• No results found

Stedelijkheid en pluraliteit

In document Ruimte voor een democratische rechtsstaat (pagina 119-124)

3 Representatieve democratie

6.1 Ruimtelijke betekenissen

6.1.2 Stedelijkheid en pluraliteit

De typische moderne ruimte en zeker de laatmoderne ruimte is stedelijk. De vorm van de stad is in toenemende mate aan verandering onderhevig en dat heeft consequenties voor wat de stad biedt: ruimte voor pluraliteit en voor openbaarheid. De postindustriële stad komt in deze subparagraaf al aan bod en dit type wordt verder behandeld in paragraaf 6.2.3 over netwerken.

In de negentiende en de twintigste eeuw zijn steden uitgegroeid tot centra van natiestaten en hebben Westerse natiestaten zich opgeworpen als mondiale centra. De modernisering gaat gepaard met wereldwijde verstedelijking, in de zin dat plaatsen worden opgenomen in netwerken waarvan de Westerse metropolen de voornaamste knopen zijn.5 De rurale gebieden die nog niet eerder door modernisering en verstedelijking waren meegezogen, met bijvoorbeeld een overstap naar handelsgewassen,6 werden in deze eeuwen ontsloten. Een treffende illustratie is dat Franse gendarmes in Nederland de versperringen van plattelandswegen verwijderden, versperringen die de locale bewoners gebruikten om tol te heffen: de moderne, stedelijke samenleving kon niet dulden dat haar verkeer werd gehinderd door achtergebleven boeren.7 De stedelijkheid van de Lage Landen betreft niet alleen de ruimtelijke configuratie, maar ook en vooral de mentaliteit van de bevolking. De culturele oriëntatie van plattelandsbewoners verschilt niet veel meer van die van stedelingen. Er zijn in stad en land dezelfde kranten, uniforme curricula in de scholen en al eendere televisiezenders.8 Het platteland dat Auke van der Woud heeft geschetst bestaat niet meer.9 Het gehele landschap is nu op de stad betrokken.10

Van oudsher was de stad de tegenpool van het platteland en kon de ruimtelijke kwaliteit van zowel de ene als de andere sfeer worden geduid ten opzichte van de ander. Dat deze polariteit wegvalt, heeft als consequentie dat de stedelijke samenleving ruimtelijke kwaliteit in de stedelijkheid zelf dient te zoeken. Zoals in dit hoofdstuk wordt aangegeven, omvat die stedelijke kwaliteit pluraliteit en openbaarheid. De overweging dat steden functioneren als bron van creativiteit en als milieu voor innovatie is een reden voor positieve waardering van stedelijkheid.11 De tegenstelling tussen zogenoemde rode en groene bestemmingen draagt weinig bij tot beleid dat effectief ruimtelijke kwaliteit behoudt of ontwikkelt.12 Het toenmalige Nederlandse kabinet heeft dan ook veel kritiek gekregen op de rode contouren die het voorstelde in de vijfde nota over de ruimtelijke ordening. Toch is stedelijkheid niet vanzelfsprekend en is dus enig beleid wenselijk.13 Indachtig subparagraaf 2.2.2 is wellicht veeleer de betekenisloze ruimte of de non-ruimte van de laatmoderne periferie of suburb op te vatten als het tegendeel van stedelijkheid.14 Wanneer

120

betekenisloze ruimte tegengegaan dient te worden, laten zich de vragen stellen waaraan stedelijkheid dan betekenis ontleent en waar betekenissen zich concentreren.

