weer recht trok; nog huiver ik bij de herinnering aan de verwijten die Julie, Renés
brave moeder, mij toen bij de thuiskomst in haar vertwijfeling naar het hoofd
slingerde. Ook in de winter trainden wij. Als er sneeuw lag, gebeurde dat in de zaal
van Polien Toon. Als apoteose liet Sooi de Bie ons dan tot aan de brug over de
Molenbeek lopen en terug. Dat weet ik nog zo goed omdat ik in die loopwedstrijden
telkens de beste was. Ik herinner mij ook een match tegen Herenthout... Jef Cavens
speelde toen nog met ons, en Jef werd kort nadien niet voor niets de opvolger van
de roemruchte Kop van der Auwera bij Racing Mechelen. Jef had weer eens te zwaar
getackeld, en plotseling werd hij door een drietal supporters bestormd. Er ontstond
een gevecht naar de regel, waaraan ik persoonlijk een... verbrande hand overhield.
Ik had namelijk in de nog brandende sigaar van een heetgebakerde supporter
geslagen... Ik herinner mij ook nog enkele matches die ik op zestienjarige leefjtijd
meespeelde in het eerste elftal... De eerste tegenpartij was Pulderbos. Bij een
schermutseling voor doel na een hoekschop trapte Charles van Loock mij het broekje
van het lijf. Een onzediger schouwspel werd op
het Pulse voetbalveld nooit geboden. In een andere wedstrijd namen wij het op tegen
Oosterwijk. Naast het voetbalveld aldaar lag een immens korenveld. Nu waaide er
die dag zulke verschrikkelijke stormwind, dat ik als rechterback tijdens de eerste
helft onafgebroken in de rijpe rogge op zoek moest naar de bal. Omdat ik dat zo goed
gedaan had, plaatste Sooi de Bie mij tijdens de tweede helft linkerback... Later bleef
ik - zij het van in de verte - de esbattementen van de trainers Sooi de Bie, Louis van
Loock, Marcel Spiessens, Domien Smolders, René Wouters, Frans Anthonis... en
hun discipelen volgen. En ik huiver van respekt als ik bedenk dat Domien Smolders
en René Wouters méér dan vijfhonderd wedstrijden in het eerste elftal van Pulle
speelden. Voor Louis van Laer met zijn vierhonderd wedstrijden en voor Jules
Donckers, Achiel Cavens, Eddy Donckers en Paul Poels met hun driehonderd
wedstrijden is die eerbied al niet veel kleiner. F.C. Pulle is ten slotte toch maar een
regionaal klubje, en je moet elke zondag toch maar weer de moed opbrengen om
voor een handvol trouwe supporters het beste van jezelf te geven. Ik gaf in illo
tempore de brui aan het voetballen toen ik als middenvoor van het reserveelftal een
doelpunt gescoord had in Bouwel... De bal kwam terecht tegen één van de ijzeren
stutten van de doelpalen en sprong terug het veld in. De scheidsrechter, een lieve
man met bokaaldeksels in zijn bril, had niets gezien. Ik vroeg aan de doelwachter
van de tegenpartij of hij zo fair wilde zijn aan de referee te vertellen wat er precies
gebeurd was. De doelwachter vroeg of ik op mijn hoofd gevallen was... Toen hield
ik het voor bekeken. Zo zal iedereen wel zijn verhaal hebben. Vaak vraag ik mij af
welk het verhaal was en is van zovele oud-spelers van F.C. Pulle. Ja, waar zijn ze
met hun verhaal gebleven: Carl van Mechelen, Jos Poels, Willy de Bie, Arthur
Simons, Sus Simons, Vic van de Schoor, Walter Smets, Maurits Vervloet, Gust
Breugelmans...? Vaak ook denk ik met heimwee terug aan de vroegere teerfeesten
met stoofkarbonaden en fluitjesbier in de
zaal van Polien Toon. In de late uurtjes kwam Schuifel dan gewoonlijk aandragen
met enkele kilo's zure zult (in Pulle frut geheten)... Vele leden van F.C. Pulle hebben
intussen het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Ik denk aan het tragische lot dat
de eminente middenvoor die René van Loock toch was, te beurt viel... Na een match
riep René Dokter Wauters bij zich omdat hij een teen gewond had. De dokter lachte
er eens om. 's Anderendaags was René dood. Tetanus. Ik denk aan de eeuwig
glunderende Jef van Laer (Pachter, voor de vrienden) en aan de van levenslust
glimmende Jef van den Broeck (die in Spanje ging sterven). Ik denk aan Charel van
Dijck en Jules Smits... Menigmaal schreef en zei ik dat Pulle nog een écht stukje van
het aards paradijs is. Gisteren las ik in twee weekbladen dat Jean-Marie-Pfaff, de
Vlaams-Beierse stuntman en komiek, in Pulle een lap grond heeft bemachtigd en dat
hij van zins is zich hier ooit te vestigen. Pfaff weet het dus ook. Beste vrienden, ik
denk dat God het ook weet. Als hij van voetballen houdt en dat staat buiten kijf
-speelt hij al vijfendertig jaar mee bij F.C. Pulle...
Tijdens deze lezing vielen mijn ogen enkele keren op Boni Sempels, wiens zoon
al enkele jaren tot de vaste waarden van F.C. Pulle behoort. Boni is van mijn leeftijd
en doofstom. Dit laatste belette echter niet dat hij een voortreffelijk rechtsbuiten was.
Kommunikatiestoornissen waren er nooit, omdat wij de gebarentaal der doofstommen
begrepen en wisten dat wij bij wat we zegden goed moesten artikuleren. Een ogenblik
werd ik in de verleiding gebracht om me ook voor hem verstaanbaar te maken, maar
dadelijk besefte ik dat het niet hoefde... In Pulle verstaan de mensen elkaar ook wel
zonder woorden.
23.
Van 1951 tot 1955 volgde ik de lessen aan het Kollege te Herentals. Regen, hagel,
sneeuw, ijzel en defekten aan mijn fiets slaagden er nooit in me ook maar één dag
thuis te houden. Alleen Louis Bervoets kon dat. Het gebeurde in de Bosjes... Toen
ik Gust van Laer (die wij Woutje Waghtmans noemden) wilde aflossen aan het hoofd
van een pelotonnetje, was er eensklaps een black-out. Een paar uren later vertelde
moeder me dat ik met mijn hoofd tegen het hoofd van een fietser die uit de
tegengestelde richting kwam, was aangevlogen. 's Anderendaags moest ik het bed
houden. De volgende zondag na de hoogmis werd ik eensklaps gekonfronteerd met
iets afschuwelijks: het paarse, groene, gele hoofd van de roodharige Louis Bervoets.
Ze moesten hem in bedwang houden of hij was met mij in de clinch gegaan.
Kwatongen beweerden dat Louis zijn lief al in geen dagen onder ogen durfde komen,
In document
Robin Hannelore, Pulse frambozen · dbnl
(pagina 83-86)