• No results found

INTERNATIONAAL MILIEUBELEID

In document Milieuverkenning 5 (pagina 67-69)

Milieu op wereldschaal

3.2 INTERNATIONAAL MILIEUBELEID

Het milieubeleid en het bijbehorend instrumentarium hebben in de meeste landen en wereldregio’s de afgelopen tientallen jaren een sterke groei doorgemaakt (UNEP, 2000). In veel landen zijn ministeries en departementen voor milieu opgericht, beleidsplannen geformuleerd en verdragen afgesloten. De nadruk ligt op reguliere wetgeving en hand- having. In sommige regio’s bestaat een trend naar verbreding in het beleidsinstrumenta- rium (Bakkes & van Vuuren, 1997).

3.2 INTERNATIONAAL MILIEUBELEID

MILIEU

OP

WERELDSCHAAL

Ontwikkeling van mondiaal milieubeleid De effectiviteit van de milieuwetgeving is afhanke- lijk van expertise, menskracht, financiële midde- len voor uitvoering, monitoring en handhaving en van de mate van afstemming tussen ministeries en departementen, hetgeen in veel landen niet optimaal is (UNEP, 1999). Sinds de duurzaam- heidsconferentie in Rio in 1992 is nationale milieuwetgeving in de meeste landen geïntensi- veerd. Dit weerspiegelt zich bijvoorbeeld in de toename van het aantal milieubeleidsplannen en milieurapportages en de verbreiding, ook in lage- inkomens-landen, van een instrument als milieu- effect-rapportage (Mulders, 1997).

Inmiddels zijn in veel industriële landen end-of- pipe maatregelen goeddeels benut en wordt tech- nologie steeds meer ingezet om de productie van goederen en diensten te verbeteren, vooral in Europa en Azië. Het potentieel van economische instrumenten wordt de laatste jaren steeds meer benadrukt, hoewel invoering nog slechts in enkele landen aan de orde is. Voorbeelden zijn: belasting op milieugebruik, verhandelbare emissierechten, hervorming van milieuschadelijke subsidies en belasting heffen op natuurlijke hulpbronnen zoals water, land en energie. Handel in emissierechten is alleen in de Verenigde Staten gerealiseerd. Het wordt voorgesteld in het zich ontwikkelende kli- maatbeleid. Sommige transnationale bedrijven hebben al een intern handelssysteem voor emis- sie van kooldioxide.

In veel landen vormen overheidssubsidies een belangrijke oorzaak voor degradatie van natuurlij- ke hulpbronnen en onduurzame praktijken in de sectoren landbouw, energie, transport, water, vis- serij en bosbouw (OESO, 1998). Het verwijderen van alle subsidies op productie van energie zou wereldwijd een vermindering van 10% van de emissies van kooldioxide betekenen, terwijl de economie alleen maar gestimuleerd zou worden

(OESO, 1997). Wereldwijd zijn de productiesubsi- dies in de landbouw in OESO-landen de grootste post op de begroting: mondiaal 325 miljard dollar per jaar, gelijk aan 15.000 dollar per boerenbedrijf (Van Beers en De Moor, 1998). Inmiddels hebben sommige landen milieuschadelijke subsidies her- vormd of stopgezet, zoals Bangladesh (kunst- mest), China (kolen), Brazilië (landgebruik), Indo- nesië (pesticiden), Nieuw-Zeeland (landbouw), Verenigd Koninkrijk (kolen), Guinee (water) en landen in Centraal- en Oost-Europa (energie) als onderdeel van hun hervorming naar een markt- economie (De Moor en Calamai, 1997; UNEP, 1998b; Van Beers en De Moor, 1999; Pearce en Finck von Finckenstein, 1999).

Naast de nationale wetgeving zijn de laatste vijf- tien jaar internationale milieuverdragen belangrijk geworden, met name in ontwikkelingslanden. Ook niet-bindende verdragen, economische en indus- trieel-technische instrumenten doen opgang. In het begin van de twintigste eeuw zijn al internatio- nale verdragen gesloten over de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen. Multilaterale overeen- komsten op het gebied van milieu en natuur date- ren uit de zestiger jaren. Deze verdragen waren vooral gericht op kustzones, stedelijke luchtver- ontreiniging en bescherming van flora en fauna. Mede onder invloed van de duurzaamheidsconfe- rentie in Rio in 1992 hebben latere overeenkom- sten een steeds breder karakter gekregen, zoals het klimaatverdrag, het gevaarlijke stoffenverdrag van Bazel en vooral het biodiversiteitsverdrag. Deze verdragen zijn tot nu toe wel moeilijker uit- voerbaar gebleken dan de meer sectorale verdra- gen. Er zijn inmiddels vele regionale verdragen, terwijl er op wereldschaal nu zo’n tien milieuver- dragen van kracht zijn. In veel landen is de natio- nale wetgeving inmiddels in aanzienlijke mate gebaseerd op de internationale verdragen.

