• No results found

Tegen de beschikking van 's Raads President, houdende executoirver- executoirver-klaring van een arbitrale uitspraak is hooger beroep toegelaten, omdat het

In document EN VERZAMELING (pagina 91-94)

Koop en verkoop

1. Tegen de beschikking van 's Raads President, houdende executoirver- executoirver-klaring van een arbitrale uitspraak is hooger beroep toegelaten, omdat het

middel noch door de wet noch door den aard der zaak is uitgesloten.

Nu de commissie, die het geschil tusschen partijen heeft beslist, niet krachtens overeenkomst van beide partijen is opgetreden noch een akte van compromis is gemaakt, doch deze commissie is benoemd door den Resident, in opdracht der Regeering, welke opdracht werd gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van één der partij en, is hier niet aanwezig een beslis-sing van scheidslieden, zoodat executoir-verklaring niet had mogen worden gegeven.

HGHof 11 December 1919. T. 114, 207.

2. Terecht is van den rechter verzocht de benoeming van drie scheidslie-den, en niet (gelijk in de overeenkomst voorkomt), van de „ontbrekende"

scheidslieden, nu uit het gestelde (dat, na aanwijzing, ingevolge de overeen-komst door partij van één scheidsman, de wederpartij in gebreke bleef met de aanwijzing van haar scheidsman), volgt, dat partijen onderling niet heb-ben kunnen overeenkomen omtrent de keuze der scheidslieden.

Het verzoek tot benoeming van scheidslieden is terecht bij dagvaarding (en niet bij verzoekschrift) gedaan, waar tusschen partijen verschil van meening blijkt of in dit geval arbitrage is toegelaten.

RvJ. Batavia 14 Mei 1920. T. 115, 101.

3. Het beding van partijen om geschillen aan een anderen, buitenlandschen, rechter te onderwerpen, kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van een

Scheidsmannen.

vordering ; de niet inachtneming daarvan leidt niet tot onbevoegdverklaring van den Raad (implicite).

RvJ. Medan 9 September 1921. T. 116, 87.

4 Een eisch tot vernietiging van eene beslissing van scheidslieden, inge-steld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 643-646 Rv. welke alléén kan worden ontvangen, indien, gelijk in casu, het exploit van dagvaarding tevens inhoudt verzet tegen het bevel tot tenuitvoerlegging (art. 737 Rv.), schorst de executie van die beslissing gedurende den loop van het geding.

HGHof 25 Januari 1923. T. 118, 117.

5. Het beding om alle geschillen terzake der overeenkomst, te onderwerpen aan scheidsmannen, slaat niet op het beding, dat één der partijen haar exem-plaar der overeenkomst in een verzegelde enveloppe zoude bewaren tot tijd en wijle opening daarvan geoorloofd zoude zijn.

RvJ. Batavia 28 December 1923. T. 120, 294.

Schip, schipper, scheepsvolk.

1 Het ingevolge opdracht van een reeder, doch zonder verdere afspraak, geïmproviseerd optreden als kapitein van een sleepboot, door een wal-em-ployé die daarmede de eenige nauticus aan boord was en die een re1S onder-nam tot bijstand van een zeeschip, levert op buitengewonen scheepsdienst en kan recht geven op buitengewone belooning. Echter niet ingevolge art.

422 Kh welk artikel uit het verband met voorafgaande en volgende ar-tikelen'geacht wordt de verhouding van reeders en bemanning te regelen ingeval van een ongeluk aan een schip van de reeders.

Waar het bijstand gold aan een ander schip, moet, krachtens art. 560 Kh, hulploon worden toegekend en, nu de wet geen bepalingen op de verdeelmg inhoudt tusschen reeder en schipper, moet deze verdeeling door den rechter naar billijkheid geschieden.

Residentierechter Batavia 16 Juli 1919. T. 114, 258.

2 Art 309 W. v. K. jis art. 48 Overg. Bep. en art. 1 van de Overschr.

Ordie, kunnen slechts van toepassing worden geacht op reeds ingeschreven schepen.

De eigendomsoverdracht van niet-ingeschreven schepen geschiedt door de feitelijke bezitsoverdracht.

