• No results found

Hoofdstuk 4: Analyse nationale jurisprudentie politiegeweld

4.2 Vuurwapengeweld

Bij vuurwapengeweld volgt de rechter in de meeste gevallen een vaste volgorde bij de toetsing van de strafbaarheid van het vuurwapengebruik. Allereerst wordt beoordeeld of sprake is van één van de gevallen van het eerste lid van artikel 7 Ambtsinstructie. Enkel in deze gevallen is vuurwapengebruik toegestaan. Daarna wordt beoordeeld of de

waarschuwingsplicht van artikel 10a Ambtsinstructie in acht is genomen. Vervolgens wordt het vuurwapengebruik getoetst aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit van artikel 7 Pw. Voldoet het vuurwapengebruik niet aan de Ambtsinstructie en de Politiewet 2012, dan komen al snel de strafuitsluitingsgronden noodweer en noodweerexces in beeld. Opvallend is dat in acht van de veertien onderzochte zaken van politioneel vuurwapengeweld (onder meer) een beroep wordt gedaan op putatief noodweer.204 Van putatief noodweer is sprake wanneer

de verdachte verschoonbaar heeft gedwaald over het bestaan van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer of een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n aanranding.205 Putatief noodweer betreft dan ook een vorm van de strafuitsluitingsgrond

afwezigheid van alle schuld.206

201 Rechtbank 's-Gravenhage 29 juli 2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:BD8808.

202 Rechtbank 's-Gravenhage 29 juli 2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:BD8853.

203 Stcrt. 2006, 143, onder 3.2.

204 Zie: Hoge Raad 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1334; Gerechtshof Den Haag 3 oktober 2016,

ECLI:NL:GHDHA:2016:2872; Gerechtshof 's-Hertogenbosch 10 december 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:5174; Rechtbank Gelderland 5 juli 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3629; Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 december 2015,

ECLI:NL:RBZWB:2015:7932; Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 december 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7931; Rechtbank Rotterdam 5 augustus 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:6175; Rechtbank Oost-Brabant 8 december 2014,

ECLI:NL:RBOBR:2014:7459; Rechtbank Zutphen 17 november 2010, ECLI:NL:RBZUT:2010:BO4538.

205 Rechtbank Oost-Brabant 8 december 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:7459.

4.2.1 Bevoegdheid tot vuurwapengebruik en de waarschuwingsplicht

Allereerst wordt dus door de rechter beoordeeld of sprake is van een situatie waarin een vuurwapen mag worden gebruikt. Deze gevallen zijn opgesomd in het eerste lid van artikel 7 Ambtsinstructie.207 Deze gevallen waren in elk geval niet aan de orde toen een

inbreker vluchtte voor de politie. De politie kreeg een melding van een inbraak in een woning, waarvan de bewoners op vakantie waren. Toen de inbreker over een schutting wilde vluchten, is hij door een politieambtenaar in zijn been geschoten. Volgens de rechtbank mocht in deze omstandigheden geen gebruik worden gemaakt van een vuurwapen.208 De rechtbank achtte de

geweldsaanwending daarom strafbaar.209

Het niet naleven van de waarschuwingsplicht van artikel 10a Ambtsinstructie kan ook leiden tot het oordeel dat het geweldgebruik strafbaar is. Zo werd een verdachte na een achtervolging door het centrum van Tilburg door twee politieambtenaren beschoten toen hij na het klemrijden van zijn voertuig verder wilde vluchten. De politieambtenaren mochten in dit geval wel hun vuurwapen gebruiken, maar ze hadden de waarschuwingsplicht niet

nageleefd. Eén van hen had wel het bevel gegeven dat de verdachte moest stoppen, maar heeft daarbij niet gewaarschuwd dat ze zouden schieten als hij dat niet zou doen.210 Ook is vrijwel

meteen na het bevel geschoten, waardoor de verdachte niet de mogelijk heeft gehad om aan het bevel te voldoen.211