3.2 INTERNATIONAAL MILIEUBELEID

Institutionele Vermindering van het vooruitgang milieuprobleem

CBD (biodiversiteit)  

CITES (handel in beschermde soorten)  

CMS (trekkende soorten)  

Basel (grensoverschrijdend transport gevaarlijke stoffen) ☺ 

Ozonlaag ☺ ☺

UN-FCCC (klimaatverdrag) ☺ 

CCD (woestijnvorming)  

Ramsar (wetlands, watervogels)  

Cultureel en natuurlijk erfgoed  

UNCLOS (recht van de zee)  

☺ = positieve ontwikkeling

 = enige positieve ontwikkeling maar niet voldoende

 = ongunstige ontwikkeling

Alleen bij de aantasting van de ozonlaag loopt de milieudruk duidelijk terug. Voor veel verdragen zijn geen goede (actuele, werelddekkende) cijfers voorhanden. Met institutionele aspecten zoals bestuur, organisatie en financiering gaat het beter.

Tabel 3.2.1 De tien belangrijkste mondiale milieuverdragen1)en schatting van vorderingen en effecten (Bron: RIVM, gebaseerd op UNEP, 1999; UNEP, 1998a; WCMC, 1998, 2000; Raustiala, 2000; Wijnstekers, 2000).

1)De tien belangrijkste mondiale milieuverdragen, uitleg van gebruikte afkortingen:

CBD Convention on Biological Diversity - Verdrag inzake Biologische Diversiteit; Rio de Janeiro, 5 juni 1992; CITES Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora- Overeenkomst inzake

Internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten; Washington - 3 maart 1973; CMS Convention on the Conservation of Migratory Species of Wild Animals - Verdrag inzake de Bescherming van

Trekkende Wilde Diersoorten; Bonn, 23 juni 1979;

Basel Convention on the Transboundary Movements of Hazardous Wastes and their Disposal - Verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan; Bazel, 22 maart 1989;

Ozone Convention for the Protection of the Ozone Layer - het Verdrag van Wenen ter Bescherming van de Ozonlaag, Wenen, 22 maart 1985; Protocol on Substances that Deplete the Ozone Layer - Protocol betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, Montreal, 16 september 1987;

UN-FCCC UN Framework Convention on Climate Change - Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatveran- dering New York, 9 mei 1992, en het daaronder vallende Kyoto Protocol, van december 1997

CCD UN Convention to Combat Desertification in those Countries Experiencing Serious Drought and/or Desertifica- tion, Particularly in Africa, - Verdrag van de Verenigde Naties ter Bestrijding van Woestijnvorming, Paris, 15 oktober 1994;

Ramsar Convention on Wetlands of International Importance especially as Waterfowl Habitat (Ramsar Convention)- Overeenkomst inzake Watergebieden van Internationale Betekenis, in het bijzonder als Verblijfplaats voor Watervogels, Ramsar (Iran), 2 februari 1971;

Heritage UNESCO Convention Concerning the Protection of the World Cultural and Natural Heritage - Overeenkomst inzake de Bescherming van het Cultureel en Natuurlijk Erfgoed van de Wereld, Parijs, 16 november 1972; UNCLOS Convention on the Law of the Sea - Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee, Montego

Bay, 10 december 1982.

Aan deze lijst kan nog het verdrag inzake biosafety (gericht op het omgaan met genetisch gemodificeerde organismen) wor- den toegevoegd (januari 2000, Montreal).

De vorderingen met en de effecten van de verdragen zijn over het geheel genomen nog onduidelijk. Wel succesvol zijn de mondiale verdragen voor bescherming van de ozon- laag (verdrag van Wenen en protocol van Montreal), de conventie van Genève tegen grensoverschrijdende luchtverontreiniging in Europa en het verdrag tegen vervuiling van de Rijn (Rijn Actie Plan). Bij de beide Europese verdragen trad de afname van de milieudruk op ruim voordat het verdrag werd geformaliseerd. De mate van effectiviteit van de verdragen blijkt erg afhankelijk van de aanwezigheid van sterke instituties, wet- geving, handhaving en financiële middelen. (Mickwitz, 1998) (tabel 3.2.1).

3.3

Hardnekkige milieuproblemen

In document Milieuverkenning 5 (pagina 67-69)