Art. 1977 B. W. is op zoodanige schepen echter niet toepasselijk.

Het eigendomsrecht daarop is alléén te bewijzen door dit af te leiden van den eersten eigenaar.

R v J . Soerabaja 4 Mei 1921. T. 114,380.

Schip, schipper, scheepsvolk.

3 . Art. 319 W. v. K., in verband met de artikelen 48 Overgangsbepalingen en 1 der Overschrijvingsordonnantie, is uitsluitend geschreven voor schepen met een laadvermogen van vier lasten of kojangs, welke bereids te boek zijn gesteld, terwijl voor de overige schepen geldt de voor alle roerende lichame-lij ke goederen gegeven regel, dat de levering geschiedt door de enkele overgave.

HGHof 4 Januari 1923. T. 117, 359.

Schorsen en hervatten van rechtsgedingen.

1. Onder de belanghebbenden, die de oorzaak der schorsing moeten be-teekenen, verstaat het Regl. Rv. ook hen, die hun vroegere bevoegdheid, als partij het geding te voeren, verloren hebben en dus belang hebben, niet langer in het geding gewikkeld te zijn.

RvJ. Batavia 21 Juli 1922. T. 116, 134.

Schuldoorzaak.

1. Het formeel karakter van het orderbiljet strekt zich niet verder uit dan tot hetgeen het geschrift behoort in te houden, waaronder niet valt de verkla-ring, dat de onderteekenaar is koopman en de waarde ten behoeve van zijn handel heeft genoten.

Het formeel karakter van het geschrift sluit niet uit, dat de onder-teekenaar tegenover den nemer mag gebruik maken van de verweermid-delen, welke hij tegen dezen heeft en dus ook van die, welke hun oorsprong vinden in de tusschen hen onderling bestaande rechtsbetrekking. Het staat hem, niettegenstaande zijne daarmede strijdige verklaring in het orderbiljet, vrij, zich erop te beroepen en te bewijzen, dat aan de afgifte van het papier geen handelsverbintenis ten grondslag ligt.

Residentiegerecht Batavia 8 Augustus 1919. T. 114, 64.

2. Tusschen de „unmittelbare Kontrahenten" is zoodanig verweer geoor-loofd als waartoe de handeling, welke tot de afgifte van het orderbiljet aan-leiding gaf, kan leiden.

HGHof 8 September 1921. T. 116, 187.

Schuldoverzetting.

1. Schuldoverzetting kan naar indisch recht alleen plaats hebben met goed-vinden en toestemming van den schuldeischer, die dan uitdrukkelijk afstand doet van zijn aanspraken tegenover den ouden schuldenaar, dezen van zijne verplichting ontslaat en den nieuwen schuldenaar als zoodanig aanneemt.

Het enkele feit, dat eischer alle gedaagden doet sommeeren tot betaling en vervolgens doet dagvaarden, sluit niet in zich, dat de overneming van de schuld door de vennootschap onder firma, opgericht door de oorspronkelijke

Schuldoverzetting.

schuldenaren met de andere gedaagden, door hem zou zijn erkend en goedge-keurd. Een venootschap onder firma als zoodanig wordt niet gebonden tegen-over den schuldeischer, zoodat één harer leden een schuld daarin inbrengt, zonder dat er schuldvernieuwing of schuldoverneming plaats heeft gehad.

Het bestaan van een derde beding ten laste der vennootschap zou alléén kunnen worden aangenomen, in geval bij overneming van een zaak, de vennootschap op zich neemt om de schulden der inbrengers te voldoen dan wel door bekendmaking en mededeeling zich tot betaling aan de schuld-eischers verplicht.

RvJ. Batavia 2 September 1921. T. 120, 477.

Sententia declaratoria.

1. Toegelaten is het uitspreken bij rechterlijk vonnis van een zg. sententia mere declaratoria.

RvJ. Soerabaja 28 Januari 1920. T. 113, 449.

Spel en w e t e n s c h a p .

1. Ook al zoude moeten worden aangenomen, dat eischer heeft geleend

In document EN VERZAMELING (pagina 91-94)