• No results found

3. Contrasten in de Oden van Salomo

3.2. Waarheid versus Leugen

In de Oden van Salomo komt 34 keer het Syrische woord voor ‘waarheid’ voor en 7 keer spreekt de auteur over ‘leugen’. Voor het Syrisch grondwoord verwijs ik de lezer naar de tabel aan het begin van het hoofdstuk. Als de lezer ‘waarheid’ of ‘leugen’ tegenkomt in de tekst dan is dit een vertaling van de Syrische woorden uit deze tabel.

3.2.1. Antropologisch dualisme

Dualisme in positie

Net als het contrast licht versus duisternis wordt het contrast waarheid en leugen verbonden aan de twee rijken: Het rijk van de Messias en het rijk van de Misleider.

35

In Ode 11 stelt de dichter dat God hem een plaats heeft gegeven op de rots der waarheid (11.5).138 Deze plaats is gegeven. Hij verkeert op de rots der waarheid.

Daarnaast is de dichter gekranst met de waarheid. Deze krans blijft eeuwig. De waarheid is een krans die eeuwig blijft;

Gezegend zij die er hun hoofd mee kronen (9.8)

De gelovigen zijn door toedoen van de Heer in de positie van het kennen van de Heer in zijn waarheid gebracht (12.13).

Gezegend zijn zij die door zijn toedoen alles hebben begrepen en de Heer hebben gekend in zijn waarheid (12.13).

Deze kennis is werkelijkheid. De gelovigen leren niet alleen de Heer kennen, maar zij hebben de Heer gekend in zijn waarheid.

Het contrast waarheid versus leugen gebruikt de Odist heel duidelijk in een dualistische betekenis door de twee wegen te schetsen: de weg van waarheid en de weg van leugen.139 De gelovigen zijn overgeplaatst van de weg van leugen op

de weg van waarheid. Het pad van Misleiding hebben ze verlaten en ze wandelen op het pad van de Messias. Van Hem hebben ze een ‘onvergelijkelijke verlossing’ ontvangen.

[Door Hem, GA] heb ik oren ontvangen, en ik heb zijn waarheid gehoord

(…)

Het pad van Misleiding verliet ik140,

tot Hem ging ik en van Hem ontving ik een onvergelijkelijke verlossing (15.4,6).

Op het pad van de leugen loopt Misleiding aan de zijde mee. Deze ongelovige wandelaars bezitten de waarheid niet, daarom zijn ze afgewezen door God (24.10-13). De ongelovige wandelaars hoorden wel bij de Heer, maar zijn op een bepaald moment verleid door de Verderver. Dit bepaalde moment wordt niet geduid, maar het doet denken aan een historische zondeval. Nu roept de Messias als de volmaakte maagd ‘Waarheid’ de mensen op om de Boze te verlaten en de wegen van de Verderver te verzaken en tot hem te naderen. Hij roept:

Verzaak aan de wegen van de Verderver en nader tot Mij.

En Ik zal bij jullie binnenkomen,

138 Blaszczak (1985), p. 83.

139 Franzmann (1986), p. 385.

36 en jullie uitleiden uit de ondergang,

en jullie wijsheid geven op de wegen van de waarheid. Zodat verderf

en ondergang jullie bespaard worden (33. 7, 8,9).

In vers 7 roept de Maagd Wijsheid om de wegen van de Verderver te verzaken en in vers 8 om de wegen van de waarheid te bewandelen. In de wijsheidsliteratuur is het gebruikelijk dat de Wijsheid oproept om het verderf en het kwaad te verlaten en tot haar te komen(Spr. 2:10; Wis. 7:27).141 Degenen

die aan deze oproep gehoorzamen veranderen van de weg van Misleiding naar de weg van Waarheid. Door middel van het contrast waarheid versus leugen wordt de mensheid in de twee groepen ingedeeld door de Odist. De ene groep is geplaatst op de weg der waarheid, de andere groep wandelt nog op de weg van Misleiding/Leugen.

Vers 8 is een tricolon met drie beloften.142 De gelovigen ontvangen drie gaven

van de Messias. Het eerste is dat hij bij hen binnenkomt, vervolgens leidt hij hen uit de ondergang en ten derde geeft hij wijsheid op weg van de waarheid. Vers 9 is een bicolon en parallellismus membrorum. Verderf en ondergang staan beiden voor een leven zonder de Messias.143

Dualisme in proces

De gelovigen zijn geplaatst op de weg van de waarheid (positie), tegelijk wandelen ze op deze weg. Nergens in de Oden worden de gelovigen opgeroepen om op de weg te wandelen, maar dit wordt als een feit beschreven. Zo zegt de dichter in Ode 11 dat hij vordert op de weg der waarheid:

En ik vorderde goed op de weg, in zijn [nl. van Messias] vrede, op de ware weg (lett. de weg der waarheid) (11.3).

