• No results found

Het verzet is ontvankelijk, ook al zijn de gronden, waarop het steunt, niet in de akte van verzet uitgedrukt, zelfs indien geen memorie wordt ingediend

In document EN VERZAMELING (pagina 109-112)

Koop en verkoop

1. Het verzet is ontvankelijk, ook al zijn de gronden, waarop het steunt, niet in de akte van verzet uitgedrukt, zelfs indien geen memorie wordt ingediend

De gronden behooren alsdan door opposant te worden aangegeven in zijn verslag en requisitoir.

HGHof 1 Augustus 1923. T. 119, 284.

Vonnis in burgerlijke zaken.

1. 's Rechters beslissing, waarbij wordt verstaan, dat het tusschen partijen aanhangig geding geschorst is, is een praeparatoir vonnis, waartegen geen hooger beroep is toegelaten dan binnen denzelfden termijn en gelijktijdig met het eindvonnis.

HGHof 12 Juni 1919. T. 113, 96.

2. Toegelaten is het uitspreken bij rechterlijk vonnis van een z.g. sententia mere declaratoria.

RvJ. Soerabaja 28 Januari 1920. T. 113, 449.

3 . Vonnissen, waarbij een nieuwe rechtstoestand wordt geschapen of in een bestaanden rechtstoestand wijziging wordt gebracht, beginnen, behoudens door de wet gemaakte afwijkende regelingen, te werken van den dag, waarop de nieuwe of gewijzigde rechtstoestand door den rechter in het leven is geroe-pen, zoodat, bij bekrachtiging van het vonnis in hooger beroep, de in het le-ven geroepen rechtstoestand wordt geacht van den aanvang af aanwezig te zijn geweest, terwijl, ingeval van vernietiging, hij geacht wordt nimmer te hebben bestaan.

Vonnis in burgerlijke zaken.

Derhalve verrichtte appellant, die op 19 Juni 1918 den geïntimeerde, krach-tens 's Raads vonnis van 31 Mei 1918, in gijzeling deed stellen, een handeling, waarvan de onrechtmatigheid niet vaststond en ook niet was komen vast te staan, toen geïntimeerde op 21 Juni d.a.v. zich in hooger beroep voorzag te-gen 's Raads beschikking van 15 Juni 1918, waarbij het op 31 Mei 1918 uitge-sproken faillissement van appellant werd opgeheven.

HGHof 3 Juni 1920. T. 114, 90.

Vonnis in strafzaken.

1. Een vrijspraak, gegrond op de overweging, dat beklaagde, bij het plegen van de hem ten laste gelegde mishandeling, tengevolge van een hevige, door de aanranding veroorzaakte, gemoedsbeweging de grenzen van noodza-kelijke verdediging heeft overschreden en derhalve zijne schuld aan het hem ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, moet als een bedekt ontslag van rechtsvervolging worden beschouwd.

HGHof 17 Augustus 1921. T. 114, 402.

2. Uitdrukkelijke formuleering der vrijspraak in het dictum van het vonnis is slechts dan geboden, indien van de geheele telastelegging wordt vrijgesproken.

Waar slechts de telastegelegde verzwarende omstandigheden van geweld-pleging of bedreiging met geweld niet-bewezen verklaard zijn, doch eenvoudi-ge diefstal wèl bewezen werd eenvoudi-geacht, is dus eenvoudi-geen bedekte vrijspraak aanwezig.

HGHof 26 September 1923. T. 120, 510.

Voorwaardelijke veroordeeling.

1. Mr. H. G. Binnendijk. Iets over voorwaardelijke veroordeeling.

T. 116, 116. Dezelfde in T. 120, 87.

2. Mr. H. M. Hymans. Voorwaardelijke veroordeeling en bezuiniging.

T. 119,300.

3 . Mr. H. G. Binnendijk. Wrakke levens. (In verband met reclasseering).

T. 120, 92.

4. Mr. H. G. Binnendijk. De crimineele statistiek en de voorwaardelijke ver-oordeeling.

T. 120, 240.

Vrijwaring.

