• No results found

2.4 : Verhouding van het laat-moderne subject ten opzichte van de overheid en wetenschap

2.5. Betrouwbare informatie

Transparantie en onafhankelijkheid dienen voor interlocutoirs als voorwaarden voor betrouwbaarheid. Hoewel zij kritisch zijn ten opzichte van expertkennis, hechten de meesten van hen veel waarde aan het oordeel van regulier opgeleide artsen met een holistische visie. Lianne geeft bijvoorbeeld aan dat ze haar behandelaar in het VU vertrouwt omdat zij

openstaat voor andere, meer holistische zienswijzen: ‘Ja daarom vertrouw ik haar ook zo, dat

ze niet zo, zal ik maar zeggen de witte jassen-massa volgt, maar ja toch ook zich wel

oriënteert op de andere kant zal ik maar zeggen.’ Lianne heeft tevens contact gehad met een

bekend figuur in het vaccinatiekritische circuit, een voormalig huisarts die zich sterk heeft verdiept in zowel reguliere geneeswijzen als CAM. Hij wordt door een aantal interlocutoirs aangehaald als een betrouwbare informatiebron. Ook interlocutoirs die hem niet noemen, geven aan vertrouwen te hebben in regulier opgeleide artsen die alternatief werken. Ilona bijvoorbeeld vestigt veel vertrouwen in haar homeopathische arts die is opgeleid in de reguliere geneeskunde. De reden voor het vertrouwen in dergelijke personen is het feit dat zij

belangrijk vinden, gecombineerd met de financieel nadelige keuze om uiteindelijk geen huisarts of specialist te worden of de professioneel (en daarmee ook financieel) nadelige

keuze om als arts uiteindelijk de biomedische wetenschap ‘af te vallen’. Dit maakt hen tot

onafhankelijke en daarmee betrouwbare raadgevers.

Naast vaccinatiekritische regulier geschoolde artsen worden ook (andere) specifieke personen - geen artsen - uit het vaccinatiekritische circuit door meerdere interlocutoirs aangehaald als betrouwbaar. De meeste interlocutoirs stellen dat zij deze personen vertrouwen aangezien zij geen of weinig financiële belangen hebben bij hun werk. Echter geven veel interlocutoirs aan ook niet zonder meer te vertrouwen op de informatie die deze individuen aandragen. Veel van hen vinden het namelijk belangrijk om zelf bronnen te kunnen

beoordelen; Sabine’s uitspraak ‘De conclusies wil ik zelf trekken,’ is representatief voor de

meeste interlocutoirs. Wetenschappelijke artikelen met bronvermeldingen waarop men kan

‘doorklikken’, zoals onder meer beschikbaar op de site van de NVKP, worden daarom ook

door velen als nuttige bronnen genoemd.

Aniek geeft aan dat ze informatie van internet per definitie niet vertrouwt; zij baseert zich voornamelijk op homeopathische vakbladen en interactie met vakgenoten. Ook voor Natalie is haar vakgebied de belangrijkste bron van informatie. De meeste interlocutoirs

daarentegen noemen ‘internet’ als belangrijke bron, waarbij veel van hen net als de patiënten

uit het onderzoek van Henwood et al. (2003) deze bron niet specificeren; zij geven meestal aan bij artikelen terecht te komen door ‘door te klikken’. Een paar bronnen die genoemd worden, zijn de NVKP-Facebook-pagina en specifieke Facebook-groepen gericht op vaccinatiekritiek, milieubewustzijn, alternatief nieuws en/of gezondheid. Daarnaast worden

‘TED-talks’ van de non-profit organisatie TED door een paar interlocutoirs genoemd als

informatiebron.

De betrouwbaarheid die veel interlocutoirs hechten aan ‘internet’ als bron kan worden

gekoppeld aan wat binnen CAM als bewijs wordt ervaren. Het holistische gedachtegoed achter (de meeste) CAM-methoden berust op het idee dat een specifiek middel werkt voor een individu in een bepaalde context en dat de positieve reactie van dit individu op dat middel bewijs vormt dat het werkt. Dit wordt door sommige interlocutoirs doorgetrokken naar het geloof in casussen van individuen die besproken worden op internet. Zo stelt Christine:

Kijk ehm... als er uit een onderzoek zou blijken hoe enorm slecht het HPV- vaccin is, en hoeveel meisjes blijvend schade ondervinden, ik bedoel... daar hoef je niet eens onderzoek naar te doen, kijk maar op internet, en je vindt heel

veel dingen daarover. (…) Bewezen dus, dat is in mijn ogen bewezen, ook al

zijn er geen 100, of 100.000.

