• No results found

Vermesting oppervlaktewater

In document Milieuverkenning 5 (pagina 150-152)

Milieu in Nederland

5.3 VERZURING EN GROOTSCHALIGE LUCHTVERONTREINIGING 1980 1985 1990

5.4.6 Vermesting oppervlaktewater

Belasting van het oppervlaktewater

Directe lozingen door de industrie en rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s), en afspoeling van landbouwgronden leveren de grootste belasting van het Nederlandse zoete oppervlaktewater met fosfor. De bijdrage van de landbouw wordt relatief groter door afname van de twee eerstgenoemde bronnen terwijl de afspoeling nauwelijks afneemt.

Voor stikstof is en blijft de bijdrage vanuit de landbouw overheersend. Rwzi’s leveren eveneens een belangrijke bijdrage. Een daling zet in (figuur 5.4.3). Voor de grote rijks- wateren (de grote rivieren, het IJsselmeer en de kustwateren van de Noordzee) is en blijft de belasting door de grensoverschrijdende aanvoer via Rijn, Maas en Schelde dominant.

Directe lozingen

De totale belasting van het oppervlaktewater met fosfor door directe lozingen binnen Nederland zal in 2030 ongeveer de helft zijn van die in 1996. De belasting met stikstof door directe binnenlandse lozingen zal dan ongeveer 60% zijn van die in 1996. De emis- sies door de industrie verminderen voornamelijk door het uitvoeren van convenanten. Lozingen door rwzi’s verminderen door de eis van een zuiveringsrendement van 75% 5.4 VERMESTING

Figuur 5.4.3 Belasting in Nederland van het zoete oppervlaktewater met fosfor en stikstof. Afspoeling is berekend voor landbouw- en natuurgebieden, gemiddeld over 15 jaar. ‘Overige bronnen’: niet op de riolering aangesloten huishoudens, ongezuiverd gerioleerde lozingen, direc- te lozingen door de landbouw, rioolwater overstorten en (alleen bij stikstof) regenwater riolen. (Bron: RIZA & RIVM in Brandes et al., 2000)

Afspoeling landbouw Effluenten rwzi’s Industrie direct Overig 0 1 2 3 4 mln kg P/jaar 1996 2030 Fosfor Afspoeling landbouw Effluenten rwzi’s (incl. atm dep) Industrie direct Overig 0 20 40 60 80 mln kg N/jaar 1996 2030 Stikstof

voor zowel stikstof als fosfor vanaf 2005 (Lozingenbesluit stedelijk afvalwater op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, WVO). Kleinere bronnen verminderen drastisch door de Lozingenbesluit WVO Glastuinbouw (september 1994), Lozingenbe- sluit Open teelt en veehouderij (januari, 2000), EU-richtlijn stedelijk afvalwater (91/271/EEG) en basisinspanningen (meerdere richtlijnen). Ongeveer de helft van de emissies van stikstof door directe lozingen belast het regionale oppervlaktewater, de andere helft belast de rijkswateren. Ongeveer een derde deel van de directe fosforlozin- gen komt in de regionale wateren terecht, de rest in rijkswateren.

Afspoeling van landbouwgronden

De landbouw heeft een grote bijdrage aan de belasting van de regionale wateren; van de afspoeling vanuit landbouwgronden gaat het overgrote deel van fosfor en stikstof (70- 90%) naar het regionale oppervlaktewater. In vrijwel geheel Nederland waren de con- centraties stikstof en fosfor in het naar het oppervlaktewater afspoelende water in de periode 1986-2000 hoger dan de richtinggevende waarden voor zoet oppervlaktewater uit de Vierde Nota waterhuishouding (zie tekstbox ‘Gedifferentieerde kwaliteitsdoelstel- lingen voor voedingsstoffen’). Over het algemeen zijn de concentraties van stikstof en fosfor in het regionale oppervlaktewater lager dan in het afspoelende water als gevolg van vastlegging in de slootwand, opname door sediment en menging met ander water. Het mestbeleid heeft weinig effect op de grootte van het areaal waar in de periode 2016- 2030 het afspoelende water voldoet aan de richtinggevende waarden voor oppervlakte- water. De mate van overschrijding van de richtinggevende waarde voor stikstof zal in de zandgebieden echter sterk afnemen. Toch zal lokaal benedenstrooms gelegen natuur in beekdalen blootstaan aan te hoge doses stikstof door afspoeling uit bovenstrooms gele- gen landbouwgronden. De afspoeling van fosfor zal nauwelijks verminderen, vanwege de huidige hoge mate van fosfaatverzadiging en de nog voortdurende oplading van de bodem. De fosforconcentraties in het afspoelend water nemen tot 2030 nauwelijks af, en zullen in enkele regio’s mogelijk nog iets toenemen.

