• No results found

Hoofdstuk 4: Analyse nationale jurisprudentie politiegeweld

4.3 Conclusies beoordeling politiegeweld door strafrechter

Aan de hand van de geanalyseerde uitspraken en arresten betreffende politiegeweld kunnen een aantal conclusies worden getrokken over hoe de strafrechter deze zaken beoordeelt.224 Allereerst blijkt bij de vervolging van politioneel (vuurwapen)geweld geen

plaats te zijn voor enige vorm van toetsing van het verrichte onderzoek naar de

geweldsaanwending aan de jurisprudentie van het EHRM. In geen van de geanalyseerde zaken is aandacht besteed aan de uit artikel 2 en 3 EVRM voortvloeiende eis van effectief onderzoek. Sterker nog, de woorden effectief, EVRM en EHRM komen er niet eens in voor. Uit de meeste zaken betreffende vuurwapengeweld blijkt wel dat onderzoek is verricht door de Rijksrecherche,225 maar aan dat onderzoek wordt vervolgens geen enkele vorm van

aandacht besteed. Dit is wel eenvoudig te verklaren. De kritiek op het strafrechtelijk onderzoek naar politiegeweld komt immers meestal tot uiting bij een klacht betreffende de beslissing tot niet-vervolging van de geweld toepassende politieambtenaar. Ten minste vier226

van de geanalyseerde zaken zijn ook voor de strafrechter gekomen als gevolg van een succesvolle klacht in de zin van artikel 12 Sv.227 In die procedure bij het Gerechtshof zijn

onderwerpen als de onafhankelijkheid van het onderzoek en de juistheid van de vervolgingsbeslissing wel aan de orde geweest.228

Wat in de geanalyseerde jurisprudentie sterk naar voren komt, is dat het gebruik van geweld, in het bijzonder het gebruik van een vuurwapen, zoveel mogelijk tot het uiterste moet 223 Hoge Raad 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1334.

224 Deze conclusies vloeien niet alleen voort uit de uitspraken en arresten die in dit hoofdstuk zijn besproken, maar ook uit niet besproken (onderdelen van) uitspraken en arresten die zijn geanalyseerd.

225 Vaak wordt verwezen naar het proces-verbaal van de Rijksrecherche of een verklaring die bij de Rijksrecherche is afgelegd.

226 Bij een tweetal zaken blijkt wel dat er een klacht inzake artikel 12 Sv is ingediend, maar onduidelijk is of de klacht ook daadwerkelijk heeft geleid tot de vervolging van de politieambtenaar. Zie: Gerechtshof Arnhem 5 februari 2010,

ECLI:NL:GHARN:2010:BL3176; Gerechtshof 's-Hertogenbosch 10 december 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:5174.

227 Hoge Raad 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1334; Rechtbank Rotterdam 5 augustus 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:6175; Rechtbank Amsterdam 1 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2450; Rechtbank Midden-Nederland 31 maart 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1217.

worden beperkt.229 In een enkel geval spreekt de rechtbank ook uitdrukkelijk over het gebruik

van een vuurwapen als ultimum remedium.230 Dit blijkt ook uit de vaste volgorde die wordt

gevolgd bij de toetsing van politioneel vuurwapengeweld. Zo wordt eerst beoordeeld of sprake is van een situatie waarin een vuurwapen mag worden gebruikt. Is dit het geval, dan dient in beginsel eerst nog een waarschuwing te worden gegeven alvorens wordt geschoten. Ook mag er geen lichter middel voorhanden zijn om het doel dat met het vuurwapengebruik wordt beoogd te bereiken. Uit al deze te volgen stappen blijkt dat volgens de rechter het gebruik van vuurwapens door politieambtenaren tot het uiterste moet worden beperkt.

Uit de jurisprudentie blijkt tevens dat de rechter veelal enige vorm van begrip heeft voor het handelen van de politie. Dit komt voornamelijk terug bij het bepalen van de strafbaarheid van de verdachte en bij de strafoplegging. Vaak wordt overwogen dat een politieambtenaar in korte tijd de situatie moet inschatten en beslissingen moet nemen, waarbij hij zich ook vaak bevindt in een stressvolle situatie.231 In sommige gevallen hebben agenten

daarbij zelfs voor hun leven moeten vrezen.232 Daarnaast wordt ook met de aanvaarding van

putatief noodweer rekening gehouden met de omstandigheden waaronder politieagenten werken. Hier staat echter tegenover dat bij de strafoplegging vaak wordt overwogen dat de politie het monopolie heeft op geweldgebruik en het niet volgens de regels aanwenden van geweld het vertrouwen van het publiek in de politie schaadt.233 Ook wordt bij geweldgebruik

door politieambtenaren vaak gewezen op de Garantenstellung. De rechter neemt dan uitdrukkelijk mee dat aan (ervaren) politieambtenaren hogere eisen mogen worden gesteld dan aan een gemiddelde burger met betrekking tot hun handelen in dergelijke situaties.234

Deze overweging draagt ook vaak bij aan het oordeel dat het geweldsgebruik strafbaar is, maar niet in alle gevallen.235

Het begrip voor het handelen van politie kent wel zijn grenzen. Bij het schieten op verdachten die zich in rijdende auto’s bevinden, is de rechter nog niet zo begripvol gebleken. 229 Een duidelijk voorbeeld hiervan is Rechtbank Middelburg 23 februari 2012, ECLI:NL:RBMID:2012:BV6782. In deze zaak had een politieambtenaar bijna alle lichtere geweldmiddelen al gebruikt, maar allen zonder effect. Het vuurwapen was in dat geval het enige en tevens laatste middel dat kon en mocht worden aangewend.

230 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 december 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7932.

231 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 december 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7931; Rechtbank Amsterdam 1 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2450; Rechtbank Den Haag 23 december 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:18257; Rechtbank Zutphen 17 november 2010, ECLI:NL:RBZUT:2010:BO4538.

232 Rechtbank Midden-Nederland 31 maart 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1217.

233 Gerechtshof Den Haag 3 oktober 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2872; Rechtbank Amsterdam 1 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2450.

234 Zoals in Rechtbank Limburg 17 juli 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:6059, waarin uitdrukkelijk wordt overwogen dat de politieambtenaar lid was van een aanhoudingseenheid en derhalve getraind is in het verrichten van risicovolle aanhoudingen.

235 Zoals in Gerechtshof 's-Hertogenbosch 25 maart 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BL9917, waarin uitdrukkelijk werd gewezen op de Garantenstellung, maar uiteindelijk het oordeel van het Hof niet heeft veranderd.

De schietende politieambtenaar doet in deze gevallen vaak een beroep op noodweer, maar dit is geen van de gevallen gehonoreerd. Dit komt bijvoorbeeld omdat de noodweersituatie al was geëindigd op het moment van schieten236 of omdat het (over)duidelijk was dat de collega’s

van de schietende politieambtenaar zich op dat moment niet in de rijrichting van de

wegrijdende auto bevonden.237 De rechter lijkt in dit soort situaties het vuurwapengebruik van

de politie dus zwaarder te toetsen dan in andere gevallen van politioneel vuurwapengebruik.