Betekenissen ontstaan uit sociale interactie. De stedelijkheid die de Lage Landen geheel bekleedt, is geen homogene waas want fysiek-infrastructurele knopen, patronen van menselijk gedrag en verdichtingen van betekenisverlening verklonteren de stedelijke waas.15 Voorbeelden van tijdelijke kernen zijn hedendaagse grand cafés die zich laten vergelijken met achttiende- en negentiende-eeuwse salons. Permanente kernen zijn bijvoorbeeld de Grote Markt in Brussel, het Binnenhof in Den Haag, het Museumplein in Amsterdam en het Central Park in New York, kernen van respectievelijk handel/toerisme, politiek, cultuur en recreatie. Lange tijd zijn bepaalde politieke, economische en anderszins sociale structuren naar representatief-democratisch model in ruimtelijke inrichting tot uitdrukking gebracht. Met name de soevereine natiestaat en de handel waren op betekenisvolle plaatsen dominant. De regeringspaleizen, het parlementsgebouw, de beurs en dergelijke gaven dichtheid aan de (hoofd)stad.16 Die nationale stad is een beeld van het verleden geworden. Haar markante gebouwen hebben nu als monumenten en sfeermakers een vooral cultureel-toeristische betekenis. De laatmoderne stad heeft een nieuw karakter. De ontwikkeling van verdichtingen in het stedelijke weefsel is cruciaal voor de ruimtelijke kwaliteit en voor de kwaliteit van de samenleving. Het (kritische) ruimtelijke discours waarschuwt immers tegen de laatmoderne stad naar Amerikaans beeld, in het bijzonder Los Angeles. Dan of daar gaat spreiding van moderne stedelijkheid over in fragmentatie, een oneindige stedelijkheid die geen vaste kernen meer kent. De reden waarom Amerikaanse highways, shopping malls, suburbs, theme parks, ghetto’s en gated communities in het (kritische) ruimtelijke discours gelden als een schrikbeeld, is dat die ruimtelijke inrichting gepaard gaat met etnische segregatie, met haves die zich veilig wanen in hun auto en in hun beveiligde toevluchtsoorden, met have-nots die zich niet uit hun situatie kunnen losmaken en met down-town verloedering.17 Dit discours gelooft niet dat Hollywood en internet een volwaardig substituut vormen voor de fysieke ruimte die mensen delen.18 Gezien de spreiding van stedelijkheid over de moderne wereld is een laatmoderne hang naar non-stedelijkheid een escapisme, dat houdt in dat veronachtzaming van urbaniteit irreëel of niet duurzaam is.19 Anders dan de bewoners van Celebration in Florida of van om het even welke gated community, zijn er veel mensen die diversiteit en levendigheid, dus de stedelijkheid van klassieke centra, blijven waarderen. Naar verluid kampen (her)ontwikkelingsprojecten van subcentra in diverse metropolen met de tegenslag dat hoogwaardige voorzieningen als luxe restaurants en modewinkels zich er niet of niet succesvol vestigen. Bijvoorbeeld La Défense in Parijs is geen bruisende plaats geworden.20

121

‘Hoe meer een samenleving moderniseert, hoe meer een straat tot doorgangsruimte voor het verkeer wordt en het karakter van leef- en speelruimte verliest. Kinderen, zo die nog aanwezig zijn, spelen er niet of zelden meer, volwassenen praten en roddelen er niet meer, het jaarlijkse buurtfeest op koninginnedag wordt er niet meer gevierd.’21

6.1.3 Openbaarheid

De Europese stad ontleent veel van haar waarde aan de verwevenheid van stedelijkheid en openbaarheid.22 Uit het stedelijke, veelzijdige en openbare leven dat ontstond in de moderniteit ontwikkelde zich onze eigentijdse democratie.23 De historische situaties van verlichte, semi-openbare salons waar ook het politieke leven werd besproken en van een speaker’s corner waar zich een publiek verzamelde om de uiting van meningen mee te maken, illustreren deze verhouding.24

Onder leiding van Georges-Eugène Haussmann werd Parijs in de jaren vijftig en zestig van de negentiende eeuw getransformeerd; de openbare ruimte van de stad kreeg (een nieuwe) vorm. De moderne stad, zowel Parijs als andere steden, heeft ongeveer een eeuw lang gefunctioneerd, is ongeveer een eeuw lang als zodanig ervaren. In de ruimtelijke investeringen van de tweede helft van de twintigste eeuw kan een volgende golf van herontwikkeling worden gezien. De stad van Haussmann werd op haar beurt getransformeerd. Dan laat zich de vraag stellen of er nog ruimte is voor Walter Benjamins flâneur (zie noot 5). Van welk leven is de ruimtelijke inrichting de uitdrukking en welk leven staat de ruimtelijke inrichting toe? In de moderniteit is de neiging ontstaan en toegenomen om de openbare ruimte op te vatten als afgeleide van beweging.25 De openbare ruimte dient het verkeer en is niets dan restruimte tussen enerzijds een openbaar-vervoershalte of parkeerplaats en anderzijds de woning of het kantoorgebouw. ‘Through the reshaping of landscapes, flâneur-ing in the open air, which is one of the attractions of any town, becomes nearly impossible, with the growing number of cars and highways.’26 Het gemobiliseerde leven verplaatst zich gehaast danwel onthecht, per personenauto, door de collectieve (stedelijke) ruimte. Ook daar waar een plaats niet aan een stroom is ten onder gegaan heeft die plaats nog zelden een generatief vermogen. Ruimte die hoofdzakelijk aan vermaak ten dienste staat biedt meer een afleiding, roes of verdoving dan dat ze de gebruiker activeert.27 Mona Abaza constateerde dat de overdekte winkelcentra van Caïro desalniettemin sociale en in potentie publieke functies vervullen en betekenissen hebben, al zijn die centra streng beveiligd tegen armen en dieven.28 De openbare ruimte verdient behalve technisch beheer gericht op het goed functioneren als tussenruimte ook een zekere liefde: de openbare ruimte heeft namelijk een waarde die intrinsiek is of die het dagelijks gebruik overstijgt.29 Het is in de openbare ruimte dat mensen die vreemden voor elkaar zijn elkaar ontmoeten en onderling een passend gedragspatroon ontwikkelen. Gedachtenuitwisseling tussen vreemden is een

122

noodzakelijke voorwaarde voor democratie en ‘beschaafd’ gedrag ten aanzien van vreemden is een opstap naar de rechtsstaat.

