• No results found

Boodschappen en perspectief

5.3 Voedselgerelateerde ecosysteemdiensten

5.3.1 Algemeen

De productie van voedsel drukt een zwaar stempel op het gebruik van onze omgeving. Van de menselijke activiteiten op aarde is dat wellicht de meest bepalende. Op wereldschaal is circa 40% van het landoppervlak daarvoor in gebruik (Monitor duurzaam Nederland), in ons land is zo’n 60% in gebruik voor de landbouw (CBS, 2011). Daarnaast gebruiken we ook de zoete en zoute wateren voor voedselvergaring, namelijkvoor visvangst.

Voedselproductie betekent dat we ecosystemen omvormen ten einde de oogst aan benutbare gewassen en dieren maximaliseren en dit tegen zo laag mogelijke kosten. In de praktijk houdt dit in dat gebieden voor landbouw worden ingericht. Gewenste soorten worden daarin bevoordeeld en ongewenste worden verwijderd, omstandigheden (water, voedingsstoffen) worden aan de eisen van de te telen soorten aangepast. Hiervoor wordt een keur aan middelen gebruikt. Voedsel staat in de indeling van de MEA als provisioning service (productiedienst), maar er zijn tal van ecosysteemdiensten die met voedsel zijn gerelateerd. Dit zijn met name de regulerende diensten,zoals waterbeschikbaarheid (juiste kwaliteit en kwantiteit), plaagbestrijding, bestuiving, bodemvorming, klimaat e.d.). De vraag hoe de Nederlandse voedselproductie te verbeteren plaatsen we in deze rapportage in het kader van de versterking van de duurzaamheid ervan. Die duurzaamheid kan in belangrijke mate worden verbeterd door de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de ondersteunende diensten. De behandeling van voedselproductie zal daarom in samenhang met cq aan de hand van deze ondersteunende diensten moeten plaatsvinden.

Het gebied dat voor voedselproductie wordt gebruikt levert behalve voedsel ook andere diensten, met name in de categorie van de culturele diensten: recreatie, cultuurhistorie, welbevinden en biodiversiteit. In Nederland leggen deze functies een steeds groter gewicht in de schaal. Het mede-optimaliseren voor deze functies zal ook meegenomen dienen te worden bij het streefbeeld en handelingsperspectief van de voedselproductie.

Achtereenvolgens worden behandeld: • voedselproductie door de landbouw; • biologische plaagbestrijding; • bestuiving.

5.3.2 Voedselproductie door landbouw

Inzichten

(1) Voedselproductie is een ecosysteemdienst waarbij de mens het ecosysteem vergaand naar zijn hand heeft gezet. Dit proces is 10.000-14.000 jaar geleden begonnen en gaat nog altijd door. Hoewel minder zichtbaar dan in de vroegere landbouw, is in de moderne landbouw de rol van natuurlijke processen nog zeer groot.

(2) In Nederland is afgelopen eeuw de voedselproductie per oppervlak en de arbeids- productiviteit sterk vergroot: de productie is groter dan ooit en het aantal boeren neemt alleen maar af.

(3) Keerzijde van de moderne voedselproductie is de zeer hoge input aan energie en middelen, de negatieve externe effecten, de vermindering van de plaag- en ziektewerende werking van bodem en omgeving en de achteruitgang van de cultuurhistorische en belevingswaarde. De huidige voedselproductie is niet duurzaam.

Boodschappen en perspectief

Het perspectief van voedselproductie als ecosysteemdienst zou in de Nederlandse situatie vooral in het teken moeten staan van:

(1) Versterking van de duurzaamheid (intact houden van het bodemsysteem, werken naar een gesloten cyclus van nutriënten, verminderen energieverbruik).

(2) Terugdringing van de negatieve milieu-effecten (verminderen watergebruik, verminderen verdroging, verminderen eutrofiering, verminderen emissie bestrijdingsmiddelen).

(3) Meer gebruik maken van de omgevingskwaliteiten voor de voedselproductie (functioneel agrarische biodiversiteit voor bijvoorbeeld biologische plaagbestrijding, ziektewering, bestuiving, watervasthoudend vermogen etc.), zowel vanuit het agrarisch gebied zelf (randen, bodem) als vanuit aangrenzende (natuur)gebieden.

(4) Versterking van positieve neveneffecten op agrarische natuur- en landschapskwaliteiten (door middel van natuur- en landschapsgericht beheer).

(5) Vermindering van de afhankelijkheid van aanvoer van stoffen uit het buitenland (vermindering ecologische voetafdruk).

Een aantal van de huidige ontwikkelingen spoort in meer of minder mate met het gedachtegoed van ecosysteemdiensten, maar een ondubbelzinnige keuze voor duurzaamheid moet nog worden gemaakt.

Uitwerking: Bijlage 4

5.3.3 Biologische plaagbestrijding in de landbouw

Inzichten

(1) Bij de voedselproductie worden aanzienlijke hoeveelheden bestrijdingsmiddelen gebruikt, met naast bedoelde ook omvangrijke onbedoelde schadelijke effecten. Het gebruik van de middelen loopt bij de diverse teelten sterk uiteen. De maatschappelijke opgave is het gebruik hiervan zoveel mogelijk te beperken.

