• No results found

In dit laatste hoofdstuk zal ik de hoofdvraag van de scriptie beantwoorden op basis van de analyse in de hoofdstukken 3, 4 en 5. Na de beantwoording van de hoofdvraag wil ik in de conclusie de bijdrage van deze scriptie aan het bredere onderzoek naar de Oden van Salomo en haar verband met de johanneïsche gemeenschap bespreken. De hoofdstukken 1 en 2 komen in de conclusie weer terug.

In dit hoofdstuk wil ik conclusies trekken op basis van de analyse van de drie besproken bronnen. De gestelde hoofdvraag luidde als volgt: Welke overeenkomsten en verschillen zien we in het gebruik van de contrasten licht- duisternis, waarheid-leugen en liefde-haat tussen de Oden van Salomo en het Johannesevangelie en de eerste brief van Johannes?

Om voor de lezer een overzicht te scheppen heb ik een tabel (figuur 2, zie onder) gemaakt, waarin de overeenkomsten en verschillen naar voren komen. We zien in de linker kolom de primaire bronnen die geanalyseerd zijn. In de kolom daarnaast heb ik de drie contrasten opgenomen die onderzocht zijn. Vervolgens zien we drie kolommen waarin de drie vormen van gebruik van de contrasten naar voren komen: antropologisch dualisme, christologisch dualisme en theologisch dualisme. De kruisjes (x) geven aan of een contrast voorkomt in de aangegeven bron. Zo lezen we uit de tabel af dat het contrast liefde versus haat in de Oden van Salomo niet gebruikt wordt om de theologie te beschrijven en wel gebruikt wordt voor het christologisch dualisme.

Figuur 2 Overzichtstabel analyse van de contrasten in de drie bronnen.

Contrasten Antropologisch dualisme Christologisch

dualisme Theologisch dualisme In positie In proces De Oden van Salomo

Licht versus duisternis x x x x

Waarheid versus leugen x x x x

Liefde versus haat x x x

Het Johannes- evangelie

Licht versus duisternis x x x

Waarheid versus leugen x x x x

Liefde versus haat x x x x

1 Johannes Licht versus duisternis x x x

Waarheid versus leugen x x x

73

Grotendeels aan de hand van deze tabel wil ik nu de overeenkomsten en de verschillen in het gebruik beschrijven en zo de hoofdvraag beantwoorden. Eerst beschrijf ik de overeenkomsten en daarna komen de verschillen naar voren. Vier overeenkomsten wil ik noemen. De eerste overeenkomst is dat in alle drie de werken de drie contrasten naar voren komen. Het is wel zo dat het contrast van liefde, haat, minimaal aanwezig is in de Oden van Salomo. Op basis van deze overeenkomst geef ik Charlesworth volstrekt gelijk als hij schrijft dat er op grond van vocabulair en contrasten grote overeenkomsten zijn.301 Als we letten op het

inhoudelijke gebruik van de contrasten, dan blijkt een tweede overeenkomst. De drie contrasten staan in alle drie de onderzochte bronnen ten dienste van de beschrijving van een antropologisch dualisme. Er zijn twee posities waarin een mens kan verkeren, een neutrale positie is onmogelijk. Of je bent in het licht of je bent in de duisternis, etc. De overgang van het negatieve domein (duisternis, leugen, haat) naar het positieve domein vindt plaats door het geloof in de Christus. Een derde overeenkomst is dat bij de positie ook een bepaalde levenswijze (proces) hoort. Positie en proces zijn aan elkaar verbonden. Wie in het licht verkeert, leeft ook volgens dit licht. In alle drie de werken komt het onderscheid tussen positie en proces naar voren. Het accent op positie of proces verschilt wel. Dit bespreek ik bij de verschillen. Een vierde overeenkomst is dat het contrast waarheid versus leugen ook gebruikt wordt om de pneumatologie te beschrijven. Dit komt in de analyse niet duidelijk naar voren en staat geschaard onder het theologisch dualisme. In de citaten in de analyse hebben we gelezen in de Oden van Salomo dat de Geest niet liegt en in Johannes en 1 Johannes over de Geest der waarheid.