Een andere reden waarom ‘internet’ door veel interlocutoirs wordt beschouwd als

betrouwbaar, is de onafhankelijke aard van het medium: men kan via Google verhalen en wetenschappelijke artikelen met een positieve of negatieve strekking over vaccinatie vinden, deze tegen elkaar afwegen en hier vervolgens zelf een conclusie uit trekken. De resultaten die internet oplevert, zijn natuurlijk sterk gekoppeld aan je zoekmethoden. Een aantal interlocutoirs reflecteerden tijdens gesprekken uit zichzelf impliciet op wat in de psychologie

motivated reasoning wordt genoemd, een model van redenering waarbij men op zoek gaat

naar informatie die aansluit bij een al ingenomen standpunt en waarbij men informatie die hier niet op aansluit negeert of bekritiseert (zie bijvoorbeeld Prasad et al. 2009). Zo stelt Ilona:

‘En misschien ben ik ook op zoek naar de verhalen die bevestigen waarom ik het niet moet

doen,’ en reflecteert Johanna: ‘Ik realiseer me, dat weet ik ook, wat is voor mij betrouwbaar:

wat in m’n eigen straatje zit.’

Voor veel interlocutoirs begon hun besluit om niet te vaccineren met een gevoel, dat zij vervolgens onderbouwd hebben met informatie. Het komt erop neer dat de meeste interlocutoirs trachten om een rationele bewijsvoering te handhaven waarbij het vertrekpunt het gevoel is: een gevoel dat onderbouwd moet worden door rationele argumenten zodat het

vervolgens ‘aanvoelt’ als legitiem, als weloverwogen. Dit impliceert dat zij zich de in

Westerse samenlevingen dominante visie op de validiteit van ratio boven gevoel hebben eigengemaakt. Men doet in feite een poging om het gevoel te rationaliseren door informatie te zoeken die aansluit bij dat gevoel via motivated reasoning. Het onderbouwen van een

standpunt met informatie staat echter niet los van gevoel. Zo vertelt Ilona dat haar ‘gevoel zegt’ dat HPV-vaccinatie kanker niet gaat voorkomen omdat we het ontstaan van kanker nu

eenmaal niet volledig in de hand hebben en dat je bij het maken van beslissingen ook je

intuïtie moet ‘blijven volgen’ en stelt Ingrid dat zij de betrouwbaarheid van bronnen vaak een beetje op ‘onderbuikgevoel’ inschat.

Het motivated reasoning van interlocutoirs kan beschouwd worden als vooringenomen, waarbij het besluit eigenlijk al genomen is voorafgaand aan de redenering; maar ook de concepten waar men in wetenschappelijk onderzoek vanuit gaat, vormen een basis voor motivated reasoning. Vanuit Lupton’s (2013) argumentatie dat risico(-inschatting) en emotie niet los van elkaar bestaan en wetenschap per definitie een emotional enterprise

onverenigbare, maar onvermijdelijke combinatie. Het verschil met de redenering van (de meeste) wetenschappers is dat veel interlocutoirs erkennen dat hun gevoel een rol speelt in het bepalen van validiteit van kennis, terwijl de meeste wetenschappers beweren hier objectief in te zijn.

De enige interlocutoir die niet zoekt naar rationele argumenten is Eveline, die aangeeft dat zij vaak in discussies verzeild raakt met mensen die wel zo denken:

Het is een heel ander niveau waarop je praat. Ik praat over wat ik vind, hoe ik ben. En hun gaan weer daarover praten gelijk, heel verstandelijk, en heel angstig... En dan denk ik oh ja, we hebben weer geen gesprek. Eigenlijk hebben we geen gesprek.

Dit brengt ons bij twee andere vormen van kennis, die niet gebaseerd zijn op informatiebronnen van buitenaf; namelijk de eigen empirische waarneming, kennis uit ervaring en het vertrouwen in het lichaam.