Aanvoer uit het buitenland

De aanvoer van voedingsstoffen uit het buitenland via de Rijn vermindert met ongeveer 15% tussen 1996 en 2030 (figuur 5.4.4). Deze aanvoer heeft vooral gevolgen voor de 5.4 VERMESTING

MILIEU IN NEDERLAND

Gedifferentieerde kwaliteitsdoelstellingen voor voedingsstoffen Voor eutrofiëringsgevoelige stagnante wateren

zijn waarden voor het Maximaal Toelaatbaar Risi- co (MTR) vastgesteld voor voedingsstoffen: zomergemiddelden van 0,15 mg P/l totaal-fosfaat en 2,2 mg N/l totaal-stikstof. Deze getalswaarden zijn ook richtinggevend voor andere wateren, omdat deze de stagnante wateren kunnen beïn- vloeden. Deze generieke richtinggevende waarden doen geen recht aan verschillen in gebieden en watertypen. De Vierde Nota waterhuishouding en het NMP3 geven daarom ruimte voor een stelsel van gedifferentieerde kwaliteitsdoelstellingen,

waarbij per gebied en watertype prioriteiten kun- nen worden gesteld in het halen van de doelstel- lingen, maar afwenteling naar benedenstrooms gelegen wateren moet worden voorkomen. Het traject om te komen tot deze gedifferentieerde kwaliteitsdoelstellingen voor voedingsstoffen is opgepakt door de Commissie Integraal Waterbe- heer. Om de streefbeelden bij de bestrijding van eutrofiëring in stagnante wateren te kunnen reali- seren zijn streefwaarden van 0,05 mg P/l totaal- fosfaat en 1 mg N/l totaal-stikstof vastgesteld, eveneens zomergemiddelden.

rivieren, het IJsselmeer en de Nederlandse kustwateren van de Noordzee. Ongeveer driekwart van het water in het IJsselmeer komt uit de Rijn. De belasting van de regiona- le wateren komt doorgaans uit de regio zelf. In gebieden waar water uit grote rivieren direct of indirect wordt ingelaten, kan de belasting van de regionale wateren met voe- dingsstoffen van buitenlandse oorsprong echter groot zijn.

Voor de Maas is een toekomstverkenning van de waterkwaliteit niet goed mogelijk. Documenten waarin planningen zijn opgenomen zijn fragmentarisch. Er zijn plannen om te investeren in afvalwaterzuivering in Wallonië. Ook de implementatie van ver- schillende Europese richtlijnen (Nitraat, 91/676/EEG; Stedelijk afvalwater 91/271/EEG; Drinkwaterwinning, 75/440/EEG) zullen op termijn zeker effect hebben. In de nabije toekomst zal ook de Europese kaderrichtlijn water een prominente rol spe- len (zie paragraaf 4.3.4). Er zijn dus redenen om aan te nemen dat in de toekomst de waterkwaliteit van de Maas zal verbeteren. In figuur 5.4.4 zijn extrapolaties van de Watersysteemverkenningen (Ministerie van V&W, 1996) opgenomen.

Waterkwaliteit in de zoete rijkswateren

De afname van de aanvoer van fosfor door de Rijn heeft een gunstige invloed op de fos- forconcentratie in het IJsselmeer (figuur 5.4.5). De concentratie van fosfor bij Lobith daalt beneden de doelstelling van de Internationale Rijn Commissie (0,15 mg P/liter totaal-fosfaat). Mede hierdoor is de concentratie in het IJsselmeer reeds gedaald tot onder het niveau van het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR). De streefwaarde zal in 2030 echter in het IJsselmeer niet worden bereikt. De concentratie stikstof in de Rijn blijft hoog, maar de concentratie in het IJsselmeer komt beneden het MTR.

5.4 VERMESTING

In document Milieuverkenning 5 (pagina 150-152)