4.2.2 Noodweerexces

In een tweetal zaken heeft het beroep op noodweerexces een doorslaggevende rol gespeeld.212 Daarbij werd benadrukt dat aan een politieambtenaar hogere eisen mogen worden

gesteld dan aan de gemiddelde burger met betrekking tot hun handelwijze, indien zij worden geconfronteerd met (plotseling) gewelddadige situaties.213 Zo had een politieambtenaar op een

wegrijdende auto geschoten nadat hij eerst opzij moest springen om niet door die auto te worden aangereden. Volgens de rechtbank was er sprake van een noodweersituatie, maar was 207 Het gaat in de jurisprudentie met name om de gevallen van artikel 7, lid 1, onder a en b, Ambtsinstructie.

208 Er was immers geen sprake van een (of meer) van de in artikel 7, lid 1, onder a-d, Ambtsinstructie genoemde gevallen.

209 Rechtbank Oost-Brabant 14 juli 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:3985.

210 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 december 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7932.

211 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 december 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7931.

212 Gerechtshof 's-Hertogenbosch 10 december 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:5174; Rechtbank Midden-Nederland 31 maart 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1217.

deze reeds geëindigd op het moment van schieten. Ook was volgens de rechtbank geen sprake van noodweerexces. Het feit dat verdachteals politieambtenaar getraind is om adequaat te reageren in (plotseling) gewelddadige situaties was voor de rechtbank doorslaggevend om de reactie van de politieambtenaar als disproportioneel aan te merken.214 Ondanks het feit dat de

politieambtenaar volgens de rechtbank in een hevige gemoedsbeweging verkeerde op het moment van schieten, werd met het op geringe afstand schieten op een voertuig waarin meerdere personen zitten de grens van proportionaliteit te ver overschreden.215

Dit wil niet zeggen dat disproportioneel politiegeweld altijd in de weg staat aan de aanname van noodweerexces. Een politieambtenaar die, na een wilde achtervolging met diverse politieauto’s, op de romp van een verdachte had geschoten kon wel met succes een beroep doen op noodweerexces. Er was in dit geval sprake van een noodweersituatie, maar het schieten op de romp werd disproportioneel geacht.216 Het hof achtte het op basis van een

aantal omstandigheden echter aannemelijk en invoelbaar dat de politieambtenaar ten gevolge van een hevige gemoedsbeweging gericht op de romp van het slachtoffer had geschoten. Het slachtoffer schuwde het plegen van geweld tegen de politie namelijk niet, kwam opgefokt en dreigend af op de schietende politieambtenaar, was op hem gefocust, had geen gevolg gegeven aan het bevel om op de grond te gaan liggen en had zelfs een waarschuwingsschot genegeerd. De politieambtenaar bevond zich ook in een positie waarin hij geen kant op kon. Van noodweerexces was volgens het Hof dan ook sprake. Het Hof merkte hierbij wel op dat aan een politieambtenaar in dit soort situaties hogere eisen mogen worden gesteld dan aan de gemiddelde burger met betrekking tot hun handelwijze, maar dit bracht het Hof niet tot een ander oordeel.217

4.2.3 Putatief noodweer

De meeste gevallen waarin het vuurwapengebruik door een politieambtenaar uiteindelijk niet strafbaar is bevonden, zijn het gevolg geweest van een geslaagd beroep op putatief noodweer.218 In deze gevallen is niet gebleken van een noodweersituatie, maar de

schietende politieambtenaar mocht op basis van de omstandigheden wel redelijkerwijs uitgaan 214 De Garantenstellung komt hier dus tot uitdrukking in het oordeel over de proportionaliteit van het geweldgebruik.

215 Rechtbank Midden-Nederland 31 maart 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1217.

216 De politieambtenaar had, voordat hij een waarschuwingsschot had gelost, ook eerst op de benen van het slachtoffer gericht.

