaal in (Polan-yi 1985). Hij introduceert meestal de setting en de actoren om vervolgens de loop der gebeurtenissen te verwoorden. Hoewel vertellen voor de verteller zelf wellicht een poging is om de werkelijkheid te beschrijven zoals ze is, zal die poging uiteindelijk altijd mislukken. Mensen kunnen elkaar niet alles vertellen wat ze meemaken. Het is onmogelijk om alles aan setting en gebeurtenissen

Verhalen en vertellen

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 23 Als het verhaal niet in het lopende gesprek past, dan verontschuldigt de verteller zich hier in het algemeen voor (Polanyi 1985:

weer te geven, laat staan de actoren te beschrijven met al hun kenmerken en de achtergrond die zij met zich meenemen. Verhalenvertellers moeten een keuze maken in de elementen die ze wel meenemen en de elementen die ze niet mee-nemen in hun verhaal. Verhalen zijn immers (re)constructies. Ze bestaan uit

selecties van gebeurtenissen, setting en actoren, opgenomen in en verbonden tot

een bepaald geheel dat het verhaal vormt. Dat geldt ook voor verhalen die men-sen van anderen hebben gehoord. Daar maken ze vaak ook weer een selectie uit. Die selecties kunnen een gevolg zijn van bewuste keuzes, maar ook van de wer-king van het geheugen.

Binnen een verhaal vertellen mensen over het algemeen wat ze de moeite waard vinden of waarvan ze denken dat anderen het de moeite waard vinden (Forester 1993; Robinson 1981). De aandacht van de toehoorder moet immers worden vastgehouden. Forster (1923) stelde dat de kwaliteit van een verhaal afhangt van de mate waarin het de toehoorder zich laat afvragen: ‘En toen?’ In feite moet de toehoorder van het begin naar het einde worden geleid, zonder al te veel afleiding. Zodra de toehoorder de weg kwijt is in het verhaal, bestaat ook het risico dat de aandacht verslapt. Het kan overigens zijn dat de verteller speelt met de volgorde van de gebeurtenissen waarover hij vertelt om het verhaal spannend te houden of de aandacht te vragen. Aan zaken die hij bekend veron-derstelt refereert hij terloops (bijvoorbeeld aangevuld met ‘je weet wel hoe dat gaat’) of hij laat ze zelfs weg. Het gaat de verteller er vaak om te vertellen wat nodig is om de plot over te kunnen brengen aan de toehoorder. Uitweidingen kunnen de toehoorder helpen een situatie en betrokkenen beter te begrijpen, maar staan uiteindelijk (bij competente vertellers die hun publiek niet kwijtra-ken) meestal ten dienste van het verhaal als geheel. Tegelijkertijd zorgt de selec-tie van bepaalde zaken en het weglaten van andere zaken ervoor dat een bepaal-de manier van kijken naar wat er gebeurd is, wordt benadrukt. In het verhaal van de politieman in de school noemt de verteller niet alle mensen op die in dienst waren op de avond dat het voorval plaatsvond. Ook gaat hij niet uitge-breid de school beschrijven. Dat is niet nodig om een verhaal te vertellen en leidt af van waar het om gaat: de spanning van de jacht. Details worden dus al dan niet opgenomen in de vertelling afhankelijk van de rol die ze spelen.24De verteller van de politieman in de school benadrukt de spanning van de situatie door te vertellen hij zijn pistool laadde en dat je niet kon zien of er iemand in het toilet zat als je de deur opendeed. Misschien hebben de verteller en zijn –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 24 Dat wil overigens niet zeggen dat vertellers niet af en toe uitgebreid ingaan op details en bijzaken.

mentor eerst een tijdje buiten gestaan zonder dat er iets gebeurde. Zulke dingen heeft de verteller echter niet opgenomen in zijn verhaal.25

Het feit dat een verhaal vaak onderdeel is van een gesprek, brengt met zich mee dat de verteller zijn verhaal aanpast aan het gesprek waarin het een rol krijgt (Polanyi 1985). De versie van het verhaal die ontstaat is die versie die past in het lopende gesprek. Het verhaal moet volgens Polanyi (1985: 189) daarom dus ook een boodschap bevatten die relevant is voor het gespreksthema. Deze boodschap moet het specifieke verhaal dan dus ook overstijgen. Waarom zou-den toehoorders immers het hele verhaal hebben aangehoord als er niet een boodschap in zit (Polanyi 1979: 209)? Gedurende het vertellen van een verhaal maakt de verteller vaak evaluatieve opmerkingen die het belang van het verhaal benadrukken (Labov 1972), zoals ‘let op, nu komt het grappige deel’ (Polanyi 1979: 209). Daarbij moet worden opgemerkt dat het de verteller niet zozeer om de gebeurtenissen hoeft te gaan als wel om de situatie waarin mensen ver-zeild zijn geraakt (Polanyi 1985: 197-8). Tegelijkertijd kan er een onderhande-ling ontstaan over het verhaal nadat de verteller uitgesproken is of terwijl hij nog bezig is met vertellen. De toehoorders kunnen de verteller bevragen en hun eigen evaluaties geven en boodschappen verbinden aan het verhaal. De bood-schap die aan een verhaal verbonden wordt, staat dus niet van tevoren vast (Polanyi 1979). Mogelijk ook vertellen toehoorders een verhaal dat aansluit op het vertelde verhaal en de boodschap daarmee bevestigt of aanvult (Sacks 1992), of er juist van afwijkt en daarmee de boodschap die de eerste verteller had, relativeert of ondermijnt.

Wat een verhaal teweeg kan brengen, is echter voor een groot deel afhanke-lijk van de specifieke context waarin het wordt verteld. Hetzelfde verhaal is in de ene context een verhaal van het slagveld en in de andere een diagnosticerend verhaal (Orr 1996). Het vertellen heeft al met al een sociale of politieke wer-king voor de groep die de toehoorders en de verteller samen vormen. Het ver-maak of verdriet dat het verhaal geeft, kan gedeeld verver-maak of verdriet worden voor de groep. De feiten en het perspectief die naar voren worden gebracht, kunnen ook betwist worden en mensen mobiliseren. Zo kan een verhaal collec-tieve processen op gang brengen.

Verhalen en vertellen

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 25 Een ander element is dat Punch wellicht een selectie heeft gemaakt van wat hem verteld is.

Perspectief

Vertellingen verwoorden wat er gebeurd is dus altijd op een bepaalde manier.26

Een verhaal bevat daarmee altijd het gezichtspunt van de verteller. De specifieke ervaringen, waarden, aannames, emoties, kennis, achtergrond, opleiding, rol, voorkeuren, taalgebruik en doelen kunnen allemaal terugkomen in het vertelde verhaal. Een bepaalde manier om te kijken naar iets dat is gebeurd krijgt van de verteller de nadruk. Het is niet zo dat de verteller inzicht heeft in alles wat het verhaal over hemzelf vertelt, maar we kunnen verwachten dat de verteller ook iets wil bereiken met het vertellen van het verhaal en daarom redelijk bewust bepaalde keuzes maakt.

Dit alles leidt tot de eenvoudige constatering dat andere verhalen mogelijk waren geweest. Het verhaal van de politieman in de school, zoals dat verteld zou worden door zijn mentor, krijgt misschien de vorm van een komedie waar-in de jonge agent te kijk wordt gezet. Verschillende mensen die vertellen over dezelfde gebeurtenis vertellen verschillende verhalen, omdat ze vertellen vanuit verschillende rollen en met behulp van een specifieke persoonlijke, sociale en culturele achtergrond. Dit wordt goed duidelijk in het boek met persoonlijke verhalen over de gifgasaanslag in de metro van Tokio in 1995 (Murakami 2001). De schrijver Murakami interviewde vele slachtoffers van de aanslag, die in verschillende wagons van bepaalde metro’s en in verschillende metro’s hadden gezeten. Elk belicht de aanslag vanuit zijn of haar beleving en vanuit –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 26 Om hun verhaal en boodschap over te brengen zonder de aandacht te verliezen kunnen vertellers ten slotte ook gebruikmaken van allerlei communicatiemiddelen: bijvoorbeeld door te variëren in spreeksnelheid, toonhoogte, volume en door het gebruik van retorische trucs en stijlfiguren (Polanyi 1979; 1985). Daarnaast kunnen ze hun lichaam gebruiken om handelingen, gebeur-tenissen en emoties uit te beelden en actoren te imiteren, of punten te benadrukken. In dit onderzoek zal de nadruk niet liggen op de technische analyse van al deze aspecten van het verhalen vertellen. Sommige vertellers zijn uiteindelijk in staat om het alledaagse interessant te maken, waar andere zelfs in het overbrengen van de meest spannende belevenissen de aandacht nauwelijks weten vast te houden. Desalniettemin hebben de meeste volwassenen een goed gevoel voor vertelbaarheid en vertellen. Zij weten in welke context, op welke manier en aan wie ze al dan niet vertellen over een bepaalde set gebeurtenis-sen. Dit wordt bevestigd door de vergelijking met kinderen. Die hebben dat gevoel nog niet helemaal ontwikkeld. Zo vertelt mijn oudste dochter vandaag (13 mei 2012) aan iemand op straat die we tegenkomen en die ze nauwelijks kent, uit het niets (niet ingeleid, niet ergens op voortbordurend) dat haar moeders fiets is gestolen (zij voegt daar onder andere ook nog aan toe dat ze het slot op het internet had gezien met haar moeder). De gebeurtenissen waar mijn dochter over vertelt, zijn op zich het vertellen waard, maar volwassenen vertellen er over het algemeen niet zomaar tegen een vreemde over. Gelukkig vergeven we kinderen deze sociale onhandigheid en hebben ze veel tijd om zich het vertellen meester te maken.

