• No results found

Venetië als voorbeeld

2 Methodologische verantwoording

2.1 Divergentie in wetenschap

2.2.3 Venetië als voorbeeld

Hoewel Lefebvre stelde dat ruimte geproduceerd wordt en in samenhang daarmee eenvormig en reproduceerbaar kan zijn, erkende hij het bestaan van unieke ruimten. Hij noemde de situatie van Venetië, dat ooit is voortgebracht maar sindsdien een kwaliteit heeft verworven die afwijkt van die van enkel een product. ‘Consider the case of a city – a space which is fashioned, shaped and invested by social activities during a finite historical period. Is this city a work or a product? Take Venice, for instance. If we define works as unique, original and primordial, as occupying a space yet associated with a particular time, a time of maturity between rise and decline, then Venice can

36

only be described as a work. It is a space just as highly expressive and significant, just as unique and unified as a painting or a sculpture. But what – and whom – does it express and signify?

These questions can give rise to interminable discussion, for here content and meaning have no limits. Happily, one does not have to know the answers, or to be a “connaisseur”, in order to experience Venice as festival. Who conceived the architectural and monumental unity which extends from each palazzo to the city as a whole? The truth is that no one did – even though Venice, more than any place, bears witness to the existence, from the sixteenth century on, of a unitary code or common language of the city. This unity goes deeper, and in a sense higher, than the spectacle Venice offers the tourist. It combines the city’s reality with its ideality, embracing the practical, the symbolic and the imaginary. In Venice, the representation of space (the sea at once dominated and exalted) and representational space (exquisite lines, refined pleasures, the sumptuous and cruel dissipation of wealth accumulated by any and every means) are mutually reinforcing. Something similar may be said of the space of the canals and streets, where water and stone create a texture founded on reciprocal reflection. Here everyday life and its functions are coextensive with, and utterly transformed by, a theatricality as sophisticated as it is unsought, a sort of involuntary mise-en-scène. There is even a touch of madness added for good measure.’37 De architectonische en monumentale eenheid waarvan gesproken wordt, ontstond ondermeer doordat het ongepast werd gevonden een casa of palazzo verder een kanaal in te bouwen dan dat van de buren. Veel gebouwen hebben een relatief sober uiterlijk waardoor het mooie geheel beter waarneembaar is en waardoor enkele schitterende gebouwen meer aandacht trekken. Het bijzondere van de stad zijn echter niet de gebouwen en het spel van land en water, bewoning en mobiliteit, op zich, maar dat alles in het licht van de geschiedenis: dit was het centrum van een handelsimperium en zijn luister spreekt aan omdat het vergane glorie is. In zekere zin onderstreept het carnaval nog dat Venetië zich verheugt in iets dat het niet (meer) is, zich tooit met de veren van een ander (een andere tijd).

Opkomst en verval zijn een niet ongebruikelijk perspectief bij beschouwing van geografische en/of staatkundige entiteiten. Denk maar aan Decline and fall of the Roman Empire van Edward Gibbon en aan The Dutch Republic: Its rise, greatness, and fall 1477-1806 van Jonathan Israel, twee titels van standaardwerken van gevierde historici. De termen ‘opkomst’ en

‘verval’ zeggen zeker zoveel over het inlevingsvermogen van het subject als over de aard van het object. Zo ging Gibbon uitgebreid in op het moreel verval van de Romeinen, een levenswandel waar hij en zijn verlichte tijdgenoten zich boven verheven achtte.

Het perspectief van opkomst en verval wordt ook aangewend inzake Venetië. ‘Venetië, de Serenissima dominante die ooit een gebied van Istrië tot Byzantium en van Dalmatië tot de Levant beheerste, gold weliswaar steeds opnieuw als ondergaande stad, maar heeft tot dusver steeds de taaiheid en de spreekwoordelijke langlevendheid van doodverklaarden bewezen.’38 Het

37

oude karakter van de welvarende koopliedenstad aan de zee is niet (geheel) verdrongen door een industriële ontwikkeling van Venetië. ‘In Venetië was de nijverheid in de dertiende eeuw van de grond gekomen, maar doordat de handel van de signoria terzelfdertijd steeds meer en in een veel hoger tempo groeide, stelde deze Middeleeuwse nijverheid vergeleken bij de exporthandel weldra niet veel meer voor. De grote bloeiperiode van de Venetiaanse nijverheid brak pas laat aan, in de vijftiende en met name zestiende eeuw, toen er een geleidelijke verschuiving optrad van de handelskantoren naar de werkplaatsen, een verschuiving die niet bewust op gang werd gebracht, maar wel door de economische omstandigheden noodzakelijk werd gemaakt. Venetië probeerde zichzelf om te vormen in een nijverheidshaven. En het is misschien alleen te wijten aan het zeventiende-eeuwse succes van Frankrijk en Noord-Europa dat deze verandering zich niet helemaal heeft kunnen voltrekken.’39 De stad werd geen belangrijk industrieel centrum en bleef dus wat achter. Uiteindelijk volgde een politieke genadeslag.

De nieuwe ontwikkelingen brachten ook nieuwe centra tot bloei: in Noordwest-Europa, Rusland en het Ottomaanse rijk. Vanaf het einde van de achttiende eeuw namen natiestaten en hun hoofdsteden het politieke toneel over (zie ook derde hoofdstuk). ‘Toen op 12 mei 1797 de Grote Raad op verzoek van Napoléon het einde van de republiek verklaarde, was dit niet meer dan een laatste fase in een proces van verval dat de stad, die eens de belangrijkste mogendheid van de oostelijke Middellandse Zee was geweest, de hele achttiende eeuw beheerst had.

