• No results found

V ERGELIJKING B ELGISCHE ‘ CAP ’ MET HET N EDERLANDSE RECHTSTELSEL ( GEEN ‘ CAP ’)

B. Lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt en zware fout eveneens uitgesloten uit toepassingsgebied ‘cap’

2.3.2 V ERGELIJKING B ELGISCHE ‘ CAP ’ MET HET N EDERLANDSE RECHTSTELSEL ( GEEN ‘ CAP ’)

116. De modernisering van het Belgische ondernemingsrecht, waartoe ook de herziening van

het vennootschapsrecht en tot de invoering van de ‘cap’ op de bestuurdersaansprakelijkheid behoren, heeft ook bij onze Noorderburen heel wat stof doen opwaaien. Dit blijkt onder andere uit het gegeven dat verschillende auteurs zich reeds hebben gebogen over het nieuwe Belgische vennootschapsrecht en de verschillen en gelijkenissen daarvan met het Nederlandse recht.

117. In wat volgt zal, zoals eerder vermeld, een vergelijking plaatsvinden tussen de regeling

bestuurdersaansprakelijkheid in België en in Nederland. Een belangrijk element dat allereerst dient benadrukt te worden is dat het Nederlandse stelsel, in tegenstelling tot het Belgische, geen gebruikt maakt en ook in de toekomst géén gebruik wenst te maken van een cijfermatige beperking van de bestuurdersaansprakelijkheid126.

125 O. OOST, “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld?”, 780. 126 O. OOST, “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld”, 780.

A. Beperking van de bestuurdersaansprakelijkheid in België en Nederland

118. Vooraleer over te gaan tot een bespreking van de aansprakelijkheidsbeperkende

mechanismen van toepassing in België en Nederland, is het aangewezen om, zij het op beknopte wijze, stil te staan bij het algemeen regime van de bestuurdersaansprakelijkheid in desbetreffende landen. Ook is het belangrijk om aandacht te besteden aan de hoedanigheid waarin een bestuurder zijn rol vervult in Nederland en België.

I) Hoedanigheid bestuurder

119. Een eerste belangrijk verschil tussen Nederland en België in het licht van

aansprakelijkheidsbeperkende mechanismen en de nood daaraan is de hoedanigheid waarin een bestuurder zijn rol vervult.

120. De Belgische wetgever merkt in de Memorie van Toelichting127 op dat het opvallend is dat

in Nederland bijna elke uitvoerende bestuurder zijn functie in het kader van een arbeidsovereenkomst vervult. Dit laatste is het geval terwijl in België het Hof van Cassatie steeds geoordeeld heeft dat bestuurders hun bestuursfunctie niet in het kader van een arbeidsovereenkomst kunnen uitoefenen en bijgevolg niet de bescherming genieten die werknemers genieten tegen aansprakelijkheidsvorderingen. Bovendien is die in de rechtspraak ontwikkelde regel voortaan ook wettelijk verankerd voor de BV, de CV en de NV128.

121. Dit verschil is belangrijk aangezien de hoedanigheid waarin de bestuurder zijn functie

bekleedt, bepaalt welke aansprakelijkheidsbeperkingen gelden voor die bestuurder in kwestie. Bekleedt de bestuurder zijn functie als werknemer dan geniet hij de bescherming die werknemers genieten in geval van aansprakelijkheid129. Bekleedt de bestuurder zijn functie niet als werknemer

maar als zelfstandige zal hij zich moeten beroepen op andere, contractuele, aansprakelijkheidsmechanismen zoals de vrijwaring en vrijtekening of op de in België ingevoerde ‘cap’ op de bestuurdersaansprakelijkheid. 127 MvT, DOC 54-3119/001, 66. 128 Artikel 5:70, §1, lid 2 WVV, artikel 6:58, §1, lid 2 WVV en artikel 7:85, §1, lid 3 WVV.