Openbare ruimte is een noodzakelijk deel van de publieke sfeer, maar het publieke is ook daarbuiten te vinden: bijvoorbeeld thuis, met een politieke discussie aan de eettafel. Het begrip ‘openbare ruimte’ duidt op een meestal fysieke ruimte die een gebruik kent van verschillende (groepen) mensen, een collectieve ruimte. Tussen die verschillende mensen, vreemden van elkaar, heeft er een confrontatie of ontmoeting plaats. Openbare ruimte is zo veilig dat er ontmoeting en dialoog kunnen plaatshebben, maar niet zo steriel dat een confrontatie met niet-dominante opinies, met sociaal-economische marginaliteit en zelfs met deviant of crimineel gedrag er uitgesloten zijn. De pluraliteit die eigen is aan openbare ruimte kan gestimuleerd worden door de vestiging van verschillende voorzieningen op één locatie en door meervoudig gebruik van gebouwen of terreinen zoals Habiforum dat voorstelt (zie subparagraaf 6.3.3).30 Wanneer de betekenis van openbaarheid aan een plaats is gegeven, zal die plaats doorgaans een divers publiek blijven aantrekken. Hoewel openbare ruimte voor eenieder toegankelijk is en dient te zijn, kan een openbare plaats bij uitstek het sociaal-culturele territorium zijn van één of enkele groepen, bijvoorbeeld van een leeftijdsgroep als peuters of een subcultuur als van skaters.

Voor hetzelfde begrip ‘openbare ruimte’ hanteerden Maarten Hajer en Arnold Reijndorp de term ‘publiek domein’ omdat zij meenden dat de term ‘openbare ruimte’ het particulier eigendom van publieke plaatsen uitsluit.31 Bij het hier gebruikte begrip is openbare ruimte idealiter publiek eigendom, maar openbare plaatsen kunnen ook in semi-publieke of private handen zijn. In het laatste geval dient de wijze van beheer kritisch te worden bezien.32 Behalve voor de vraag wie de kosten draagt van schoonmaak, herstel, beveiliging en dergelijke, is het juridische raakvlak van publiek en privaat van belang inzake de vrijheid van meningsuiting.

Het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten van Amerika heeft bijvoorbeeld in 1980 in het arrest PruneYard Shopping Center versus Robins bepaald dat vrije meningsuiting (free speech) een inbreuk mag zijn op eigendomsrecht.33 De mate van toegankelijkheid die in de Verenigde Staten wordt verlangd van winkelcentra is evenwel een aangelegenheid voor de deelstaten zodat er aan de constitutionele mogelijkheden op uiteenlopende wijzen invulling wordt gegeven.34

Figuur 2. Openbaarheid

In subparagraaf 6.1.1 is aangegeven dat het besturen niet louter in en vanuit de geïnstitutionaliseerde politiek kan plaatshebben, maar hoeveel breder de publieke sfeer is, is voor de democratiemodellen verschillend. In de representatieve democratie kan de publieke sfeer overwegend gesitueerd zijn in de statelijke organen, met name het parlement, en in de salon van burgerlijke families, terwijl de openbare ruimte wordt overgelaten aan het (economische) verkeer en aan het amusement. In de participatieve democatie is daarentegen een substantieel deel van de publieke sfeer gesitueerd in de openbare ruimte, waar ambteloze burgers op dagelijkse basis hun politieke rol vervullen.

Hoewel openbare ruimte naar haar fysieke verschijningsvorm en naar haar gebruikswijzen beschreven kan worden, is openbaarheid vooral een betekenis die is en wordt verleend. Openbaarheid is primair een sociaal construct en dat maakt het mogelijk dat ook virtuele ruimte een openbaar karakter heeft, bijvoorbeeld delen van het world wide web. Omdat het een construct is en omdat het in humanitaire en politieke behoeften voorziet, behoeft openbare ruimte onderhoud. De nieuwe stations voor de hoge-snelheidstreinen vormen een belangrijke opgave voor het behoud of de constructie van openbare ruimte, aldus Hajer en Reijndorp.35 Bij een nieuwe stedelijkheid, te weten perifeer en/of bepaald door mobiliteit, hoort een nieuwe openbaarheid. De klassieke openbaarheid, passend bij een stadscentrum, leeft daar niet. Deze

123

opgave wordt in gedachten gehouden bij de situatieschets in het zevende hoofdstuk: de herontwikkeling van Rotterdam Centraal.

In document Ruimte voor een democratische rechtsstaat (pagina 119-124)