• No results found

Vooral aan dit onverbiddelijke verbod moest ik absoluut iets doen, indien ik althans wilde voorkomen dat ik er in het Kollege uit gebonjourd werd. Te meer omdat mijn

In document Robin Hannelore, Pulse frambozen · dbnl (pagina 104-107)

kerfstok sowieso al niet veel meer inkepingen kon verdragen. Toen haalde ik de

listigste streek van mijn leven uit, een maneuver waarvoor ik me soms nog schaam...

Zoals iedereen in het Kollege had ik een biechtvader. De mijne was meneer L. van

Herck, die een tweelingbroeder had kunnen zijn van de Zwitserse meteoroloog en

natuurkundige A. Piccard en die derhalve naar deze geleerde genoemd werd. Meneer

Van Herck was bovendien de titularis van de retorika. Mijn eerste werk bij het begin

van het sohooljaar bestond er dus in hem in vertrouwen te nemen. Aangezien hij

gebonden was aan het biechtgeheim, zette ik daarmee feitelijk alle eerwaarde heren

schaakmat. Nu, ik geloof niet dat Piccard, die leraar Frans én een aristokraat was,

daar ooit ongelukkig om was. Bij mijn konfidenties meende ik menigmaal vrolijke

vonken van binnenpret achter zijn brilleglazen te

zien. Eigenlijk werd het voor mij een jaar spitsroeden lopen, maar dat werd dan ruim

gekompenseerd door mijn omgang met Maaike. In die jaren wilden de eerwaarde

heren mordicus in elke retorikaleerling een potentiële priesterroeping koesteren en

aanwakkeren. En o wee de man die openlijk opteerde voor de wereldse genoegens

en die dus de anderen aanstak met zijn epikurisme en lekenmoraal. Het kwam er

voor mij derhalve op aan zo weinig mogelijk in de kijker te lopen. Het begon nochtans

al slecht... Bij het eerste maandelijkse eksamen - Latijns opstel, meen ik - behaalde

ik de meeste punten. Het betekende dat ik vanop de achterste rij in de Grote Studiezaal

naar voren moest, om me daar op het podium door de direkteur een medaille (die 's

anderendaags weer moest ingeleverd worden) te laten opspelden. Toen we tien

minuten later in de klas zaten, kwam het Lam Gods een patetisch pleidooi houden

voor goede manieren, wellevendheid, voornaamheid én statigheid... Wij, leerlingen

van de retorika, moesten een voorbeeld zijn voor de jongens van de lagere klassen.

En dat was hoegenaamd niet het geval wanneer de primus van het maandelijks

eksamen nonchalant door de studiezaal lummelde en met een schaapachtige grijns

de felicitaties afwimpelde. Wat de apoteose van de proklamatie had moeten worden,

was uitgelopen op een aanfluiting van de fiere jongelingschap die de laureaat had

moeten representeren. Wellicht plaats ik direkteur Peeters toch in een te ongunstig

daglicht. Wij waren totaal tegengestelde naturen. Hij was een man van de geest:

tomistisch, cerebraal, rationalistisch, classicistisch... Bovendien was hij een Vlaams

idealist. In mij primeerde altijd het hart, met alle gevolgen vandien. Alleen de

literatuur die met veel patos kon worden gedeklameerd, vond genade in zijn ogen:

Sofokies, Cicero, Vondel, Gezelle... Het spreekt dan ook vanzelf dat hij goed bevriend

was met diktieleraar Ast Fonteyne, een man die mij intuïtief deed huiveren. Huiveren

deed ik trouwens ook als ik de wereldvreemde toneelspelen in het Kollege moest

gaan. De tijden waren volop aan het kenteren, maar niemand scheen dat te merken...

Toen ik in de retorika mijn eerste verhandeling schreef, gaf de direkteur mij precies

de helft van de punten. Zonder enige verklaring. Mijn tweede verhandeling gold ook

voor de ‘Prijskamp van het Bisdom’. Daarin werd ik zesde. Direkteur Peeters riep

mij apart en vertelde dat de jury heel wat palavers besteed had aan mijn werkstuk.

Van hem kreeg ik acht op tien. Bij de volgende verhandeling moest ik weer genoegen

nemen met de helft. Mijn schrifturen lagen hem duidelijk niet. Bijna zeker tegen zijn

fenomenaal geheten wil in had ik op hem hetzelfde effekt als een rode lap op een

stier. Op een namiddag kwam hij ons uit de klas halen en leidde hij ons naar de kapel.

Henriëtte Roland Holst-Van der Schalk, de grote zoekster en bekeerlinge, was

overleden. Oneindig lang weidde hij uit over haar verdiensten... zólang dat ik erbij

indommelde. Toen ik wakker schrok, moest ik als straf voor mijn verregaande

onverschilligheid tien bladzijden schrijven over de toespraak die hij gehouden had...

Wat ik toen helemaal niet begreep, was zijn sympatie voor Ernest Claes. Achteraf

ben ik gaan inzien dat Claes zéér geschikt was voor de façade van het Kollege. Claes

was jovialerig, nooit triviaal; hij pinkte een traan weg over de sociale misère, maar

was nooit rebels; hij lachte graag, én vloekte nooit... Of hij echter zo hartverheffend

volks was, ben ik na de lezing van zijn dagboeken sterk gaan betwijfelen. De

vreselijkste dagen in het leven van direkteur J. Peeters waren beslist die van de

schoolstrijd. Alles waarin zijn dogmatische geest ooit geloofd had - en orde, tucht,

verantwoordelijkheidszin, voorzichtigheid en burgerlijke gehoorzaamheid behoorden

zeker tot zijn geloofspunten - werd gedurende enkele dagen opgeheven, ja mocht

zelfs met de voeten getreden worden. De jongelingschap met de banieren, de leuzen

en de manhaftige Vlaamse knapenliederen (die pater Callixt Fimmers zo geel en

bruin en groen vereeuwigde) werd in het holst van de nacht met kalkemmers en

borstels op Herentals

gelaten om er straten en muren vol te kladden. Ongelukkig genoeg begon het tegen

In document Robin Hannelore, Pulse frambozen · dbnl (pagina 104-107)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN