• No results found

maratonknipbeurt bezorgde, ongeacht de mannen die nog in de rij zaten. Grapjassen zijn er ooit in geslaagd Charel zover te drijven dat hij

een klant vijfmaal inzeepte alvorens hem te scheren... Voor ons was sinterklaasavond

de absolute piek van het jaar. Wij plaatsten 's avonds onze klomp met een grote

wortel, een klontje en een briefje erin onder de kachel en gingen dan ontstellend

braaf slapen. In sommige huisgezinnen kregen de deugnieten inderdaad slechts een

geselroede. Enfin, op die plaatsen kregen de gehoorzame kinderen van de grote

kindervriend toch ook maar de hoogstnodige kledingstukken. In de vroege ochtend

riep moeder ons dan naar beneden. Ieder vond dadelijk zijn doos, want ieder had

-op instigatie van moeder - iets speciaals gevraagd en gekregen: de jongens een

gummibal, een jojo, een drijftol, een bouwdoos of een meccano... en de meisjes een

balspel, een pop of een ‘kook-en-eet-stelletje’. Konstanten waren: een Sinterklaas

van spekulaas, twee sinaasappelen, een stukje marsepein (in de vorm van een

varkentje), een kleurboek en een doosje kleurpotloodjes. Ik heb in Pulle in mijn jeugd

nooit een Sinterklaas gezien... en dus nooit een brave ziel of een klown die zijn

geheimzinnige, magische figuur belachelijk maakte en ontheiligde. Bij grootmoeder

Obbels kwam voor ons elk jaar de Greef van Halfvasten. Hoe die gulle man eruitzag,

hebben wij zelfs nooit geweten. Kerstmis was de dag van het stalletje met alle gipsen

attributen. Een papieren ster en een takje hulst waren de enige versierselen. Van een

kerstboom kan ik me niets herinneren, evenmin van geschenken. Die dag moesten

wij drie missen horen, waarna dan een oud kerstliedje gezongen werd. Voor de meeste

volwassenen was oudejaarsavond de piek van het jaar. Na het werk in de slijperij

begonnen de diamantslijpers dan ter plekke te borrelen, zodat in de vooravond ieder

van hen krankjorum bezopen was. De taaisten brachten hun makkers met de kruiwagen

naar huis. De schoolgaande jeugd ging die dag vanzelfsprekend nieuwjaarzingen.

Waar we een kwartje kregen, zongen we uit volle borst ons langste en mooiste liedje;

waar we tien centiemen ontvingen, zongen we een korter liedje; en waar

we een ‘solleke’ kregen toegestopt, bleef van zingen al niet veel meer over. Waar

we voor een gesloten deur bleven staan, zongen we een liedje, dat eindigde op ‘gierige

pin’. Jongens die niet meer naar school gingen maar die toch nog in een korte broek

rondliepen, verkleedden en schminkten zich 's avonds en trokken, rammelend met

hun kollektebussen, van deur tot deur. Zij waren dé grote attrakties voor de mensen

die ‘doordeden’. En 's anderendaags moest elk kind dan zijn (in de school) geschreven

nieuwjaarsbrief gaan voorlezen aan zijn peter en zijn meter. De meesten waren daar

niet fameus op gebrand, herinner ik mij, want de nieuwjaarsgiften waren toch maar

bestemd voor het spaarvarken... Ook Diekoningen was een kinderfeest. Ik ben echter

slechts éénmaal als koning mee opgetrokken. Dat gebeurde met René en Domien

van tante Trees. Het regende die dag, en na een tijdje dreef de rode smurrie (krijt en

poeder van een verpulverde knikker) over mijn lijf. Het papier weekte los van onze

ster, en tot overmaat van ramp brak het touwtje. En wat doe je in de regen met koekjes,

appels, mispels, noten, eieren en... piepkuikentjes (die kregen we van Jef van Laer)?

Grootmoeder Obbels bakte elk jaar een driekoningenbrood (met een boon erin): wie

de boon in zijn stuk aantrof, was dat jaar symbolisch de koning(in) van het huisgezin.

Op een keer maakte niemand aanspraak op die titel, tot grote konsternatie van

grootmoeder. Oom Don, die een flegmatische olijkerd was, had de boon stiekem

opgegeten. Vastenavond werd slechts in mineur gevierd met pannekoeken, wafels

of appelbeignets; daarna immers volgde de vasten, en in het absoluut katolieke Pulle

- wie niet naar de kerk ging, werd met de vinger gewezen - was dat geen kattepis.

Pasen bracht in de meeste huishoudens een hele opluchting. De klokken van Rome

brachten immers eieren, al dan niet met waterverf beschilderd, en dat betekende dat

we die dag twee of zelfs drie eieren mochten eten. Pasen was gewoonlijk ook de dag

waarop de hoogstnodige nieuwe kledingstukken voor

het eerst mochten of konden gedragen worden. En dan had je ook nog de kermissen.

In een tijd dat de mensen alleen 's zondags niet werkten (omdat ze dat niet mochten

van de Kerk, tenzij bijvoorbeeld in de hooitijd mét toelating van de pastoor), waren

die dagen van algemene luchthartigheid en ontspanning enorm belangrijk. Op die

dagen nodigde elke familie de uitgeweken familieleden uit om te komen schransen

van het geslachte varken of kalf, de frikadellen en de rijstpap. Uit dankbaarheid gaven

die familieleden dan aan de kinderen des huizes wat kermisgeld... Ik at gewoonlijk

uit twee ruiven: omdat grootvader Meeusen bij ons inwoonde, kregen we zijn broers

en zusters én enkele zonen van hem op bezoek; en omdat ik zowat kind aan huis was

bij mijn grootouders aan het Lang Spoor, haalde ook daar iedereen zijn geldbeugel

te voorschijn... De meikermis duurde slechts twee dagen, maar de zomerkermis bracht

drie dagen onafgebroken jolijt. Een bijna steevaste attraktie op de Pulse kermissen

was de ‘kriebel-de-buik’, een soort van schommel en rad tegelijkertijd, die in

beweging gebracht werd door een norse kolos van een vent en zijn verneuteld

vrouwtje. Ook krachtpatsers en harmonikaspelers liepen er rond. Hét snoepgoed was

toen een substantie die wij ‘warme rek’ noemden en die in elk kraam met veel

bravoure geslingerd en gekneed werd. Vooral de ballons gaven aanleiding tot vreugde

én leed in een handomdraai: ze sprongen stuk of ze ontglipten aan de kinderhandjes

en verdwenen in het luchtruim. Op een keer stond voor het café van Polien Toon een

écht wielerbaantje, waarop wielerwedstrijden voor kinderen werden ingericht. Ik

nam deel, kwam boven in de bocht ten val, schoof naar beneden... en werd door de

inrichters met mercurochroom omgetoverd tot een Indiaan. Van de wijkkermis op

de Zandheide (in de buurt van het ‘Voddenkot’ en het café van Sus Kek) en van de

Vlaamse kermissen in de voortuin van het Driehoekshof (van graaf Le Grelle) en op

het erf van de Menkhoeve (ten bate van missionaris Smolders) draag ik slechts vage

herinneringen

mee: in die festiviteiten zag moeder geen aanleiding om ons een extraatje te geven,

zodat de aldaar geboden vermakelijkheden eerder kwellingen waren. Ook de dag dat

pastoor Diels in optocht ingehaald werd en de dag dat boer Laenen zijn intrek nam

in de boerderij van Bet Wagenman op het Vroegeinde behoren tot de grote feestdagen

uit mijn jeugd...

17.

Toen in 1948 de bamispruimen rijp waren, mocht ik naar het Klein Seminarie in

Hoogstraten vertrekken. Mocht... ja. Zo althans liet ik het voorkomen. In feite zat ik

met de daver op het lijf. In de woonkamer bij oom Peer hing een vergeelde foto van

een jongen op zijn doodsbed. Ik had er nooit bij stilgestaan tot... oom Peer mij, een

paar weken voor de aanvang van het schooljaar, meende te moeten verklappen dat

die dode knaap een neef van hem was, die tijdens de oorlog in het Klein Seminarie

van Hoogstraten gestorven was aan dysenterie... Van Pulle naar Hoogstraten reizen

was in die dagen geen sinecuur: ik moest te voet (met het valies aan de hand) of met

de fiets (maar die moest weer thuis geraken) of met de stoomtram (die in geen enkel

tijdschema paste) naar Zandhoven, daar moest ik de stoomtram nemen naar Oostmalle,

en zo verder naar Rijkevorsel en Hoogstraten. In het Klein Seminarie waren ze van

die verplaatsingsmoeilijkheden goed op de hoogte, want de leerlingen moesten op

de vooravond van de eerste schooldag aanwezig zijn en mochten tijdens het schooljaar

zo weinig als maar mogelijk naar huis. Vanaf het eerste ogenblik dat ik daar was,

kreeg ik af te rekenen met een krop in mijn keel, een wee gevoel in mijn maag en

lood in mijn benen. Drie jaar zou ik daar doorbrengen, en al die tijd voelde ik mij

terneergedrukt, moedeloos, wanhopig... en futloos. Voor mij was dat geen internaat

maar een interneringskamp, geen instelling maar een inrichting... Toen men mij

enkele jaren

geleden gevraagd had om er over mijn werk te komen spreken, overviel mij bij het

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN