• No results found

‘Een vrouw belt de politie: “Ja, er is hier gewoon keihard muziek aan en ik word er helemaal gek van.” Volgens mij was muziek in eerste instantie de melding. Dus onze collega B en ik weet niet meer wie er bij ’m was, die gaan daarheen en op dat moment horen ze niks. Dus die vrouw zegt: “Ja, wedden dat het zo weer begint.” Dus B zegt: “Prima, dan gaan we even bij u op de bank zitten en dan gaan we een kopje koffie van u krij-gen en dan wachten wij gewoon even tot het weer begint.” En ja hoor, een paar minuten later begint het verschríkkelijke slaan met de deuren. En dat ging maar door en dat hield maar niet op, dus... [lacht]

uiteinde-lijk heeft B alle tussendeuren eruit gehaald en meegenomen. Dan kan ze niet meer met de deuren slaan... [lacht] Ik moet er weer om lachen. Dat vind ik ook wel humor.’

V: ‘Maar, dat kan niet? Ja, ik weet dat niet.’

A: ‘Nee, je kan niet zomaar deuren in beslag nemen. Dus zou je het officieel kunnen doen? Als ik dan als HOVJ [hulpofficier van justitie] daarover na ga denken... Ik denk het niet. Nee, zou ik uit moeten zoeken maar m’n eerste gevoel zegt... en meestal is dat wel goed, ga ik ook vaak op af... m’n eerste gevoel is: Nee, kan niet... Neem dan zo’n vrouw mee. Geef dan een bekeuring. Maar ja, weet je, hij dacht: “Als ik geluidsappa-ratuur in beslag mag nemen, dan mag ik ook vast deuren in beslag nemen.” Ik heb ook wel eens een telefoon in beslag genomen van iemand die maar 112 bleef bellen. En toen zijn we erheen gegaan en ter-wijl we er waren ging ze nog een keer bellen. Stiekem in de slaapkamer. Echt helemaal van ’t pad. En met de meest wílde verhalen. In eerste instantie schrik je je natuurlijk dood als zo’n melding komt als centralist. En uiteindelijk was ze gewoon echt een beetje gek. Dus toen heb ik gezegd: “Als u nu niet ophoudt, neem ik de telefoon mee.” “Nee!” zei ze. Dus toen hadden we eerst twee telefoons meegenomen, één in de woon-kamer, één in de slaapkamer. Maar ze had er nog één verstopt dus we moesten weer terug om de derde op te halen [lacht].’

V: ‘Oké [lacht]. Maar dat kon wel, die telefoons meenemen?’ A: ‘Ja, blijkbaar wel. Dus zou je dan ook niet een deur mee kunnen nemen?’

V: ‘Geluidsapparatuur kan ook.’

A: ‘Ja. Dus mag je dan tussendeuren meenemen?’ V: ‘Maar tussendeuren?’

A: ‘Je neemt gewoon stukken van het huis mee, dat is dan m’n gevoel. Maar ja, aan de andere kant: het houdt wel op.’

V: ‘Ja, het huis blijft staan als de deuren weggaan.’

A: ‘Als ik HOVJ was geweest in dat geval... dan had ik heel hard gela-chen, want ik vond het echt gewoon een mooie actie, en daarna had ik denk ik effe in m’n boekjes gaan zoeken van: goh, wat is het nou? En ik denk dat ik dan gewoon had gezegd: “We doen een gevalletje praktisch politieoptreden en morgen gaan ze weer terug.”’