217 Gerechtshof 's-Hertogenbosch 10 december 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:5174.

218 Rechtbank Rotterdam 5 augustus 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:6175; Rechtbank Oost-Brabant 8 december 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:7459; Rechtbank Zutphen 17 november 2010, ECLI:NL:RBZUT:2010:BO4538.

van een noodweersituatie. Zo heeft een politieambtenaar op de benen van een verdachte geschoten toen deze een onverwachte snelle beweging met de hand naar de heup maakte. Deze verdachte bleek geen vuurwapen bij zich te hebben, maar de politieambtenaar mocht wel menen dat hij die had. Dit kwam onder meer doordat deze verdachte continu zijn handen op zijn rug hield en telkens niet voldeed aan het herhaaldelijk gegeven bevel van de

politieambtenaar om zijn handen te laten zien. Het bevel werd zelfs niet opgevolgd toen de politieambtenaar zijn dienstpistool had getrokken en dit pistool op korte afstand op hem richtte. Door deze handelwijze van de verdachte en de onverwachte beweging naar de heup, mocht de politieambtenaar redelijkerwijs uitgaan van een direct dreigende aanval, waartegen hij zich met zijn vuurwapen mocht verdedigen.219

Een opvallende zaak betreffende putatief noodweer betreft de zaak van Mike Stok. Deze zaak heeft ook veel aandacht gekregen van de media.220 De politie heeft toen opgetreden

tegen Stok die met een zogeheten ‘tomahawk’221 stond te zwaaien nadat hij een boete had

gekregen van stadstoezicht. Stok reageerde niet op (herhaalde) aanroepen en bevelen van de politie. Zelf meerdere waarschuwingsschoten konden Stok niet doen stoppen. Toen Stok met dit voorwerp door de tuinen begon te rennen heeft de politie gericht op Stok geschoten. Het schot in de rug heeft uiteindelijk de dood van Stok tot gevolg gehad. Achteraf bleek de ‘tomahawk’ een wandelstok met een punt te zijn en waren in de tuinen geen andere mensen aanwezig. Er was dus geen sprake van een noodweersituatie, maar de politie mocht daar volgens de rechtbank wel redelijkerwijs vanuit gaan. Stok rende namelijk in tuinen waar, gelet op het tijdstip en de weersomstandigheden, bewoners aanwezig konden zijn. Ook hadden niet alleen politieambtenaren, maar ook meerdere getuigen het voorwerp dat Stok vasthield omschreven als een soort ‘tomahawk’. De politieambtenaren mochten dus vrezen voor een dreigende situatie, met mogelijk onschuldige slachtoffers tot gevolg. Ter voorkoming van die situatie is volgens de rechtbank geweld aangewend dat in overeenstemming was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.222

Een beroep op putatief noodweer slaagt lang niet altijd. Zo heeft de Hoge Raad (hierna: HR) geoordeeld dat een politieambtenaar die twee inbrekers neerschoot, toen zij gebukt door het gat van een winkeldeur waren gekomen, geen beroep kon doen op putatief noodweer. Beide inbrekers waren immers zo kort na het gebukt passeren van het gat in de 219 Rechtbank Oost-Brabant 8 december 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:7459.

220 Zie bijvoorbeeld ‘Agenten vrijuit na doodschieten Mike Stok’, Algemeen Dagblad 5 augustus 2015, www.ad.nl/rotterdam/agenten-vrijuit-na-doodschieten-mike-stok~a558d038/.

221 Een stok met een soort bijl er op.

winkeldeur neergeschoten, dat zij geen gedragingen hebben kunnen verrichten waar de schietende politieambtenaar redelijkerwijs uit mocht afleiden dat hij werd aangevallen, dan wel dat daartoe een onmiddellijk dreigend gevaar bestond. De HR heeft daarbij uitdrukkelijk rekening gehouden met wat van een politieambtenaar, gelet op zijn beroep, opleiding en training, mag worden verwacht.223