Als we de paragrafen van evaluatie (3.4;4.4;5.4) naast elkaar leggen dan destilleer ik daaruit zes verschillen in het gebruik van de contrasten. Deze verschillen worden ook zichtbaar in de overzichtstabel.

Ten eerste valt op dat in 1 Johannes de contrasten niet gebruikt worden om de christologie te beschrijven, terwijl dit in de Oden van Salomo en in Johannes wel gebeurt.

Ten tweede worden de contrasten nauwelijks gebruikt om de theologie te beschrijven, behalve in 1 Johannes, daar worden de contrasten wel significant gebruikt om de theologie te beschrijven.

We zien ten derde ook een verschil in accent binnen het antropologisch dualisme op positie of proces. In de Oden van Salomo wordt de verandering van positie

74

bezongen en daarbij wordt er impliciet vanuit gegaan dat ook de levenswandel van een gelovige automatisch mee verandert. Er worden door de Odist met het gebruik van de contrasten twee groepen in de wereld onderscheiden: de belijders van de Messias en degene die niet de Messias belijden. In het Johannesevangelie en 1 Johannes komen we drie groepen tegen, omdat de belijders van Christus worden onderverdeeld in twee subgroepen. De eerste subgroep is de groep die Jezus als de Messias belijdt en de broederliefde in praktijk brengt. De tweede subgroep zijn de belijders van Jezus als de Messias maar waar geen broederliefde te vinden is volgens de auteur. Deze tweede subgroep hoort uiteindelijk toch bij het negatieve domein volgens het Johannesevangelie en 1 Johannes. Waar er in de Oden van Salomo nergens te lezen valt over separatie binnen de gelovige gemeenschap, is dat in Johannes en 1 Johannes duidelijk wel het geval.

Een vierde verschil zien we tussen het Johannesevangelie en 1 Johannes. In Johannes speelt de grens tussen belijders van Jezus als de Christus en verwerpers van Jezus als de Christus een belangrijke rol. Er is blijkbaar nog veel contact tussen de schrijver van Johannes en de verwerpers van Jezus als de Christus. In 1 Johannes is deze grens nauwelijks aanwezig. Wellicht is de gemeenschap bij het schrijven van 1 Johannes veel minder in contact met de verwerpers van Jezus als de Christus. Alle nadruk valt in 1 Johannes op het onderscheid tussen de twee subgroepen: belijders met onderlinge liefde tot elkaar en belijders zonder onderlinge liefde tot elkaar. Het front in Johannes zijn vooral de ‘Joden’ en in 1 Johannes zijn het vooral degenen die wel belijden dat Jezus de Christus is, maar daar volgens de auteur niet naar leven.

Een vijfde verschil dat wel samenhangt met het derde en vierde onderscheid is het verschil in paraenetische oproepen. Waar in de Oden van de Salomo de gelovigen wel opgeroepen worden om God lief te hebben, vinden we geen oproep tot broederliefde. We vinden ook geen oproepen om conform de positie te leven, in de waarheid en in het licht. In Johannes en 1 Johannes spelen de oproepen tot broederliefde en de nadruk op een leven conform de positie wel een belangrijke rol: Leef volgens het licht, heb de broeders lief en sla acht op de waarheid. Als we ten zesde de drie werken met elkaar vergelijken in gebruik van contrasten dan zien we dat het contrast liefde versus haat het vaakst wordt gebruikt in 1 Johannes en het minst in de Oden van Salomo. Voor het contrast licht versus duisternis geldt dat dit contrast het meeste wordt gebruikt in de Oden van Salomo en in Johannes en 1 Johannes even veel wordt gebruikt. Er is geen werk dat er

75

uitspringt in de frequentie van het gebruik van het contrast waarheid versus leugen.