1. Indien gedaagde ingaat op de hoofdzaak, ter motiveering van de ge-vraagde oproeping in vrijwaring, staat dit niet in den weg aan de ontvan-kelijkheid van den incidenteelen eisch.

De rechter heeft bij een gevraagde oproeping in vrijwaring rekening te houden ook met het belang der wederpartij, zelfs met dat van den waarborg.

105

Vrijwaring.

Hij onderzoekt niet alléén of de aangevoerde gronden tot vrijwaring kun-nen leiden, doch ook of hem het werkelijk bestaan daarvan aannemelijk voor-komt.

HGHof 27 December 1917. T. 115, 85.

2. Artikel 74 Rv. stelt niet als vereischte, dat de waarborg een verzoek tot voeging doet, noch ook dat hij uitdrukkelijk verklare, dat en aan de zijde van welke der partijen in de hoofdzaak hij zich wenscht te voegen. Het is vol-doende, dat hij zich daadwerkelijk, door het verrichten van een processueele handeling in de hoofdzaak, aan de zijde van één der partijen voegt.

Door oorspronkelijk 2en gedaagde, thans 5en geïntimeerde een op het ge-schil in de hoofdzaak betrekking hebbenden beslissenden eed op te dragen, geeft de waarborg daarmede op duidelijke wijze te kennen, dat hij zich aan de zijde van 2e en 3e geïntimeerden partij heeft gesteld tegen 5en geïntimeerde.

HGHof 20 December 1923. T. 120, 259.

Wanpraestatie.

1. Het verweer van den huurder, gevoerd tegen de schadevordering van den verhuurder, op grond van ontbinding der huurovereenkomst wegens wanbe-taling, dat het gehuurde ondeugdelijk bleek en niet bewoonbaar werd en dat hij dus, door het verlaten daarvan en het niet langer voldoen van de huur, zich niet aan wanpraestatie schuldig maakte, kan hem niet baten, omdat de tusschen partijen tot stand gekomen overeenkomst voor elk van haar ver-plichtingen inhield, aan welker nakoming zij geen van beide eigenmachtig een einde konden maken, zoodat, al ware door den verhuurder wanpraestatie gepleegd, door het gehuurde huis in een slechten toestand te leveren, dit den huurder niet ontsloeg van zijne verplichting tot betaling der huurpenningen.

HGHof 15 Juli 1920. T. 116, 201.

Wederspannigheid.

1. Mr. H. van Wageningen. Weder spannig verklaring.

T. 114,309.

2. Een dessahoofd, die aan een dessagenoot het bevel geeft om nachtwacht-dienst te verrichten, is in de rechtmatige uitoefening zijner bediening.

Van weerspannigheid is geen sprake, omdat voor het bestaan van dit mis-drijf noodig is, dat de ambtenaar aan het verzet van den weerspannige doet voorafgaan een, krachtens zijn ambtsbediening, rechtmatige handtastelijk-heid of bedreiging daarmede tegen persoon of goed van den weerspannige.

Poging tot mishandeling van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening zijner bediening is in de wet niet strafbaar gesteld.

Ldr. Pasoeroean 29 Februari 1920. T. 117, 107.

i n m ii

Wetgeving.

1. Mr. A. A. de Vries. Ontwerp van een Koninklijk besluit betreffende de Weeskamers.

T. 113,328.

2. Mr. Maclaine Pont. Verlanglijst, (gratis-admissie).

T. 117,369.

3. Mr. C. C. van Helsdingen. Geschiedenis der Indische codificatie.

T. 118, 185.

4. Mr. Maclaine Pont. Verlanglijst II. (Merkenverordening).

T. 118, 329.

5. Mr. C. C. van Helsdingen. De wetgevende bevoegdheid des Konings ten aanzien van het materiëele recht voor Nederlandsch-Indië.

T. 119, 132.

6. Dezelfde. Artt. 75 en 109 R. R.

T. 114, 277.

Wissel.

1. De trekker van een wissel aan eigen order, tegen wien regres is genomen,

In document EN VERZAMELING (pagina 109-112)