Verschillende historici hebben het Venetiaanse leven sinds de Vrede van Passarowitz in 1718 beschreven als een droom waaruit men slechts met een harde, ontnuchterende klap kon ontwaken.’40 De daad van Napoléon Bonaparte en de Maggior Consiglio in 1797, waarmee aan de regering van doge Ludovico Manin een einde kwam, kan als historische breuk worden beschouwd: de Venetiaanse republiek werd immers beëindigd.41

Door het verloop van oorlogvoering, handel en industrialisering ten gunste van andere plaatsen, bleef het specifieke van Venetië behouden. Hier ontstond de unieke kwaliteit van de

‘plaats’ dankzij het verloop van de ‘stroom’ (zie zesde hoofdstuk). Met de situatie van Venetië wordt tevens geïllustreerd hoezeer tijd en ruimte op elkaar inwerken, het is immers een economisch-historische achterstand die de stad haar vorm heeft gelaten. Een romanfiguur kenschetste Venetië zo: ‘Mooi maar hol. Betoverd en deprimerend.’42 Een recensent benadrukte dit. ‘Nee, een erg vrolijk beeld van het aardse bestaan geeft Rosita Steenbeek niet. Wel raakt ze precies aan het romantisch-mysterieuze, decadent-macabere karakter van Venetië dat al eerder in de kunst werd vereeuwigd en dat misschien ook wel het wezen van die stad uitmaakt.’43 Een reisgids gaf aan: ‘Het water versluiert het verval en tovert het om tot een wezenlijk element van schoonheid. [...] Het water verheldert en nuanceert de spaarzame kleur.’44 Het grimmige en het schone gaan hier samen, men voelt er zijn ‘[...] hart bonzen van ontzetting en raadselachtig verlangen.’45

38

Eind twintigste eeuw kwam de letterlijke ondergang van de stad op de agenda: Venetië daalde en hoog water werd een frequenter verschijnsel.46 In december 2001 besloot de rechtse Italiaanse regering na vele jaren van discussie tussen voor- en tegenstanders tot de uitvoering van het zogenoemde Mozes-project: beweegbare dijken moeten de lagune afsluiten en de stad beschermen tegen hoog water. Milieu-organisaties en linkse politieke partijen waren tegen het project gekant.47 Dat doet denken aan de controverse in Nederland over de afsluiting van de Oosterschelde. Ook in dat geval werd fysieke infrastructuur opgevat als bedreiging voor een overgang van land en water met bijzondere ecologische en cultuurhistorische waarden.48

Venetië is door een zekere economische ontwikkeling gespaard, maar maatschappelijke transformatie houdt niet noodzakelijkerwijs in dat er een kille zakelijkheid als Max Webers onttovering ontstaat waar de modernisering wel volledig plaatsheeft. De industriële samenleving kent een eigen mythologisering,49 haar machinerieën een eigen esthetiek. Op plaatsen waar de modernisering bij industrialisering tot stilstand is gekomen en daarmee des te meer in het oog springt, krijgt de verbeelding soms alle gelegenheid. Niet toevallig is de Oude Haven met het Witte Huis, één van de paar karakteristieke gebouwen die de Tweede Wereldoorlog doorstonden, een aantrekkelijk uitgaanscentrum in Rotterdam. Ook het Rotterdamse Hotel New York, een halteplaats in de migrantenstroom van Europa naar Amerika die deel uitmaakte van de modernisering in de negentiende en vroege twintigste eeuw en als zodanig niet meer functioneert, is eind twintigste eeuw een monument en een attractie geworden. Zo lijkt Rotterdam eveneens een venetiëring (opkomst door verval) door te maken, zij het in een veel latere moderniseringsfase dan Venetië.50

Het is goed in herinnering te houden dat het hier steeds aan ruimte toegekende betekenissen betreft, en niet een in de Romantiek passende zoektocht van literaire, filosofische of andere aard naar het verondersteld innerlijk wezen van een plaats.51 De betekenisgeving verloopt accumulatief en houdt lang stand. Nog in 1909 presenteerde Daniel Burnham een stedebouwkundig plan voor het uitdijende Chicago. In het plan nam hij een civiel centrum op dat refereerde aan de Oude wereld: ‘It would be what the Acropolis was to Athens, or the Forum to Rome, and what Saint Mark’s Square is to Venice, the very embodiment of civic life.’52 De weerbarstigheid van betekenissen van ruimte blijkt ook uit de herkomst van tal van namen voor straten of stadswijken.

De stilstand van Venetië was bepalend voor de cultuurhistorische en niet te vergeten de toeristische waarde van de stad. Het toeristische bedrijf geeft inmiddels aanleiding tot kritische vragen over musealisering van binnensteden en leefbaarheid en over massaconsumptie en duurzaamheid.53 Een eenzijdige thematisering van buitenruimte staat kennelijk op gespannen voet met de verscheidene waarden van ruimtelijke kwaliteit. Dat zal in de situatieschetsen nog van belang blijken te zijn. Vooral wanneer omwonenden de herontwikkeling van Rotterdam Centraal

39

tot hoogwaardige mobiliteitsknoop met grootschalige retail en urban entertainment als bedreiging beleefden, botste een krachtige thematisering op de waarden van een woon- en leefomgeving.