Vier overeenkomsten en zes verschillen heb ik geconstateerd in de vergelijking van de Oden, het Johannesevangelie en 1 Johannes. Soms staan de Oden van Salomo tegenover het Johannesevangelie en 1 Johannes, soms staan de Oden van Salomo samen met het Johannesevangelie tegenover 1 Johannes. Als we letten op de verschillen dan staan de Oden van Salomo tegenover zowel Johannes als 1 Johannes in de nadruk op wisseling van positie door het geloof in Jezus in plaats van de nadruk op het proces. Ook de tegenstelling van liefde, haat, komt in de Oden weinig voor in tegenstelling tot de andere twee werken. Bij sommige verschillen staan de Oden van Salomo niet alleen tegenover de andere twee maar staan de Oden samen met het Johannesevangelie tegenover 1 Johannes, bijvoorbeeld in het gebruik van de contrasten voor de christologie. In 1 Johannes worden de contrasten daarvoor niet gebruikt en in Johannes en de Oden van Salomo wel. Ook staan de Oden van Salomo met het Johannesevangelie tegenover 1 Johannes in het grotendeels afwezig zijn van het gebruik van de contrasten voor de theologie.

De hoofdvraag naar de overeenkomsten en verschillen is nu beantwoord. Deze overeenkomsten en verschillen willen we in de conclusie proberen te duiden. Deze duiding plaats ik vervolgens in het licht van het onderzoek zoals beschreven is in de inleiding en de eerste twee hoofdstukken.

76

Conclusie

In de conclusie probeer ik de beantwoording van de hoofdvraag in het vorige hoofdstuk ten eerste te duiden in het licht van de verhouding van de Oden van Salomo tot de johanneïsche gemeenschap (inleiding en hoofdstuk 1) en ten tweede in het licht van het onderzoek naar de johanneïsche gemeenschap (hoofdstuk 2).

Een grote vraag binnen het onderzoek naar de Oden van Salomo is de vraag naar de ontstaansgemeenschap. Door verschillende wetenschappers is een achtergrond in de johanneïsche gemeenschap voorgesteld (zie inleiding). Om deze hypothese te toetsen had ik een vergelijking gemaakt tussen het gebruik van drie contrasten. Uit deze vergelijking zijn de vier overeenkomsten en de zes verschillen naar voren gekomen, die opgeschreven zijn in hoofdstuk 6.

Nu is de vraag of de overeenkomsten en verschillen wijzen op een ontstaan van de Oden van Salomo in de johanneïsche gemeenschap of dat we moeten concluderen dat de Oden in ieder geval niet in de johanneïsche gemeenschap zijn ontstaan. Deze vraag is op grond van dit onderzoek nog moeilijk te beantwoorden. Het is immers mogelijk dat er andere contemporaine bronnen zijn die veel meer of juist veel minder overeenkomsten vertonen in het gebruik van de drie contrasten met de Oden van Salomo. Als andere bronnen veel meer overeenkomsten vertonen met de Oden van Salomo in het gebruik van de contrasten dan lijkt dit onderzoek erop te wijzen dat de Oden niet zijn ontstaan in de johanneïsche gemeenschap. Als de andere contemporaine bronnen bijna alleen maar verschillen kennen in het gebruik van de contrasten met de drie onderzochte bronnen in deze scriptie dan is het heel goed mogelijk dat de Oden van Salomo zijn ontstaan in de johanneïsche gemeenschap. Een derde mogelijkheid is dat er geen evidente verschillen zijn tussen de te onderzoeken contemporaine bronnen en de drie onderzochte bronnen. Daaruit zouden we moeten concluderen dat het gebruik van contrasten in die tijd niet de grenzen van groepen bepaalde. We moeten dan opzoek naar andere mogelijke vergelijkingen om te controleren of de hypothese van het ontstaan van de Oden in de johanneïsche kring klopt of niet. Mogelijk te onderzoeken onderwerpen zijn de christologie en de pneumatologie, beiden zijn in al de drie de werken aanwezig. Als andere contemporaine bronnen onderzocht worden op gebruik van de drie contrasten, kan het gewicht van de overeenkomsten en verschillen dus beter worden gewogen. Een belangrijke bron om de overeenkomsten en verschillen in het gebruik van de contrasten te wegen wil ik hier noemen: de deutero-

77

paulinische brief aan de gemeente van Efeze. Deze brief is vermoedelijk iets eerder geschreven dan de johanneïsche geschriften en bevat dezelfde contrasten als de johanneïsche geschriften en de Oden van Salomo. Om dit duidelijk te maken citeer ik enkele verzen:

Legt daarom de leugen af en spreekt waarheid, ieder met zijn naaste, omdat wij leden zijn van elkander (…)

Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk (…)

Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. Doet dan niet met hen mede. Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts, – want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid –, en toetst wat de Here welbehagelijk is. En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer (4:25, 5:1,2; 6-11).

