• No results found

Vertrouwen in het lichaam

2.6 Vaccinatie versus kennis als bezwering van angst

‘Angst’ is een terugkerend thema in bijna alle gesprekken. Ten eerste wordt angst veelal

gezien als het resultaat van risico als een governmentality techniek, waarbij men bang ‘wordt

gemaakt’. Interlocutoirs die het RVP als angstzaaiend beschouwen, stellen zich niet te willen ‘laten leiden’ door angst. Zo stelt Joke: ‘Weet je, dan is het puur ehm doordat je dan bang wordt gemaakt van “als je het krijgt, als je het krijgt”, dan denk ik weet je je kunt zoveel

krijgen in je hele leven, je kunt ook hier de poort uitgaan en onder een auto komen, bij wijze van. Nee, ik had zoiets van nee, ik wil me niet laten leiden door angst.’ Angstzaaierij wordt door sommigen gekoppeld aan economische motieven. Zo stelt Johanna: ‘Hè maar met de kennis die ik tegenwoordig heb, denk ik van nou, ik geloof dat wij allemaal gewoon angst aangejaagd worden, zodat we dit kopen. En money makes the world go round.’ Later stelt zij

explicieter: ‘Ik bedoel wij worden angst aangejaagd- men wil geld verdienen.’ Dit perspectief

weerspiegelt het wantrouwen in de relatie tussen financiële belangen en expertkennis, zoals ik in paragraaf 2.4. heb behandeld.

Veel interlocutoirs refereren aan onze cultuur als een ‘angstcultuur’. Volgens Maya

zijn we, onder meer vanwege maatschappelijke ontwikkelingen zoals ‘de crisis’, ‘vertrouwd

om uit angst te handelen’. De visie op een continue aanwezigheid van angst in onze samenleving komt overeen met de visie van Bauman (2001) en reflecteert tevens de laat- moderne ervaring van risico zoals beschreven door Beck. Veel interlocutoirs beschouwen een collectieve aanwezigheid van angst als de oorzaak voor de keuze van de meeste mensen om hun kinderen te vaccineren; de keuze voor vaccinatie wordt vanuit dit oogpunt beschouwd als een keuze uit angst. Een paar interlocutoirs, zoals Willemijn en Christine, geven aan zelf uit

angst te hebben gekozen voor een bepaalde vaccinatie. Christine’s jongste dochter is ooit heel

hard gevallen en heeft toen één tetanusvaccinatie gekregen:

Op dat moment had ik de... was de kennis weggezakt, en was niet paraat, en heb

ik in eerste instantie besloten dat ze (…) een tetanusprik zou krijgen. En die kreeg daar zó’n heftige reactie op, die is daar zó ziek van geworden. En dan zeggen ze dus ook ‘ja je moet het drie keer’, en toen zei ik ‘nee, dit is echt... dit

is de enige keer en daar blijft het gewoon bij, klaar. Ik kan me niet voorstellen

dat zij tetanus krijgt’, want- inmiddels had ik me meer ingelezen, het was

Willemijn geeft expliciet aan dat ze niet overtuigd is van de werking van de DTP, maar haar oudste dochter desondanks twee keer heeft laten vaccineren hiertegen uit angst voor polio. Haar jongste dochter is maar één keer gevaccineerd tegen DTP, ‘omdat die angst inmiddels

(…) is weggezakt, ook omdat je er steeds meer over ging lezen (…)’. Desondanks overweegt ze om haar nog een homeopathische profylaxe tegen polio te geven: ‘Kijk, dat is... dan ben je

van die angst af [lacht] en dan heb je niet een middel ingezet waar je niet achter staat.’

In de redenering van zowel Christine als Willemijn wordt vaccineren dus afgeschilderd als het resultaat van angst, waarbij Christine zelfs expliciet spreekt van een

‘acute emotionele reactie’. De visie dat ‘(in)lezen’ de angst doet afnemen, geeft aan dat

kennis, net als vaccinatie, kan dienen ter bezwering van angst. Willemijn denkt dat veel mensen vaccineren omdat zij niet weten wat zij moeten doen wanneer een kind ziek wordt en dat dit leidt tot een angstig en machteloos gevoel, wat men vervolgens probeert af te wenden door middel van vaccinatie:

Ik denk dat dat voor heel veel mensen de grote angst is: dat ze niet weten wat ze

moeten doen. (…) En dan maar inenten. (…) Want die machteloosheid, ik denk

dat dat... samen met die angst voor- en eventueel iets wat kan gebeuren, dat dat het zo groot maakt.

