• No results found

De kwaliteit van het oppervlaktewater

In document Milieuverkenning 5 (pagina 96-100)

Milieu in Europa

4.3.4 De kwaliteit van het oppervlaktewater

Hoge concentraties van stikstof en fosfor in het oppervlaktewater zorgen al sinds de vijftiger jaren voor excessieve algengroei in de Europese wateren. Ook in 2030 zal dit probleem nog steeds bestaan. In de EU15 is de landbouw de belangrijkste bron van stik- stofbelasting. Ondanks de groei van bevolking en welvaart neemt de belasting overal in Europa af. Introductie van fosfaatvrije wasmiddelen vermindert de fosfaatbelasting. Aanleg van extra riolering, bijvoorbeeld in Midden- en Oost-Europese landen, maakt intensivering van afvalwaterzuivering noodzakelijk want zonder zuivering zal extra riolering tot een grotere belasting van het oppervlaktewater leiden.

4 . 3 H A R D N E K K I G E M I L I E U P R O B L E M E N

Tabel 4.3.1 Emissies van fijn stof, zware metalen en persistente organische verbindingen bij vastgesteld Europees beleid (Bron: RIVM, EFTEC, NTUA & IIASA, 2000).

1990 2010 Verandering t.o.v 1990

meelift-effecten meelift-effecten

exclusief inclusief exclusief inclusief

kton PM10 2624 1583 1088 -40% -59% ton Cadmium 197 206 175 5% -11% Koper 1451 1459 1287 1% -11% Lood 16374 6626 5898 -60% -64% Kwik 247 226 195 -9% -21% PAK (Bornleff 6) 5561 5863 4788 5% -14% gram toxiciteitsequivalenten Dioxinen/furanen 6020 4181 3033 -31% -50%

De volgende drie EU-richtlijnen zijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater in de komende 10 jaar:

De uitvoering van de richtlijn behandeling van stedelijk afvalwater zal tot gevolg heb- ben dat 95% van de bevolking in stedelijke gebieden binnen de EU in 2010 is aange- sloten op riolering en dat de behandeling van het afvalwater verder zal toenemen. Dit zal de belasting van het milieu door organische stoffen en nutriënten doen afnemen. • De nitraat richtlijn schrijft onder andere voor dat niet meer dierlijke mest mag wor-

den verspreid dan het equivalent van 170 kg stikstof per hectare in door landen aan- gewezen gevoelige gebieden.

De kaderrichtlijn water. Deze beoogt ondermeer het beschermen en verbeteren van aquatische ecosystemen.

De verwachting is dat, mede door uitvoering van deze richtlijnen, de concentraties van stikstof en fosfor in rivieren overal in Europa zullen afnemen in de periode 1990-2010 (figuur 4.3.8). Deze afname wordt gerealiseerd ondanks de groei van de bevolking. De kustzeeën met een goede uitwisseling met het nutriënten-arm oceaanwater zoals de Noordzee zijn minder kwetsbaar. Maar ook hier hebben zich gevallen van extreme algengroei voorgedaan. De Oostzee en de Zwarte Zee zijn, door hun geringe uitwisse- ling met voedselarm water, het meest kwetsbaar voor een toename in de nutriëntenbe- lasting. Het uitvoeren van de richtlijn behandeling van stedelijk afvalwater en de nitraat richtlijn zal naar verwachting de toename in de belasting van de Europese kustwateren wel tot stilstand brengen en mogelijk voor fosfor tot een afname leiden.

4.3.5 Geluid

Het toekomstig geluidbeleid van de EU wordt gebaseerd op richtlijnen voor geluidbe- lasting en geluidemissies die in samenhang met elkaar, volgens een kaderrichtlijn, ont- 4 . 3 H A R D N E K K I G E M I L I E U P R O B L E M E N

MILIEU IN EUROP

A

EU Kaderrichtlijn Water

In de toekomst zal de kaderrichtlijn water een dominante rol spelen in het waterbeheer in de Europese Unie. De kaderrichtlijn beoogt het beschermen en verbeteren van aquatische eco- systemen, het bevorderen van duurzaam waterge- bruik en het afzwakken van de gevolgen van over- stromingen en droogtes. Uitgaande van stroomgebieden moet een goede toestand van het water vastgesteld worden. Voor grondwater een goede chemische en kwantitatieve toestand, en voor oppervlaktewater een goede ecologische en chemische toestand (rivieren, meren, overgangs- wateren, kustwateren). Voor sterk veranderde waterlichamen dient het maximaal haalbare ecolo- gisch potentieel vastgesteld te worden. De goede ecologische toestand wordt gedefinieerd als de waarden van de biologische kwaliteitselementen die een geringe mate van verstoring vertonen ten

gevolge van menselijke activiteiten en slechts licht afwijken van wat normaal is voor het type oppervlaktewater in onverstoorde staat. Onder kwaliteitselementen voor oppervlaktewateren ver- staat men onder andere: fytoplankton, macrofy- ten, macrofauna, vis, hydromorfologie, en fysi- sche-chemische eigenschappen. Daarnaast moeten er plannen geformuleerd worden met maatregelen om de gestelde doelen te bereiken. De lidstaten moeten beoordelingssystemen ont- wikkelen om de weg naar de goede toestand te volgen, en moeten monitoringsresultaten rappor- teren aan de EU. De EU heeft een traject voorge- steld in verschillende fasen vanaf de vaststelling van de richtlijn in 2000 tot aan het bereiken van de goede ecologische toestand van alle wateren in 2016-2034. Gedifferentieerde normstelling voor gebiedseigen stoffen past goed in de richtlijn.