De vraag is hoe we het gebruik van de contrasten in de Brief van Efeze kunnen plaatsen binnen mijn analyse van het gebruik van de contrasten in de drie onderzochte werken. Zijn er overeenkomsten met alle drie de werken of springt de overeenkomst met de Oden van Salomo eruit ten opzichte van de overeenkomsten met Johannes en 1 Johannes? Als er vooral overeenkomsten zijn tussen de brief aan Efeze en de Oden van Salomo dan stammen de Oden van Salomo en deze brief aan Efeze wellicht uit hetzelfde milieu. Zijn er overeenkomsten met alle drie onderzochte werken, dan zouden we ook Efeze in de johanneïsche context kunnen plaatsen. Zo zien we dat we pas gewicht kunnen toekennen aan de gevonden overeenkomsten en verschillen in hoofdstuk 6 als er meer ijkpunten komen, zoals de brief aan Efeze.

Als we op grond van de gevonden verschillen in het gebruik van de contrasten tussen de Oden van Salomo en de johanneïsche geschriften concluderen dat de Oden niet in de johanneïsche gemeenschap zijn ontstaan, gaan we ook te snel. De zes verschillen tussen de drie werken ontkennen mijns inziens niet per definitie dat de Oden in de johanneïsche gemeenschap zijn ontstaan. Daarvoor breng ik de volgende redenen naar voren: Verschillen kunnen ten eerste wijzen op een ontwikkeling in de johanneïsche gemeenschap. Ten tweede kunnen de verschillen verklaard worden door een verschil in genre en doel van de drie onderzochte werken. Ten derde hebben we duidelijk gezien dat er ook verschil is

78

in gebruik van de contrasten in het Johannesevangelie en 1 Johannes. Op grond van deze derde reden moeten we in ieder geval stellen dat er een ontwikkeling is geweest binnen de johanneïsche gemeenschap.302

Ik ben van mening dat op grond van dit onderzoek de Oden wel een plaats kunnen krijgen in de ontwikkeling die er is geweest binnen de johanneïsche gemeenschap. Als we ervan uitgaan dat de Oden van Salomo ontstaan zijn in de johanneïsche gemeenschap, zijn op grond van mijn analyse op z’n minst twee hypotheses mogelijk. De volgende tabel maakt twee hypotheses inzichtelijk:

Figuur 3. Vergelijking tussen de drie werken

De Oden van Salomo Johannesevangelie 1 Johannes

Gebruik van de contrasten voor christologie

Gebruik van de contrasten voor christologie

Gebruik van de contrasten voor theologie, niet voor de christologie

Antropologisch dualisme op basis van de belijdenis van de Christus

Antropologisch dualisme op basis van de belijdenis van de Christus en op basis van de

aanwezigheid van

broederliefde

Antropologisch dualisme op basis van de aanwezigheid van broederliefde en het bewaren van Jezus’ geboden. Nauwelijks gebruik van de

tegenstelling van liefde: haat.

Gebruik van de tegenstelling van liefde: haat.

Gebruik van de tegenstelling van liefde: haat.