Veel interlocutoirs zijn langzaam overgestapt van vaccinatie als bezwering van angst naar kennis als bezwering van angst. Dit kan gaan om kennis gebaseerd op informatie verkregen via literatuur en via internet, maar ook om kennis die is opgedaan uit eigen ervaringen, zoals de ervaring van (langdurig) moederschap en professionele ervaringen. Daarbij nemen interlocutoirs het vertrouwen in de natuurlijke capaciteiten van het lichaam als uitgangspunt.

Conclusie

Met dit onderzoek heb ik een kwalitatief inzicht geboden in de motivaties van moeders om hun kinderen niet te laten vaccineren, waarbij ik mij in het bijzonder heb gericht op de keuze van moeders om hun dochter(s) niet te laten vaccineren tegen het HPV. Mijn bevindingen laten zien dat de vaccinatiekritiek van mijn interlocutoirs zich niet slechts verhoudt tot vaccinaties en het vaccinatiebeleid, maar een bredere kritiek bestrijkt. Ik heb beargumenteerd dat het besluit van mijn interlocutoirs om tenminste één vaccinatie (HPV-vaccinatie) te weigeren, verklaard kan worden als een laat-moderne reflexieve kritiek op de premissen waar vaccinaties en het Rijksvaccinatieprogramma op berusten. Deze kritiek ontstaat vanuit ontwikkelingen in de laat-moderne samenleving en vormt hier tegelijkertijd een kritiek op. Processen van industrialisering en globalisering hebben in Westerse samenlevingen geleid tot het neoliberale ideaal van de zelfstandige, autonome individu, dat in toenemende mate verantwoordelijk is voor zijn eigen welzijn. Mensen worden gestimuleerd om via bepaalde handelingen hun eigen welzijn onder controle te houden. Tegelijkertijd leiden deze processen tot een afname van vertrouwen in de wetenschap en andere traditionele autoriteiten, onder meer omdat deze worden gezien als verantwoordelijk voor het ontstaan van laat-moderne

risico’s, die in hun abstracte aard (ogenschijnlijk) verschillen van de risico’s in de moderniteit

en pre-moderniteit. Zoals ik heb beargumenteerd, kan HPV-vaccinatie in het bijzonder beschouwd worden als een reactie op de ervaring van een laat-modern risico. De neoliberale aanmoediging van individuele verantwoordelijkheid en de afname van vertrouwen in de wetenschap (en autoriteiten die zich daarop beroepen, zoals de overheid) leiden onder mijn interlocutoirs tot een antipaternalistische houding. Autoriteiten en de informatie die zij verstrekken worden sterk ter discussie gesteld, wat onder meer leidt tot de problematisering van de universele waarheid en geldigheid van het (medisch) wetenschappelijke bewijs dat ten grondslag ligt aan het vaccinatiebeleid.

In hoofdstuk 1 heb ik laten zien dat de meeste interlocutoirs veel ziekten vanuit een holistische visie niet als problematisch beschouwen, maar juist als nuttig. Dit geldt in het bijzonder als het gaat om kinderen, bij wie ziekte kan bijdragen aan de fysieke en/of sociaal- emotionele ontwikkeling. Ziekte wordt in dit opzicht niet beschouwd als een risico dat voorkomen moet worden door vaccinatie, maar als een recht dat niet ontnomen moet worden door vaccinatie. Ten tweede wordt massale kindervaccinatie in meerdere opzichten

zouden leiden tot mutaties van ziekten; in die zin weerspiegelt vaccinatiekritiek een laat- moderne ervaring van risico. Ook beargumenteren interlocutoirs dat vaccinaties slechts de weerstand naar beneden halen, dat de toevoegingen blijvende schade op kunnen leveren en dat vaccinatie niet heeft geleid tot het verdwijnen van ziekten, maar slechts tot het niet meer herkennen van deze ziekten. Door de werkzaamheid van vaccinatie en het vaccinatiebeleid ter discussie te stellen, worden zowel de expertise van medische autoriteiten als (de dominantie van) het biomedische paradigma waarop deze berust geproblematiseerd. Tot slot bevat de kritiek op het RVP ook een kritiek op de bredere maatschappelijke context waarin wij ons

