• No results found

Hoofdstuk 6: Thuisvoelen

6.5 Wat houdt verband met wat?

De boven gepresenteerde gegevens geven inzicht in de ‘sense of belonging’ van mijn respondenten bij de Nederlandse samenleving; mijn respondenten voelen zich over het algemeen erg verbonden met Turkse Nederlanders en zijn trots op Nederland maar hebben op de meeste vlakken geen sterke patriottische gevoelens bij Nederland. Als mijn respondenten deze verschillende verbondenheden moeten ordenen geven zij aan zich erg

Mean Std. Deviation Turkse Nederlanders 4,267 1,1121 Nederlanders 3,433 1,3566 Nederlandse moslims 2,033 1,0662 Umma 2,200 1,4479 Turken in Turkije 3,533 1,0743 Turken elders in de wereld 3,033 1,3257 N=33 Tabel 6.4.1 Descriptives

verbonden te voelen met Turkse Nederlanders en zich minder, maar toch aanzienlijk verbonden te voelen met Nederland.19

Deze resultaten geven ons echter geen antwoord op de vraag of er verbanden zijn tussen de ‘sense of belonging’ bij de ene groep met de ‘sense of belonging’ bij de andere groep. Om dit te onderzoeken heb ik een correlatietest uitgevoerd. Hoewel correlaties niets zeggen over de richting van de verbanden geeft dit ons wel een beter beeld van wat met wat samenhangt.

Deze correlaties zijn interessant omdat in het huidige debat rondom immigratie en integratie een sterke identificatie met de eigen groep wordt voorgesteld als belemmerend voor de identificatie met Nederlanders en de Nederlandse samenleving (zie de sociale setting).

Om te onderzoeken of er in mijn data aanwijzingen zijn die deze aanname ondersteunen heb ik een gemiddelde score berekend per respondent voor de MEIM vragen, deze ‘nieuwe’ variabele is in de bijlage 6.3 terug te vinden onder het label AVG_zelfindificatie. Vervolgens heb ik op deze gemiddelden een correlatietest uitgevoerd met de gemiddelden van de vragen welke het Nederlands patriotisme (AVG_patriot) en de trots op Nederland (AVG_trots ) toetsen. Hiervoor heb ik vraag twee en zeven in de in 6.3.1 gepresenteerde vragenlijst over patriotisme ‘omgepoold’ zodat gemiddeld hoge scores op deze vragenlijst nu duiden op een grote ‘sense of belonging’ bij Nederland. De variabele ‘trots op sportieve prestaties’ heb ik niet meegenomen in dit gemiddelde omdat deze variabele inhoudelijk beter past bij de

vragenlijst over trots en mijn inzien niet de patriottische gevoelens van mijn respondenten toetst. Deze correlatietest heb ik tevens uitgevoerd op de gemiddelden van de in 6.4 gepresenteerde vragen welke de verbondenheid met verschillende groepen toetsen20.

In onderzoek naar welke elementen de attitude ten opzichte van immigranten beïnvloeden is naar voren gekomen dat gevoelens van patriottisme en chauvinisme bij autochtonen correleren met een negatievere visie op immigratie (O’Rourke 2006: 851). Ik heb onderzocht of dit voor mijn respondenten ook het geval is, of dat deze gevoelens

19 Ook voelen ze zich verbonden met Turken in Turkije, in het volgende hoofdstuk ga ik dieper in op deze

transnationale band. 20

In bijlage 6.3 terug te vinden als AVG_idturksenl AVG_idnl, AVG_idmoslims, AVG_idumma,

wellicht samenhangen met een positiever beeld van de visie van Nederlanders op immigranten (zie hoofdstuk 5). De attitude ten opzichte van immigranten heb ik in navolging van O’Rourke (2006) berekend door vragen vijf en zeven op de vragenlijst welke de attitude ten aanzien van immigranten moet toetsen (zie 5.2) om te poolen zodat ook hier een hoge score staat voor een positieve attitude ten aanzien van immigranten. De eigen mening ten aanzien van immigranten heb ik gelabeld als AVG_zelf_im de mening die mijn respondenten dachten dat de Nederlanders hebben heb ik als AVG_ander_im gelabeld. Vervolgens heb ik de door mij berekende gemiddelden middels correlatietesten vergeleken met de andere gemiddelden. De resultaten hiervan zijn te vinden in bijlage 6.3.