We komen hier weer terug bij de noodzaak om te handelen in de situatie. Dit verhaal is een verhaal dat de lezer niet vaak op deze manier zal zijn

men, omdat het een uitzonderlijke oplossing is voor een bepaald probleem. Het stukje gesprek na de vertelling van het verhaal laat zien dat het nog geen uitge-maakte zaak is of er volgens het boekje gehandeld is. Het is zelfs de vraag of het in het boekje staat. Zelf heeft de inspecteur wel eens een soortgelijke oplossing toegepast. Die had de inspecteur weer onthouden met dank aan een eerder doorgegeven verhaal. Maar wat je als politiemens kunt meenemen uit dit ver-haal is niet zozeer dat dit de specifieke oplossing is voor dit specifieke pro-bleem, maar dat er oplossingen zijn die je niet van tevoren had kunnen beden-ken en die niet allemaal in een boekje op te schrijven zijn.134Net als het pepperen in de auto. Iemand zou hier misschien tegen in kunnen brengen dat situaties op een aantal punten hetzelfde zijn en op bepaalde punten dus kunnen worden gestandaardiseerd en dat er dus ook standaardoplossingen aan te kop-pelen zijn. Mogelijke combinaties van factoren zijn immers tot op zekere hoog-te beperkt, nietwaar? Dat is ook zeker waar, maar toch is het ook zo dat de ver-schillende elementen van een situatie die politiemensen waarnemen op hun aard en ernst moeten worden ingeschat en dat politiemensen vervolgens een koppeling moeten maken met een bepaalde oplossing. Over het algemeen vergt dat niet veel van het improvisatievermogen van politiemensen, maar een goed gevoel voor complexe situaties (met dreigend of escalerend geweld bijvoor-beeld) is wel degelijk nodig om te komen tot oplossingen waar (alle) betrok-ken partijen in een situatie mee gediend zijn.

–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 134 Een ander voorbeeld van een soepele oplossing is de volgende (hoofdagent, interview 17): ‘Laatst nog, een oude man, die

blijkt ook nog vroeger politieagent geweest te zijn maar die heeft Alzheimer en die zit in ’t centrum en die wil niet terug naar z’n bejaardentehuis. Nou, dus ik en B gaan die kant op en B kende ’m al. Ik kende die man niet. B zegt: “Oh, daar zit-ie.” Nou, wij komen. “Oh,” zegt die man, “komen jullie?” Ik zeg: “Ja. Waar moet u heen?” “Ja,” zegt-ie, “ik moet naar R”, maar daar zit-ten twee begeleiders bij van het bejaardentehuis en die zeggen: “Nee, daar gaan we niet heen. U gaat daarheen.” “Ja,” zegt-ie, “daar ga ik niet met jullie mee naartoe. Ik ga met deze heren naar R.” Ik zeg: “Weet u wat? Stapt u lekker bij mij in de bus, dan gaan wij naar R.” En hij stapt in die bus en wij rijden zo het centrum uit en we rijden eigenlijk zo naar het bejaardentehuis toe en hij staat daar voor die woning te kijken, hij zegt, “hé”, hij zegt, “maar dit ken ik”. Hij zegt: “Hier heb ik vroeger gewoond.” Ik zeg, “oh”, ik zeg, “nou, dan gaan we even binnen kijken, laat eens even zien waar je gewoond hebt dan”. En we komen het bejaardentehuis binnen, daar staan allemaal van die oude mannetjes te biljarten en die zeggen allemaal: “Hé F!” Ik zeg: “Ze kennen u zelfs nog.” “Ja, leuk hè,” zegt-ie. Ik zeg: “Maar laat maar even zien waar u gewoond hebt.” Nou, en hij loopt zo naar z’n kamer toe, hij doet die kamer open, hij zegt: “God, ’t is helemaal niet veranderd hier.” Ik zeg: “Nou, dat is mooi.” Nou, en hij gaat zitten en hij zegt: “Komt er nog eten?” [lacht] Op z’n kamer. Nou, dat is geweldig als je dat soort dingen mee-maakt. Dat is echt gewoon leuk.’

Om dit thema af te sluiten zal ik gebruikmaken van een observatie die een ander deed. Jaco van Hoorn vertelt in het interview dat ik met hem had over een gesprek dat hij als leidinggevende had met een rechercheur (22-06-2012).