Het verkeren op de weg der waarheid is niet voldoende, maar deze weg moet bewandeld worden. Op de weg loopt de Waarheid zelf aan de zijde van de dichter mee.144 De Waarheid openbaart op de weg alles wat wij niet begrijpen en verlicht

ons verstand om op de weg te gaan. Ze bewaart ons voor de Misleiding. De dichter bezingt de leiding van de Messias in Ode 38:

Hij liet niet toe dat ik misleid werd, omdat Hij de Waarheid was en is. 141 Blaszczak (1985), p. 67-8. Charlesworth (1973a), p. 122. 142 Blaszczak (1985), p. 68. 143 Blaszczak (1985), p. 68. 144 Vleugels (2010), p. 122.

37

Er dreigde geen gevaar voor mij, want ik liep aan zijn zijde; ik werd in niets misleid, omdat ik Hem gehoorzaam was. Want Misleiding vluchtte voor Hem weg

- zij kwamen elkaar nooit tegen –

Maar de Waarheid ging verder op de rechte weg, en openbaarde mij al wat ik niet begreep (38.4-7).

Op de weg van de waarheid vindt een voortdurende strijd plaats. De wandelaar moet uitkijken voor de leugen en zich daardoor niet laten overmeesteren (18.6). Tegelijk lezen we dat de Messias niet toelaat dat de wandelaar misleid wordt (38.4). De Messias loopt aan de zijde van de gelovigen mee. Hij hoort dat zij over hem spreken met monden vervuld van waarheid (18.15). Zoals het water vloeit, zo vloeit de waarheid uit de mond van gelovigen. De lippen van de wandelaars verkondigen de vruchten van de waarheid (12.1,2).

3.2.2. Christologisch dualisme

Het werk en de persoon van Messias wordt in de Oden omschreven in contrasten. Het werk van de Messias is het overzetten van mensen die wandelen op de weg van Misleiding naar het pad van de Waarheid. Messias heeft de gelovigen geplaatst op de rots der waarheid (11.5). Hij vervult de dichter met woorden van waarheid, zodat de waarheid uit hun mond vloeit (12.1,2) en hij geeft wijsheid op de wegen van de waarheid (33.8).

Het werk en de persoon van de Messias vallen zo sterk samen dat hij zelf Waarheid wordt genoemd. In Ode 38 lezen we dat de Messias de Waarheid was en is (38.4b). De dichter zingt:

Hij liet niet toe dat ik misleid werd, omdat Hij de Waarheid was en is (38.4).

De dichter steeg als in een wagen op naar het licht van de Waarheid en Waarheid gidste hem en wenkte hem tot zich (38.1). De Messias gaat met de dichter mee naar het licht van de Waarheid. Op de weg naar het licht komen ze twee figuren tegen: De bruid Misleider en de bruidegom Misleiding. Dit vertelt de Waarheid in gesprek met de dichter (38.9-11). De dichter geeft aan verblijd te zijn dat de Waarheid met Hem meeloopt.

Maar ik ontving wijsheid,

om niet in de handen te vallen van de Misleiders145,

en ik was verheugd dat de Waarheid met me meeliep (38.16).

38

De Waarheid wordt duidelijk gepersonifieerd: Messias is de Waarheid. De Satan is de tegenstander van Messias. Hij wordt de Misleider, de Verderver en de Boze genoemd (33.1,4). Zo plaats de Odist door middel van het contrast waarheid versus leugen Messias tegenover Satan.

3.2.3. Theologisch dualisme

Naast het gebruik van de contrasten om antropologisch en christologisch dualisme aan te geven, gebruikt de Odist een enkele keren de contrasten om God te karakteriseren. Zo schrijft de Odist in Ode 18 dat in Gods mond geen leugen is.

In uw mond, mijn God, is leugen noch dood, wat U wilt is volmaaktheid (18.8).

Verder lezen we dat God de waarheid spreekt en ook de Geest van God liegt niet. Dit zegt de Geest van de Heer, die niet liegt,

die aan de mensen leert zijn wegen te kennen (3.10).

God spreekt niet alleen de waarheid, maar hij is zelf ook de waarheid.146

En het Woord is uit de waarheid, die uit zichzelf afkomstig is (32.2).

God kent Misleiding niet en de Misleiding kent God ook niet. Misleiding kent U niet,

want evenmin kent Misleiding U (18.10).

De Odist plaatst God tegenover de Leugen. Niet alleen Messias staat tegenover Satan, maar God zelf staat ook tegenover de leugen.