Uit deze correlatietesten blijkt dat een sterke identificatie met Turkse Nederlanders (zoals blijkt uit de MEIM-vragenlijst) niet significant (negatief) correleert met gevoelens van trots en/of patriottisme voor Nederland. Noch correleert dit significant met een lagere verbondenheid met Nederland. Voor de hierboven geformuleerde veronderstelling dat een sterke identificatie met de eigen groep belemmerend zou zijn voor de identificatie met Nederlanders en de Nederlandse samenleving kan ik dus geen ondersteuning vinden in mijn data (zie bijlage 6.3).

Wat wel significant correleert met een sterke etnische identificatie is de verbondenheid met niet-Turkse Nederlandse moslims (Pearson’s r=0.42, p=0.021), de Umma (Pearson’s r=0.43, p=0.016) en Turken elders in de wereld (Pearson’s r=0.53, p=0.003). Hoewel deze correlaties niet echt hoog te noemen zijn, betekent dit wel dat een hoge identificatie met Turkse Nederlanders licht correleert met een groter gevoel van verbondenheid met deze drie groepen.

In deze correlatietesten valt ook af te lezen dat de door O’Rourke (2006) gevonden correlatie tussen gevoelens van patriotisme en een negatiever beeld van immigranten, niet in de door mij verzamelde data terug te vinden is. In mijn data zitten geen aanwijzingen dat deze gevoelens een significant effect op het beeld wat mijn

respondenten zelf hebben op immigranten of het beeld wat mijn respondenten denken dat Nederlanders hebben van immigranten (zie hoofdstuk 5).

Opvallend is wel dat een hoge mate van identificatie met niet-Turkse Nederlandse moslims negatief correleert met de verwachte attitude van Nederlanders ten aanzien van immigranten (Pearson’s r=-0.53, p=0.003). Ook een hoge mate van identificatie met de

Umma correleert met deze gepercipieerde mening van Nederlanders over immigranten (Pearson’s r=-0.37, p=0.043). Dit houdt in dat een hoge mate van verbondenheid met niet-Turkse Nederlandse moslims en de Umma correleert met de perceptie dat

Nederlanders een negatiever beeld van immigranten hebben. Ook correleert een sterk gevoel verbondenheid bij de Umma met een minder sterk gevoel van verbondenheid bij Nederlanders21 (Pearson’s r=-0.40, p=0.03). Deze gevoelens van verbondenheid met de Umma en niet-Turkse Nederlandse moslims correleren ook sterk met elkaar (Pearson’s

r=0.73, p=0.000).

Hoge scores op de MEIM vragenlijst22 correleren positief met een sterk gevoel van verbondenheid met niet-Turkse Nederlandse moslims (Pearson’s r=0.42, p=0.021). Daarnaast correleren deze hoge scores met een sterk gevoel van verbondenheid met de Umma (Pearson’s r=0.43, p=0.016). Bovendien correleert een hoge score op deze MEIM vragenlijst positief met een sterk gevoel van verbondenheid bij Turken elders (blijkend uit de rondjesvraag uit de vorige paragraaf) (Pearson’s r=0.53, p=0.003)

Het gevoel van verbondenheid bij Turkse Nederlanders, zoals dit is gebleken uit de ‘rondjesvraag’ van de vorige paragraaf, correleert met een sterk gevoel van

verbondenheid bij niet-Turkse Nederlandse moslims (Pearson’s r=0.49, p=0.006) en de Umma (Pearson’s r=0.41, p=0.022). Dit sterke gevoel van verbondenheid met Turkse Nederlanders correleert tevens met een sterk gevoel van verbondenheid met Turken elders in de wereld23 (Pearson’s r=0.41, p=0.023).

Een sterk gevoel van verbondenheid met Turken elders in de wereld correleert positief met een sterk gevoel van verbondenheid met de Umma (Pearson’s r=0.45, p=0.023) en niet-Turkse Nederlandse moslims (Pearson’s r=0.41, p=0.023). Tegelijkertijd correleert een hoge score op deze vraag negatief met het gevoel van verbondenheid met Nederlanders (Pearson’s r=0.41, p=0.009).

21 In de correlatietest terug te vinden als AVG_idnl.

22 In de correlatietest terug te vinden als AVG_etnischeidentificatie. 23 In de correlatietest terug te vinden als AVG_idturkelders