• No results found

Stereotypen en clichés

“Als het over blowen gaat, dan is dat altijd nieuws voor het buitenland.” AFP-correspondent Brulard zegt wat vrijwel alle correspondenten benadrukken: Nederland wietland, Nederland prostitutieland, het land waar dit allemaal mag. Stereotypen en clichés zijn nieuwswaardig als onderwerp, zoals Janet Abu-Loghod (1991, in Hannerz, 2004) al beschreef en ze spreken inderdaad volgens de

correspondenten de interesses van het publiek thuis aan (Hannerz, 2004).

Het buitenland leest er graag over. De freelancers krijgen hun verhalen prima verkocht als het onderwerp aansluit bij de ‘typische’ beelden vanuit het buitenland.

Beelden die de correspondenten zelf overwegend ook hadden voordat ze hier kwamen werken. Nederland was liberaal, tolerant, open, “seks, drugs en rock-‘n-roll”. Duitsland-correspondent Dürr had voorheen alleen het beeld dat hij op school had meegekregen:

“Dan hoorde ik wat er op school verteld werd, over coffeeshops en blowen. Dat het een klein land is en dat Nederland eigenlijk bij Duitsland hoort als een soort zeventiende ‘Bundesland’. En dat de taal niet echt een taal is, maar een

soort dialect.” (Benjamin Dürr, Duitsland)

Nu weet Dürr inmiddels dat Nederland onderschat wordt. Hij en vrijwel alle andere correspondenten noemen het, na er nu al geruime tijd aan het werk te zijn, nog steeds progressief, liberaal en tolerant, maar vooral de twee Britse correspondenten benadrukken dat dit niet altijd opgaat. Holligan viel het juist tegen hoe liberaal het is. Ook collega Thornton, als oudstgediende, benadrukt dat Nederland intoleranter is geworden.

Daar ligt trouwens wel een klein verschil. Nederland kent clichéonderwerpen en clichébeelden, al sluit het een het ander niet uit. De coffeeshops, de windmolens, de prostitutie, dat zijn clichéonderwerpen. Nederland als liberaal, tolerant, misschien gierig land, dat zijn clichébeelden.

Het blijft vrijwel onmogelijk om niet over de clichématige onderwerpen in Nederland te berichten, zeggen de correspondenten. Soms komen ze er niet onderuit, doordat de onderwerpen daadwerkelijk in Nederland nieuwswaardig zijn.

Het belangrijkste is volgens hen echter de manier waarop erover geschreven wordt: er moet sprake zijn van nuances, je moet het goed uitleggen aan het publiek, je moet “ermee spelen” en je ervan bewust zijn. Er niet over schrijven, lijkt geen optie.

Maar er is wel sprake van een worsteling. Een rol hierin is volgens enkele correspondenten weggelegd voor de redactie in het land waarvoor ze werkzaam zijn, zo blijkt bijvoorbeeld uit een anekdote van Duitsland-correspondent Müller:

“Ik werd gebeld door een redacteur van een krant toen de grensrechter werd doodgeslagen en ik had het idee dat hij al tien jaar niets meer had gelezen over Nederland. Hij begon over Fortuyn en Wilders en ‘ik heb gehoord dat dit cliché

helemaal niet klopt.” (Tobias Müller, Duitsland)

Collega Dürr maakte weleens mee dat een redactie thuis van een niet als clichématig bedoeld verhaal toch iets clichés wist te maken:

“Ik had een keer een stuk waarin het niet ging over clichés en toen heeft de redacteur als intro iets met coffeeshops en windmolens geschreven.” (Benjamin Dürr, Duitsland)

Hij heeft het gevoel dat als je als correspondent over Nederland moet schrijven, je aan zekere clichés moet voldoen. Volgens Dürr lezen mensen thuis een artikel eerder als het clichés bevestigt. Daarom voelen de correspondenten zich bijna moreel verplicht iets te doen aan de clichés, als deze anders liggen dan in het buitenland wordt gedacht of helemaal niet kloppen.

“Ik heb het idee dat er ontzettend veel flauwekul is geschreven over Nederland in relatie tot wiet, prostitutie, integratie. Misschien een zwaar woord, maar ik vind het echt een morele verplichting (daar iets aan te doen): ik kan

er echt kwaad om worden. Ik wil dit niet lezen en ik denk dat wat je in kranten leest of op televisie ziet, een ontzettend grote bijdrage levert aan het beeld van hoe het land in elkaar zit.” (Tobias Müller, Duitsland) Maar in deze verplichting iets te doen aan de clichés die in het buitenland bestaan slagen, blijkt maar moeilijk. De ene correspondent noemt het “lastig”, de ander “een teleurstelling dat dit niet lukt”. Soms lukt het niet, omdat bepaalde onderdelen van een clichéonderwerp het buitenland gewoonweg niet interesseert. AFP-correspondent Delaunay noemt het voorbeeld van de wietpas:

“Over de coffeeshops: dat is een stereotype, maar dat is iets wat veel Fransen en Belgen interesseert. (…) Jullie hebben het, met betrekking tot de wietpas, over het lidmaatschap, het bevolkingsregister. Daarover spreken we weinig in onze berichten, omdat het niet interessant is voor het buitenland. De vraag die mensen zich stellen in het buitenland is:

‘kunnen we er nog heen?’” (Nicolas Delaunay, België)

BBC-correspondent Holligan ervaart als enige de worsteling minder. Soms kom je niet onder bepaalde clichés uit, maar als het niet echt hoeft, dan komen er geen verhalen over “wiet, prostitutie en Geert Wilders” en “als je daarop moet terugvallen zonder goede reden, dan doe je je werk als journalist niet goed”:

“Het zou gemakkelijk zijn in Amsterdam rond te hangen en elke dag een prostitutieverhaal te maken. Je kunt die verhalen overal krijgen, dus het is goed dat de BBC de kans biedt te laten zien wat er nog meer speelt.”

(Anna Holligan, Groot-Brittannië)

Er is nog wel een interessante nuancering op te merken. Een onderwerp als de wietpas is vanwege het cliché wellicht in de eerste plaats interessant voor het buitenland, maar het onderwerp was ook groot nieuws in de Nederlandse media. Of gesteld kan worden dat een dergelijk onderwerp dan nog steeds wel, met het oog op het buitenland, cliché is, hangt meer af van hoe er met dit onderwerp omgegaan wordt door de correspondenten.