• No results found

Hoofdstuk 2: Kritiek op HPV vaccinatie

2.1. Problematisering relatie HPV(-vaccinatie) en baarmoederhalskanker

Onderzoek van Gottvall et al. (2013) verklaart dat ‘meerdere’ ouders die voor HPV-vaccinatie kiezen ervaring hebben met (baarmoederhals)kanker of een abnormale PAP-uitslag in de directe omgeving en verwijst voor een gelijke constatering naar Dempsey et al. (2009). Mijn bevindingen wijzen erop dat ervaring met kanker zeker niet voor iedereen een reden is om te

tegen borstkanker, Johanna’s moeder overleden aan borstkanker en een kennis van Karen

overleden aan baarmoederhalskanker. Daarnaast is bij vriendinnen en kennissen van meerdere interlocutoirs een afwijkende PAP-waarde geconstateerd. Desondanks is geen van mijn interlocutoirs overtuigd van HPV-vaccinatie als middel om baarmoederhalskanker te voorkomen. De meeste van hen problematiseren dan ook de relatie tussen baarmoederhalskanker en HPV(-vaccinatie).

Ten eerste refereert een aantal interlocutoirs aan de beperkte werking van het HPV- vaccin, dat tegen twee typen van HPV beschermt en waarvan de werkzaamheidduur nog niet is vastgesteld. Ten tweede benadrukken interlocutoirs dat veel vrouwen weliswaar het HPV oplopen, maar slechts een klein percentage daarvan uiteindelijk baarmoederhalskanker krijgt. Hoewel de meeste interlocutoirs geloven dat HPV-besmetting een voorwaarde is voor baarmoederhalskanker, benadrukt bijna iedereen dat kanker niet ‘uit de lucht komt vallen’ (Aniek); dat er meer nodig is voor het ontstaan van kanker dan een HPV-besmetting. Hoewel de ondertitel van de HPV-vaccinatiefolder Prik en Bescherm luidt ‘Laat je inenten tegen

baarmoederhalskanker’, benadrukt Lianne dat het HPV en baarmoederhalskanker niet hetzelfde zijn: ‘Het wordt natuurlijk ook geïntroduceerd als hét vaccin tegen

baarmoederhalskanker, en dat is het niet, het is het vaccin tegen het HPV-virus.’ Geen van de interlocutoirs uit enige vorm van angst met betrekking tot het oplopen van het virus op zich. Johanna stelt bijvoorbeeld: ‘Het blijkt dus dat we het allemaal toch krijgen af en toe, of een

keer in je leven, (…) dat blijk je dus wel degelijk te krijgen, alleen is je lichaam over het algemeen sterk genoeg om het er weer uit te scheiden, net als andere virussen.’ De woorden ‘net als andere virussen’ impliceren dat Johanna het HPV beschouwt als een van de vele

virussen die het lichaam over het algemeen kan verwerken zonder hier blijvende nadelige gevolgen aan over te houden. Een voorwaarde voor het verwerken van een virus is volgens haar en andere interlocutoirs een goede weerstand. Zo stelt Willemijn: ‘Maar ook… doe je best om je weerstand te verhogen. Want waarom is datzelfde virus bij de één totaal onschuldig en werkt het lijf het er gewoon uit als ieder ander virus, maar blijft het bij de ander hangen en zet het zich vervolgens om in baarmoederhalskanker?’

‘Doe je best’ is een aanmoediging tot een bewuste handeling. Het werken aan de

weerstand wordt door interlocutoirs als een verantwoordelijkheid beschouwd, waarbij Maya en José opmerken dat ook een goede weerstand het krijgen van kanker niet uitsluit. Het ontstaan van kanker wordt door veel interlocutoirs beschreven als het resultaat van een opeenstapeling van factoren, die men niet allemaal onder controle heeft. Een goede weerstand kan de kans op kanker echter wel verkleinen. De mogelijke rol van genetische aanleg in de

relatie tussen het HPV en baarmoederhalskanker wordt slechts door Willemijn genoemd als een factor, waarbij zij benadrukt dat deze aanleg geen vonnis hoeft te betekenen. ‘Het wordt nu zo slachtofferig,’ stelt ze; ook een genetische aanleg kun je volgens haar beïnvloeden. Hierbij merkt zij net als Maya en José op dat je door te handelen niet per definitie alles kunt voorkomen.

Het risico op baarmoederhalskanker wordt in de holistische visie van de meeste

interlocutoirs dus niet geïnterpreteerd als een abstract percentage waaraan iedereen ‘ten prooi’

kan vallen, maar als een risico dat beïnvloed kan worden door het uitvoeren van bepaalde handelingen die het lichaam van binnenuit versterken. De visie op de relatie tussen weerstand en het ontstaan van kanker wordt niet door alle interlocutoirs gedeeld. Lianne, die zelf baarmoederhalskanker heeft gehad, beschouwt de kans op kanker door HPV in navolging van haar behandelaar in het VU Medisch Centrum wél vanuit een statistische kans, waarbij ze

spreekt van ‘pech’:

Wat ik van m’n arts heb gehoord is dat.. 80% van de vrouwen (…) maakt het

HPV-virus door in hun leven, en die klaren het gewoon zelf. En dan heb je 20% die het niet klaart, ja die krijgen dan voorstadia, en.. En ze zegt 5% daarvan krijgt gewoon echt kanker, dus je bent gewoon.. de Sjaak, dat je kanker krijgt. En het feit dat je dat dan ook- want bij mij is het ook nog best wel laat- of

“laat”, maar redelijk laat ontdekt, dus gewoon driedubbel pech. En ze zegt ‘de kans dat dat gebeurt is gewoon zó klein’.

Lianne uit een andere visie op het ontstaan van kanker dan de meeste interlocutoirs, maar het

feit dat zij het ontstaan van haar ziekte benadert als ‘driedubbel pech’ wil niet zeggen dat ze

tijdens haar ziekteproces een passieve houding heeft aangenomen, integendeel. Lianne is van mening dat het genezingsproces gunstig beïnvloed kan worden door het uitvoeren van bepaalde handelingen, zoals zal blijken uit de volgende paragraaf. Haar behandelaar heeft haar hierin gestimuleerd. Dit, gecombineerd met het feit dat haar behandelaar de kans op baarmoederhalskanker door het HPV nadrukkelijk heel klein acht, laat zien dat ook experts die werkzaam zijn in de biomedische sector verschillende meningen zijn toebedeeld met betrekking tot HPV-vaccinatie en, algemener, dat mensen niet (altijd) eenduidig binnen een biomedisch of holistisch paradigma denken, maar dat er ambivalentie bestaat binnen denkpatronen.