bevinden: ten eerste wordt gesteld dat kinderen niet meer ziek ‘mogen’ zijn doordat (school)prestaties en economische belangen in de vorm van werk voorop staan en dat baby’s

door algemene maatschappelijke druk de hormonale stress van hun moeders overnemen en daardoor vaak slecht in staat zijn om de vaccinaties volledig te verwerken; dit kan gezien worden als een kritiek op de neoliberale tendensen in de samenleving, die mensen aanzetten tot onder meer prestatie- en competitiedrang. Ten tweede wordt gesteld dat de praktijk van vaccineren onnatuurlijk is omdat het ziekte forceert; in dit opzicht vormt de kritiek op massale vaccinatie een laat-moderne kritiek op de geforceerde homogenisering van lichamen, die allemaal door technologische interventie volgens een schema tot een bepaald proces gedwongen worden. In dit kader geven interlocutoirs ook aan dat lichamen niet allemaal hetzelfde zijn en dus niet allemaal hetzelfde reageren op vaccins, waarbij zij zich beroepen op het laat-moderne ideaal van individualiteit en waarmee zij tevens opnieuw het biomedisch paradigma ter discussie stellen.

In hoofdstuk 2 liet ik zien hoe de problematisering van de relatie tussen HPV(- vaccinatie) en baarmoederhalskanker door interlocutoirs duidt op een problematisering van het biomedisch discours, de (medische) expertkennis die daaruit volgt en het beleid vanuit de overheid dat daarop gebaseerd is. Deze problematisering komt onder meer naar voren in de visie dat HPV-vaccinatie condoomgebruik en deelname aan het bevolkingsonderzoek ontmoedigt; interlocutoirs achten het van belang om te leren jezelf te beschermen en voor jezelf te zorgen. Vaccinatie zou als onderdeel hiervan gezien kunnen worden, maar het feit dat het om een vaccinatiebeleid gaat, geïnitieerd vanuit de overheid, geeft een andere dimensie aan deze handeling waardoor hij gezien wordt als paternalistisch, meer passief dan actief en juist als ontmoedigend van (andere) preventiemaatregelen. Ook in de onzekerheid over de gevolgen van HPV-vaccinatie komt een problematisering van autoriteitsgezag en expertkennis naar voren; interlocutoirs nemen de informatie van medische experts en de overheid niet zonder meer voor waar aan of wantrouwen deze zelfs in sterke mate. Het internet, bepaalde

vaccinatiekritischeindividuen en regulier opgeleide artsen die kritisch zijn ten opzichte van vaccinatie worden beschouwd als goede informatiebronnen; ten eerste omdat de genoemde personen geen (of weinig) financiële belangen hebben bij hun werk en daardoor integer overkomen, ten tweede omdat al deze bronnen meerdere kanten van een kwestie weerspiegelen en in die zin tegemoetkomen aan het neoliberale ideaal van transparantie, een factor die interlocutoirs van belang achten in het afwegen van betrouwbaarheid van informatie. Daarnaast wordt in de vaccinatiekritiek blijk gegeven van een kritische kijk op de voortschrijdende medische technologie, die volgens veel interlocutoirs ons welzijn uiteindelijk mogelijk negatief beïnvloed - een uiting van de ervaring van laat-modern risico - en volgens velen ook een inbreuk vormt op natuurlijke processen. Hierbij beroepen interlocutoirs zich op een onderscheid tussen natuurlijk en artificieel; het natuurlijke wordt in veel gevallen verkozen boven het artificiële, bijvoorbeeld als het gaat om het vertrouwen in de natuurlijke capaciteiten van het lichaam om ziekten te verwerken ten opzichte van het wantrouwen in vaccinaties. Het natuurlijke lijkt verkozen te worden boven het artificiële omdat het wordt geassocieerd met het autonome zelf, dat is uitgerust met de fysieke en mentale capaciteiten om zijn/haar eigen keuzes te maken. Vaccinatie als geïnitieerd vanuit de overheid kan van hieruit symbolisch worden beschouwd als de geforceerde inmenging van buitenaf die een bedreiging vormt voor de autonomie van laat-moderne individuen. Tot slot reflecteren interlocutoirs op een laat moderne angstcultuur, waarin mensen worden aangemoedigd te vaccineren om het risico op ziekte te verkleinen. Veel van hen geven dan ook aan dat vaccineren een handeling vanuit angst betreft; de angst om je kind niet te kunnen helpen en uiteindelijk de angst dat je kind dood zal gaan is in feite een ontologische angst. Interlocutoirs beschouwen het handelen uit angst als passief, als een poging om verantwoordelijkheid uit de weg te gaan, en plaatsen dit tegenover handelen vanuit een bewuste keuze - gebaseerd op vertrouwen en/of verschillende vormen van kennis - als actief.