(2) Biologische plaagbestrijding is een middel om milieubelasting omlaag te brengen; met name in de sierteelt en groente- en fruitteelt liggen er grote opgaven met interessante perspectieven

(3) In de kasteelt is toepassing van biologische plaagbestrijding (begonnen in de zeventiger jaren) inmiddels regulier; in de opengrondsteelten bevindt biologische plaagbestrijding zich nog in de beginfase.

(4) Bodem, randstructuren (opgaande begroeiing, droge en natte perceelsranden) binnen het agrarische gebied en aanliggende (natuur)gebieden vormen goede aangrijpingspunten om voor plaagbestrijding te benutten. Ze vormen onderdeel van het habitat van diverse predatoren van schadelijke soorten.

Boodschappen en perspectief

(1) Biologische bestrijding in de vollegrondslandbouw komt geleidelijk op gang, met name in de vorm van onderzoeken en praktijkpilots. Voor toepassing van biologische plaag- bestrijding in de reguliere praktijk is een forse onderzoekinspanning nodig, zowel voor het ontwikkelen van betrouwbare systemen als voor de introductie in de praktijk voor het bedrijfsleven en het beleid.

(2) Biologische plaagbestrijding heeft positieve effecten op de kwaliteit van bodem en oppervlaktewater (minder belasting met bestrijdingsmiddelen). Het benutten van biologische plaagbestrijding hangt positief samen met andere e-diensten, zoals bestuiving, belevingswaarde van het landschap en biodiversiteit (intrinsieke waarde natuur).

(3) Voor de bevordering van biologische plaagbestrijding ligt een belangrijke taak bij het beleid, bijvoorbeeld in de vorm van regelgeving omtrent het gebruik van chemische (schadelijke) middelen en het ondersteunen van een verdere ontwikkeling en praktijkintroductie van biologische plaagbestrijding.

(4) Bevordering van biologische plaagbestrijding is niet alleen een overheidstaak, maar ook bij de markt (landbouw- en retailsector) liggen er interessante aanknopingspunten. Biologische plaagbestrijding heeft een positief imago in de maatschappij; toepassing ervan creëert meerwaarde via kwaliteit en imagoverbetering.

Uitwerking: Bijlage 5 en bijbehorende Aanhangsels 5.1 en 5.2

5.3.4 Bestuiving

Inzichten

(1) Bestuiving door insecten is een vitaal element in de voedselproductie. In Nederland gaat het om hardfruit, zachtfruit, aardbeien, tomaten, e.d. Een substantieel deel van de productie van deze gewassen is hiervan afhankelijk. Bulkproducten zoals aardappelen en granen zijn daarentegen niet afhankelijk van insectenbestuiving.

(2) De bestuiving wordt voor een belangrijk deel door de honingbij verzorgd. Daarnaast spelen ook wilde bijensoorten en zweefvliegen een rol.

(3) De bijbehorende oogstwaarde die van bestuiving afhankelijk is wordt, op basis van internationale studies, voor Nederland (indicatief) geschat op ca 1 miljard euro per jaar. Het leeuwendeel van de bestuiving wordt door de honingbij verzorgd. Het aandeel van wilde soorten wordt geschat op 17% daarvan, ofwel ca 190 miljoen euro per jaar.

(4) De instandhouding van bestuiving in Nederland is van belang zowel voor de voedselproductie als voor het voortbestaan van een aantal in het wilde voorkomende plantensoorten. Versterking van de bestuiving kan langs twee lijnen tot stand komen: (i) versterking positie honingbij; (ii) versterking inbreng wilde bestuivende soorten (wilde bijen en zweefvliegen).

(5) In Nederland komt de honingbij niet meer als wilde soort voor. De soort is volledig van imkeractiviteiten afhankelijk. Er zijn momenteel problemen met het houden van bijen (ziektes). Het is onzeker of de honingbij voor Nederland kan worden behouden. Er is een aantal factoren die stress veroorzaken. Aannemelijk is dat de honingbij beter zal gedijen, wanneer het pesticidengebruik beperkt is en het voedselaanbod continue en gevarieerd is.

Boodschappen en perspectief

(1) Een alternatief voor de honingbij wordt mogelijk gevormd door inlandse wilde bijensoorten; het gebruik maken van importbijen levert een groot ecologisch risico. Ook voor het gebruikmaken van wilde bestuivende soorten geldt de voorwaarde van een beperkt insecticidengebruik en een continue, gevarieerd voedselaanbod.

(2) Wanneer meer van wilde bijen gebruik wordt gemaakt, vergt dat aandacht voor een geschikte omgeving waarin ze kunnen verblijven, foerageren en zich voortplanten. Het is aannemelijk dat dit kan worden gerealiseerd met behulp van een dicht bij het teeltareaal gelegen zone met opgaande begroeiing, en/of stroken met honing- en stuifmeel dragende soorten.

(3) Een eerste indicatie voor de huidige potentie voor huisvesting van wilde bijensoorten voor bestuivinggevoelige gewassen wordt gevormd door een landelijke kaart waarop deze gewassen in combinatie met opgaande begroeiing worden aangegeven.

(4) Om de perspectieven van bestuiving scherp te krijgen is in de eerste plaats (korte termijn) onderzoek nodig aan de honingbij (factoren die de achteruitgag veroorzaken) en in de tweede plaats (voor de langere lange termijn) aan wilde soorten (habitat onderzoek en bestuivende kwaliteiten).

(5) Het ligt voor de hand om het bevorderen van bestuiving te koppelen aan maatregelen voor biologische plaagbestrijding.