129 De aansprakelijkheidsbeperking voor werknemers is in België te vinden in artikel 18 WAO en in

II) Bestuurdersaansprakelijkheid in het algemeen

i) Vindplaats regeling bestuurdersaansprakelijkheid 122. De regeling bestuurdersaansprakelijkheid in het Nederlandse recht is te vinden in hun Burgerlijk Wetboek, meer bepaald in Boek 2 Rechtspersonen, Titel 1 Algemene bepalingen. Net zoals de regels bestuurdersaansprakelijkheid in het Belgische recht gelden voor alle rechtspersonen geregeld in het WVV, gelden de Nederlandse regels bestuurdersaansprakelijkheid voor alle rechtspersonen geregeld in het Burgerlijk Wetboek, behoudens uitzonderingen in dat Wetboek130. Beide regelingen bestuurdersaansprakelijkheid zijn dus te vinden in een algemeen

deel, geldend voor een hoeveelheid aan rechtspersonen en samenwerkingsverbanden en zijn niet afzonderlijk geregeld per vennootschaps- of verenigingsvorm. De structuur waarin de bestuurdersaansprakelijkheid geregeld is, is dus ingevolge de wijziging van het Belgische vennootschapsrecht gelijkaardiger geworden met de structuur die in Nederland gehanteerd wordt. ii) Interne aansprakelijkheid Bestuurlijke gedragsnorm 123. Ook de bestuurlijke gedragsnorm die te vinden is in beide rechtstelsels is ingevolge de wetswijziging van het Belgische Wetboek Vennootschappen quasi volledig met elkaar gelijk te stellen. 124. In Nederland is die bestuurlijke gedragsnorm te vinden in artikel 2:9, eerste lid BW. De gedragsnorm luidt als volgt: “Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Tot de taak van de bestuurders behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld.” 130 Artikel 2:1, lid 3 BW bepaalt dat de volgende artikelen van Titel 1. Algemene bepalingen, waaronder de

regels m.b.t. bestuurdersaansprakelijkheid, niet gelden voor de Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend en andere lichamen waar een deel van de overheidstaak is opgedragen is en die rechtspersoonlijkheid hebben die uit of krachtens het bij wet bepaalde volgt. Artikel 2:2, lid 2 BW bepaalt dat de volgende artikelen van Titel 1. Algemene bepalingen, behalve artikel 5, eveneens niet gelden voor kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd.

125. In België vindt men de bestuurlijke gedragsvorm terug in artikel 2:51 WVV. De

gedragsnorm luidt als volgt:

“Elk lid van een bestuursorgaan of dagelijks bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijk vervulling van de hem opgedragen taak.” 126. Ingevolge voormelde gedragsnormen zijn bestuurders zowel in België als in Nederland persoonlijk aansprakelijk voor fouten begaan in de uitoefening van hun opdracht131. iii) Externe aansprakelijkheid Algemeen 127. In België kunnen bestuurders jegens derden aansprakelijk zijn onder meer op grond van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek, wat een ‘generieke’ onrechtmatigedaadsbepaling vormt132. Wat

opvalt vergeleken met het Nederlandse recht is dat in België een onderscheid gemaakt wordt tussen twee categorieën derden: derden die geen enkele contractuele relatie met de vennootschap en de bestuurder hebben (onvrijwillige schuldeisers) en derden die een overeenkomst met de vennootschap hebben (vrijwillige schuldeiser), waarbij eerstgenoemden ruimere aanspraken hebben133.

128. Daarnaast is in beide rechtstelsels voorzien in verschillende specifiekere

aansprakelijkheidsgrondslagen die wettelijke vermoedens creëren ten aanzien van de fout van de bestuurder, het oorzakelijk verband en de schade134. In het Belgische recht kan men hierbij

denken aan artikel XX, 225 WER dat de aansprakelijkheid inhoudt voor het boedeltekort in geval van een kennelijk grove fout die heeft bijgedragen in het faillissement. In het Nederlandse recht is het hiermee vergelijkbare artikel te vinden in het Burgerlijk Wetboek135. 131 O. OOST, “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld?”, 773. 132 Ibid. 133 O. OOST, “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld?”,774. 134 Ibid. 135 Artikel 2:138 Burgerlijk Wetboek.

Relativiteitsleer

129. Een relatief groot verschil op vlak van externe aansprakelijkheid tussen België en

Nederland is dat in het Nederlandse recht van de buitencontractuele aansprakelijkheid een relativiteitsleer geldt136.

Volgens die relativiteitsleer is een bijzondere band vereist tussen de bestuurder en de derde die verplichtingen met zich meebrengt opdat die derde een vordering tegen de bestuurder kan instellen. Aangezien dergelijke band doorgaans alleen geacht wordt te bestaan tussen de bestuurder en de vennootschap, heeft de relativiteitsleer tot gevolg dat de meeste derden niet de mogelijkheid hebben om vorderingen tegen bestuurders in te stellen137.

