• No results found

Werkbarrières en de invloed op de nieuwsselectie

Correspondenten kunnen te maken krijgen met verschillende soorten belemmeringen bij hun werk (Gross & Kopper, 2011), zaken die een barrière vormen voor ze. De taal is dat volgens vrijwel alle correspondenten in dit onderzoek amper, wat er vooral mee te maken heeft dat mensen in Nederland prima uit de voeten kunnen in op z’n minst het Engels. Het zijn eerder professionele, journalistieke barrières waar de correspondenten tegenaan lopen.

De belangrijkste van die professionele barrières is de toegang tot bronnen. Meerdere correspondenten zeggen dat ze als buitenlandse journalisten het qua prioriteit soms moeten afleggen tegen Nederlandse media. AFP-correspondent Brulard geeft het voorbeeld van een persconferentie:

“Daar waren maar drie plekken voor buitenlandse media. Dan moet je echt zeggen: ‘ik ben van een internationaal persbureau. Als je iemand moet hebben, dan moet je mij hebben.’ De prioriteit gaat uit naar Nederlandse media.”

De correspondenten die te maken krijgen met deze barrière benadrukken het feit dat ze moeten duidelijk maken dat ze belangrijk zijn, zo zegt bijvoorbeeld Duits correspondent Dürr:

“Je moet uitleggen wat je doet, waarvoor je schrijft. Als je zegt dat je werkt voor de Volkskrant of de NOS, dan kent iedereen het. Maar als ik zeg dat ik schrijf voor Der Spiegel, dan kennen mensen dat meestal niet. (Als ze het niet

kennen, verlenen ze minder hun medewerking?) Ja, ik denk van wel.” (Benjamin Dürr, Duitsland) Hannerz (2004) en Riffe (1984, in Gross & Kopper, 2011) schreven beiden dat correspondenten een beperking hebben doordat ze vaak afhankelijk zijn van tweedehands materiaal. Waar een enkeling zegt dat de belangrijkste bron voor nieuws “je oren en ogen openhouden” is, zeggen vrijwel alle

correspondenten dat Nederlandse media hun voornaamste nieuwsbron zijn.

“Ik lees de Volkskrant en NRC dagelijks en volg het journaal en verschillende persbureaus en ook online Trouw en andere kranten. Daar haal ik eigenlijk de meeste verhalen vandaan.” (Benjamin Dürr, Duitsland) Als de correspondenten al niet geheel afhankelijk zijn van Nederlandse media, dan kijken ze in ieder geval goed naar waar die over berichten. Gebeurtenissen die in Nederland, vooral in media, groot worden uitgemeten - de ‘waan van de dag’- verschijnen ook op de radar van de correspondenten. Dan kunnen ze er soms niet aan ontkomen.

“Als een gebeurtenis veel interesse wekt bij Nederlandse media, dan betekent het iets voor de Nederlandse maatschappij en de Nederlandse cultuur. Dan is het interessant voor ons.” (Maude Brulard, België) Een belangrijke voorwaarde is wel dat het publiek in het buitenland “kan aanhaken”, in de woorden van Duitsland-correspondent Müller. De link met het buitenland moet er meestal wel blijven. Beide Britse correspondenten zeggen juist dat de waan van de dag in Nederland niets betekent voor hun selectie. Financiën kunnen voor correspondenten (zie o.a. Stromback, Karlsson & Hopmann, 2012) een praktische omstandigheid zijn die de nieuwsselectie kan beïnvloeden. Voor de zes correspondenten in dit onderzoek speelt dit amper mee. Niet omdat er onbeperkte reisbudgets zijn voor elk mogelijk verhaal of dat er nooit gelet hoeft te worden op geld als overweging, ze zeggen overwegend dat het niet hun nieuwsselectie zal beïnvloeden.

De grootste rol speelt geld bij de freelancers, maar niet per se op de manier van reisbudgets voor het maken van verhalen. Zo erkent Duits correspondent en freelancer Tobias Müller dat geld “absoluut” een rol speelt bij het maken van verhalen: er is immers geen vaste werkgever en er moet wel gewoon geld verdiend worden. Hij geeft een voorbeeld:

“Ik vond het idee om over elektrisch vervoer te schrijven niet zo boeiend. Maar ja, het hele duurzaamheidsdiscours verkoopt ontzettend goed. Amsterdam hoorde bij het verhaal plus Nederland en zijn innovatie-imago zit erachter.