wikkeld worden. Inmiddels is een voorstel gedaan voor een nieuwe, uniforme Europese dosismaat. In de zomer van 2000 wordt hiervoor vanuit de Europese Commissie een ontwerprichtlijn verwacht. Deze zal in 2002 in werking treden. Voorts wordt tussen nationale overheden overleg gevoerd over het te gebruiken rekenmodel waarmee de 4 . 3 H A R D N E K K I G E M I L I E U P R O B L E M E N 1990 Concentratie in mg N / l 0,5 - 1,0 1,0 - 2,0 2,0 - 3,0 3,0 - 4,0 4,0 - 5,0 5,0 - 10,0 Grens stroomgebied 2010 Stikstof in stroomgebieden 1990 Concentratie in mg P / l 0,05 - 0,1 0,1 - 0,2 0,2 - 0,3 0,3 - 0,4 0,4 - 0,5 > 0,5 Fosfor in stroomgebieden 2010 Grens stroomgebied ≤ 0,5 ≤ 0,05

Figuur 4.3.8 Stikstof en fosfor concentraties in 1990 en 2010 in riviermonden voor het EU-base- line scenario (Bron: RIVM, EFTEC, NTUA & IIASA, 2000)

geluidbelasting kan worden berekend. Hierbij blijft de normstelling en de handhaving een verantwoordelijkheid van de nationale overheden.

De verscherping sinds 1970 van EU-geluidemissie-eisen voor voertuigen met meer dan 85% heeft niet het gewenste effect gehad op de geluidbelasting in Europa. Door een relatief stringent geluidbeleid is het aantal inwoners in Nederland die worden blootge- steld aan meer dan 65 dB(A) door wegverkeer, kleiner dan in de omringende landen (met name België, Duitsland, Engeland, Denemarken; EEA, 1999; RIVM, 1998b). In de meeste Europese steden is de beleidslijn het doorgaande verkeer om de steden heen te leiden en gebruik te maken van geluidbeperkende maatregelen zoals geluidschermen. Efficiënte toepassing van geluidmaatregelen wordt echter bemoeilijkt door een gebrek, op EU-niveau, aan geharmoniseerde geluidmaten, meet- en berekeningsmethoden en testmethoden van voertuigen, banden en wegdek.

In 2010 zal de geluidbelasting vlakbij de grote Europese verkeersaders toegenomen zijn door de groei van met name het vrachtverkeer. De blootstelling aan verkeerslawaai zal nauwelijks afnemen. Het effect van de afname van geluidemissies van motoren ver- dwijnt door overheersing van het bandenlawaai (EEA, 1999). In Oost-Europa zal ver- keerslawaai toenemen door de groei van het wegverkeer en een verminderd gebruik van het openbaar vervoer.

In Europa is het passagiers- en vrachtvervoer via de luchtvaart het afgelopen decennium gemiddeld met circa 5% per jaar toegenomen. Het vervoer van en naar Schiphol is nog sterker gegroeid (gemiddeld 8% per jaar). De geluidbelasting rond de grote Europese luchthavens zal tot 2010 niet evenredig met de groei van het vliegverkeer toenemen, onder meer door de geleidelijke vervanging van lawaaiige vliegtuigen en optimalisering van vluchtroutes. Bij de luchthavens Charles de Gaulle (Parijs) en Schiphol wordt een extra baan aangelegd. Hiermee kunnen dichtbevolkte gebieden nabij de luchthavens worden ontzien. Bij de verwachte sterke groei van de luchtvaart zal de geluidbelasting van een groter gebied rondom deze luchthavens echter niet verminderen.

4 . 3 H A R D N E K K I G E M I L I E U P R O B L E M E N

MILIEU IN EUROP

A

Europese luchthavens en luchtvaartbeleid Door het gebruik van verschillende methodieken en geluidmaten is een vergelijking van de geluid- belasting rond Europese luchthavens vrijwel onmogelijk. Gelet op de ligging van de luchthaven en de oriëntatie van de banen ten opzichte van de agglomeraties in de directe nabijheid mag ver- wacht worden dat een relatief groot aantal omwo- nenden van Londen-Heathrow, Parijs-Orly en Brussel-Zaventem is blootgesteld aan hoge niveaus van vliegtuiglawaai. Voor Stockholm- Arlanda, Londen-Gatwick en München-Strauss geldt waarschijnlijk dat de blootstelling lager is dan gemiddeld. Vanwege het afwijkende banen- stelsel is moeilijk te schatten hoe Schiphol in dit lijstje scoort. Het aantal inwoners blootgesteld aan geluidniveaus van meer dan 55 dB(A) is rond

Schiphol waarschijnlijk kleiner dan bij Heathrow en Hamburg. Vanwege de bouwbeperkingen bin- nen de zone is het aantal mensen dat is blootge- steld aan een hoge geluidbelasting relatief laag. Op Europees niveau is in 1979 vastgesteld dat vliegtuigen met een geluidemissie boven de wereldwijd afgesproken certificeringswaarden de Europese luchthavens vanaf 2002 niet meer mogen aandoen. Vliegtuigen die de afgelopen jaren zijn geïntroduceerd hebben een geluidemis- sie die ruim ligt onder deze certificeringswaarden. Vanwege deze ruimte wordt door de organisatie van Europese luchthavens al enige tijd aange- drongen op aanscherping van de certificering. Door de Europese Commissie is vorig jaar het voorstel gedaan om oude vliegtuigen die net vol-

4.3.6 Risico’s in Nederland van Europese kerncentrales

In document Milieuverkenning 5 (pagina 96-100)