Consequenties van mijn bevindingen

Veel van mijn interlocutoirs hebben een bepaalde leefstijl waar vaccinatiekritiek vaak mee geassocieerd wordt; een groot aantal maakt gebruik van en/of beoefent CAM en een paar hebben een sterke affiniteit met antroposofisch gedachtegoed. Deze relatie is al vaak gelegd, maar wordt meestal niet in een bredere context geplaatst. Uit mijn onderzoek is gebleken dat

houding van mijn interlocutoirs. Deze ontwikkelingen, die ik voornamelijk heb uitgelegd in termen van late moderniteit en neoliberalisme, scheppen een klimaat van gecombineerde onafhankelijkheid en onzekerheid, waardoor mensen kritischer worden ten aanzien van de gevestigde orde. Een paradox ontstaat waarbij het neoliberale en laat-moderne individualisme zich gaat keren tegen dezelfde mechanismen die dit individualisme gecreëerd hebben. Een ervaring van en streven naar autonomie is hierbij invloedrijk, net als de wens om serieus genomen te worden - als de actieve interlocutoir in plaats van de passieve burger of patiënt. Het lijkt in het kader van overheidsbeleid dan ook belangrijk om te werken aan de

vertrouwensband met ‘burgers’, of liever gezegd interlocutoirs. Gebaseerd op mijn

bevindingen kan dit als het gaat om vaccinatiekritische groepen waarschijnlijk niet bereikt worden door het herstellen van een paternalistische relatie of het voeden van een angstdiscours; dergelijke maatregelen zullen alleen maar meer tegenstand creëren. In plaats daarvan zouden transparantie, openheid en respect voor onafhankelijkheid en keuzevrijheid als uitgangspunten genomen moeten worden.

Reflectie en suggesties voor verder onderzoek

De 20 intensieve gesprekken die ik heb gevoerd, aangevuld met digitale interactie, hebben veel meer data opgeleverd dan ik in deze scriptie kon verwerken. Eén van de opvallendheden die ik tegenkwam tijdens mijn onderzoek is dat hoewel internet en in het bijzonder Facebook voor veel interlocutoirs een centrale rol innemen met betrekking tot het vinden en delen van informatie, er ook een ‘stoffelijk’ netwerk bestaat van vaccinatiekritische individuen die bijvoorbeeld informatieavonden organiseren. Ik heb er vanwege het feit dat niet alle interlocutoirs zich hierin mengden en het beperkte tijdsbestek voor gekozen om mij hierin niet te verdiepen, maar een onderzoek naar dit netwerk zou een interessant vervolgonderzoek kunnen zijn.

Een andere opvallendheid is dat veel interlocutoirs sceptisch stonden ten opzichte van de motieven van veel (wetenschappelijk) onderzoek, maar wel aan mijn onderzoek wilden meewerken. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat ik een student ben, maar ook met het feit dat ik interlocutoirs via de NVKP heb geworven. Het feit dat ik oprecht geïnteresseerd was in hun visie op vaccinatie en dit waarschijnlijk ook zo overkwam, maakte dat mensen mee wilden werken. Zelf denk ik dat oprechte interesse zonder moreel oordeel de enige manier is om echt te kunnen luisteren naar wat mensen zeggen en daarmee ook de beste

manier om tot nieuwe sociaalwetenschappelijke inzichten te komen. Gecombineerd met openheid over je intenties als onderzoeker vormt dit naar mijn mening tevens de meest respectvolle manier om sociaalwetenschappelijk onderzoek te verrichten.

Bronnen