een andere fysieke locatie. Wat van een afstand kan worden waargenomen als eenduidige realiteit blijkt telkens een palet aan verschillende verhalen op te leveren. Een zeer interessant voorbeeld uit de politieliteratuur is Spoedassistentie

Hoek van Holland (Van Iersel 2010), dat door Politie Rotterdam-Rijnmond is

uit-gegeven. Hierin staan de persoonlijke verhalen van agenten die te maken heb-ben gehad met de strandrellen op 22 augustus 2009. De verhalen zijn naast gedetailleerde ooggetuigenverslagen ook impressies van de manier waarop de politiemensen die erbij betrokken waren het hebben ervaren en hoe ze erop terugkijken. Wat bijzonder aan de verhalen is, is dat er naast de trots op collega’s en verontwaardiging over de relschoppers te lezen valt hoe bang en onzeker veel van de betrokkenen zich hebben gevoeld. Ook de impact van dergelijke gebeurtenissen op de levens van politiemensen wordt duidelijk uit het boek. De verhalen doen daarom ook geloofwaardig aan. Sommigen geven ook aan dat het vertellen van het verhaal helpt om met de ervaringen om te gaan. Net als Murakami’s boek illustreert Van Iersels boek hoe dezelfde gebeurtenis door verschillende mensen verschillend kan worden ervaren en naverteld. De politie-mensen die zich tijdens de rellen hebben teruggetrokken in de duinen uit angst voor een woedende groep presenteren het met name als een horrorverhaal, ter-wijl de politiemensen te paard die de groep uiteindelijk het strand op hebben gejaagd het eerder als een heldenverhaal presenteren.27

Eenzelfde mechanisme dat zorgt voor verschillende vertellingen, zorgt ook voor verschillende interpretaties van dezelfde vertelling. Toehoorders horen tot op een bepaalde hoogte allemaal een verschillend verhaal, als gevolg van hun eigen ervaringen, waarden, aannames, emoties, kennis, achtergrond, opleiding, rol, voorkeuren, taalgebruik en doelen. Het bovenstaande verhaal over de poli-tieagent in de school werd naar alle waarschijnlijkheid anders geïnterpreteerd in de jaren zeventig dan nu, anders in Japan dan in Nederland, anders door een ervaren politiemens dan door een willekeurige burger en ga zo maar door. Wil dit dan zeggen dat er over elke gebeurtenis evenveel verhalen bestaan als er potentiële vertellers bij betrokken zijn geweest en dat al die verhalen weer even-zoveel interpretaties opleveren? In zekere zin wel, maar tegelijkertijd zullen veel verhalen op elkaar lijken omdat er een behoorlijke overlap is in de ervaringen, waarden, aannames, emoties, kennis, achtergrond, opleiding, rol, voorkeuren, taalgebruik en doelen van mensen die elkaar verhalen vertellen en naar elkaars verhalen luisteren. Wat we daarom kunnen verwachten, zijn zowel verschillen

Verhalen en vertellen

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 27 Ik was zelf overigens getuige van een van die vertellingen (zie hoofdstuk 4 voor meer hierover).

als overeenkomsten in de interpretatie van verhalen. Hierbij moet overigens worden opgemerkt dat toehoorders in hun opvoeding leren om verhalen te maken en te interpreteren. Ze zijn daardoor ook in staat om zelf verbanden te leggen die in verhalen niet per se expliciet worden gemaakt, zoals in de simpele opsomming van twee gebeurtenissen (Chatman 1978: 46) als dat de koning dood ging en toen de koningin. Er zullen maar weinig toehoorders hun schou-ders ophalen bij de mededeling: ‘Op mijn allereerste nachtdienst schoot ik bij-na iemand dood.’ Iemand doodschieten, zo weten wij allen, doe je immers niet dagelijks en het kan grote gevolgen hebben. Tegelijkertijd kunnen toehoorders bedenken dat deze ervaring voor politiemensen gebruikelijker is dan voor de gemiddelde burger.