Dus je doet het wel.” (Tobias Müller, Duitsland)

Volgens hem zijn de financiële overwegingen en de klassieke nieuwselectiecriteria in balans. “Het komt niet zo vaak voor dat ik over iets móet gaan schrijven, louter uit financiële overwegingen”. Maar hij zegt dat het “incidenteel” weleens is gebeurd. Ook Britse freelancer Thornton zegt dat geld “een klein beetje” meespeelt en ook Duits correspondent Dürr, die naast vaste opdrachtgever Der Spiegel ook nog deels afhankelijk is van freelancewerkzaamheden, benoemt de rol van geld bij de nieuwsselectie:

“Ik kan geen week over één artikel doen, want dan verdien ik niet. Er zijn verhalen waarvoor je veel tijd nodig hebt en daardoor niet kunt doen. Ik zou bijvoorbeeld iets willen schrijven over de Wallen en de vróuwen die daarheen gaan, dus naar mannelijke prostitués. (…) Maar het zou denk ik lang duren voordat je contact met iemand kunt

leggen of contact kunt opbouwen.” (Benjamin Dürr, Duitsland)

De correspondenten hebben veel contact met hun werkgevers of, in het geval van freelancers, afnemers over hun berichtgeving: wat is wel nieuwswaardig, wat niet? Hun werd gevraagd of de beslissingen over hun berichtkeuze bij henzelf lagen, of bij de werkgever. Vrijwel allemaal zeggen ze dat de verhouding over het algemeen genomen “50-50” is. Als de redactie een bericht echter niet wil, omdat ze het bijvoorbeeld niet nieuwswaardig acht, dan lijken de correspondenten zich daarnaar moeten schikken. BBC-correspondent Holligan geeft daarvan een voorbeeld:

“Ik schreef bijvoorbeeld niet over Rishi, de jongen die op station Den Haag Holland Spoor werd doodgeschoten door een politieagent. Ik vond het heel erg dat de BBC daarover niet wilde berichten, want het zegt zo veel over de Nederlandse maatschappij. Maar het is moeilijk het daarover in context te hebben. Wat het vertelt is dat er een groter issue aan ten grondslag moet liggen of heel extreem moet zijn.” (Anna Holligan, Groot-Brittannië) Vertrouwen lijkt een belangrijke rol te spelen. De redacties zitten immers in het buitenland, de correspondenten in Nederland. Zij weten dus beter wat er precies speelt in het land, hoe zaken precies in elkaar steken, wie of wat belangrijk is. Maar soms gaat er wat overtuigen aan vooraf. Zo zegt Holligan dat ze “niet werkt” voordat BBC-redacteuren thuis haar groen licht hebben gegeven, maar die doen dat op basis van haar overtuigingskracht.

“Als ik ze kan overtuigen dat iets nieuwswaardig is, dan vertrouwen ze mijn oordeel. Maar als je zo verstrengeld raakt met wat hier gebeurt, zoals tijdens de verkiezingen, dan komen er soms kleine dingen uit en zeggen ze: denk je

Maar de wisselwerking tussen correspondent en redactie thuis maakt het soms ook moeilijk voor de correspondenten en levert zelfs wrijving op. Vooral zoals eerder genoemd op het gebied van stereotypen of clichés. Er bestaat dan een beeld bij de redactie dat volgens de correspondenten niet strookt met de werkelijkheid in Nederland.

“Soms is er een controverse in Parijs, want dan hebben ze iets gezien, op de BBC bijvoorbeeld, en dan vragen ze: waarom hebben jullie dat niet gedaan? Over de halalwoningen bijvoorbeeld. Wij weten het meest over de thema’s en

over Nederland. Als ze echt, écht iets willen dan is het moeilijk om nee te zeggen.” (Maude Brulard, België) In het geval van de freelancende correspondenten heeft de verhouding met de redactie in het buitenland vanzelfsprekend nog een andere dimensie. In plaats van een stuk figuurlijk proberen te verkopen, moeten zij hun stuk ook letterlijk zien te verkopen. Zij hebben niet één afnemer en willen uiteraard geld verdienen om van rond te komen. Soms betekent dat dat er met enige tegenzin over een onderwerp geschreven wordt. Op verzoek, omdat er brood op tafel moet komen, zegt Duits correspondent Müller bijvoorbeeld. Die trok in een periode, ten tijde van de

gemeenteraadsverkiezingen, naar België, omdat hij wist dat er maar weinig correspondenten daarover schreven en hij daarom meer betaald zou krijgen.