Veel gebruik van het contrast licht versus duisternis

Minder gebruik van het

contrast licht versus duisternis

Minder gebruik van het

contrast licht versus

duisternis

In deze tabel zien we in de lichte grijzen vakken de aanwezige elementen in de Oden van Salomo (links), in het Johannesevangelie (midden) en in 1 Johannes (rechts). Nooit staan in alle drie kolommen horizontaal drie keer dezelfde elementen. Het is opvallend dat de elementen in het Johannesevangelie altijd (deels) overeenkomen met ofwel de elementen in de Oden van Salomo ofwel de elementen in 1 Johannes. Dit zou er dan op wijzen dat, als er een ontwikkeling heeft plaatsgevonden, het Johannesevangelie in het midden van die ontwikkeling staat. Zo kunnen we deze tabel ten eerste chronologisch lezen van links naar rechts. Dan geldt de hypothese dat de Oden van Salomo het vroegste werk is en 1 Johannes het laatste werk is. We kunnen de tabel ten tweede ook lezen van rechts naar links, dan is 1 Johannes het oudste en de Oden van Salomo zijn het recentst.

302 Dezelfde constatering doet Schnelle (2011). Hij stelt dat 1 Johannes voorafgaat aan het

schrijven van het Johannesevangelie. Hij baseert zich op ontwikkelingen die hij waarneemt in de beide geschriften.

79

Om uit de impasse van deze twee opties (links naar rechts of rechts naar links lezen van tabel) te komen zou bijvoorbeeld onderzoek gedaan kunnen worden naar de aanwezigheid en het gebruik van de contrasten in de Gemeenschapsregel van Qumran (1QS). De Gemeenschapsregel is in ieder geval eerder ontstaan dan alle drie de werken en daarmee een goed ijkpunt om een mogelijke ontwikkeling aan te wijzen. In deze Gemeenschapsregel komt ook het gebruik van het paradigma licht versus duisternis duidelijk naar voren.

Op grond van de gegevens die tot nu toe bekend zijn over de verhouding van de Oden van Salomo en het johanneïsche corpus, is mijn verwachting dat de Oden zijn ontstaan in de johanneïsche context. Ik acht de Oden van Salomo ouder dan 1 Johannes, omdat in deze brief duidelijk gesproken wordt over een schisma in de gemeenschap en in de Oden niet. Als Schnelle gelijk heeft in zijn these dat het Johannesevangelie later is geschreven dan 1 Johannes, zijn de Oden van Salomo ook ouder dan het Johannesevangelie.303 Mocht het Johannesevangelie voor het

schisma in de johanneïsche gemeenschap geschreven zijn, dan acht ik Charlesworth’s voorstel acceptabel dat beide werken in ongeveer dezelfde tijd geschreven zijn. Hierdoor komen de concepten in de werken overeen, maar blijven letterlijke citaten weg.304

Ik verwacht dat de Oden van Salomo geschreven zijn na de verdrijving van de gemeenschap uit een synagoge en voorafgaand aan het schisma binnen de gemeenschap.305 Dit verwacht ik om de volgende redenen: Ten eerste is de hele

gemeenschap door de belijdenis van de Messias in de positie van het licht. Blijkbaar heeft men de synagoge reeds verlaten en belijdt iedereen in de gemeenschap de Messias. Ten tweede lezen we in de Oden van Salomo niet over een innerlijke strijd tussen de belijders van de Messias onderling. Slechts één keer heb ik de oproep gelezen om een hechte eenheid in naam van de Heer te vormen (Ode 41.5). De aanloop naar een schisma is nog niet duidelijk aanwezig in de Oden en het schisma heeft ook niet net plaatsgevonden, anders zouden daarvan sporen te vinden zijn in de Oden van Salomo. Ten derde is er sprake van ‘vervolgers’ en ‘moeite’ in de Oden (zie paragraaf 3.1.1. en Ode 5).306 Deze

vervolgers zouden dan de ‘Joodse’ autoriteiten en de Farizese groepering kunnen zijn (zie 2.2.2). Ten vierde wordt er nooit negatief gesproken over de ‘Joden’,

303 Schnelle (2011).

304 Charlesworth (1998), p. 23. Zie ook Vleugels (2010), p. 10.

305 Zie hoofdstuk 2.2.

306 Zie ook Franzmann (1986), p. 385-6: ‘Although already saved (41:3,4) he must continue to

80

zoals in het Johannesevangelie.307 De sporadische vervolgingen zijn mogelijk net

begonnen en worden niet toegeschreven aan de ‘Joden’. Ten vijfde lezen we