130. In België geldt voor wat betreft de buitencontractuele aansprakelijkheid van bestuurders

jegens derden géén relativiteitsleer138 en ook dit is één van de argumenten ter verdediging van de

‘cap’ die de wetgever uit zijn mouw schudt. Toch dient dit ogenschijnlijke argument ter verdediging van de ‘cap’ genuanceerd worden. Ook in Nederland kunnen op grond van vaste jurisprudentie faillissementcuratoren c.q. kunnen individuele schuldeisers bestuurders persoonlijk aansprakelijk stellen wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm die bestuurders jegens deze schuldeisers in acht moeten neme en zijn zulke claims in Nederland niet ongewoon139. Op grond van voormelde zorgvuldigheidsnorm kunnen bovendien ook andere dan derden de bestuurders in aansprakelijkheid worden aangesproken. Bijgevolg kan het argument van de wetgever dat het gebrek van een relativiteitsleer in België een ‘cap’ verantwoordt, aan de kant geschoven worden. iv) Personeel toepassingsgebied aansprakelijkheidsregels 131. Een volgend, zij het subtiel, verschil tussen de Nederlandse en Belgische regeling is dat het Belgische recht voortaan voorziet in een uitbreiding van het toepassingsgebied van de regeling van de bestuurdersaansprakelijkheid. In artikel 2:56 WVV is namelijk opgenomen dat de aansprakelijkheidsregels evengoed gelden jegens ‘alle personen die ten aanzien van de rechtspersoon werkelijke bestuursbevoegdheid hebben of hebben gehad’, anders gezegd de feitelijke bestuurders. 136 MvT, DOC 54-3119/001, 65. 137 Ibid. 138 L. LENNARTS, “Het nieuwe Belgische vennootschapsrecht door de ogen van de Noorderburen”, 381. 139 Ibid.

132. In het Nederlandse recht is dergelijke uitbreiding niet aanwezig. Artikel 2:9 lid 2

Burgerlijk Wetboek, de Nederlandse evenknie van artikel 2:56 WVV, is slechts van toepassing op de statutaire bestuurders140. Er dient evenwel benadrukt te worden dat voor wat betreft de

aansprakelijkheid voor het boedeltekort in geval van kennelijk grove fout, ook in Nederland in een uitbreiding is voorzien voor feitelijk bestuurders. Artikel 2:138, 7e lid Burgerlijk Wetboek stelt

‘degene die het beleid van de vennootschap heeft bepaald of mede heeft bepaald’ gelijk aan een bestuurder.

B. Aansprakelijkheidsbeperkende mechanismen binnen de

bestuurdersaansprakelijkheid

133. Belangrijk in het licht van de ‘cap’ zijn de aanwezige aansprakelijkheidsbeperkende

mechanismen in de betreffende rechtstelsels, zoals een systeem van marginale toetsing of de toepassing van een ‘ernstigverwijtmaatstaf’. 134. Eerder werd reeds vermeld dat één van de beweegredenen van de Belgische wetgever voor de invoering van de ‘cap’ het gegeven was dat de bestuurdersaansprakelijkheid in België strenger werd geregeld dan in omliggende buurlanden. Dit laatste zou het geval zijn omdat er in België een gebrek zou zijn aan aansprakelijkheidsbeperkende mechanismen voor bestuurders, aansprakelijkheidsbeperkende mechanismen die in andere landen wel aanwezig zouden zijn. In wat volgt wordt stilgestaan bij de vraag of er in vergelijking met Nederland wel degelijk een gebrek aan aansprakelijkheidsbeperkende mechanismen was in België en bij de vraag of de ‘cap’ al dan niet beter zou zijn dan andere aansprakelijkheidsbeperkende systemen.

I) Nood aan aansprakelijkheidsbeperkende mechanismen

135. Zowel in België als in Nederland wordt over het algemeen aanvaard dat het handelen van bestuurders beperkt moet worden getoetst141. Er zou namelijk vermeden moeten worden dat de

rechter op de stoel van de bestuurder moet plaatsnemen om een oordeel te vellen. Rechters zouden met andere woorden geen opportuniteitsoordelen mogen vellen enm dit te bereiken wordt vaak voorzien in een beperkte, marginale toetsing van bestuurlijk gedrag of een verhoogde drempel van aansprakelijkheid.

140 O. OOST, “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld?”, 774.

141 O. OOST, “Bestuurdersaansprakelijkheid, ernstig verwijt en de Belgische cap vanuit Nederlands

136. De onderliggende motivatie voor het beperkt toetsen van het handelen van

vennootschapsbestuurders situeert zich bij de bestuursautonomie, de gevaren van hindsight bias en het vermijden van te zeer risicomijdend gedrag van bestuurders142. Aan de hand van dergelijke

aansprakelijkheidsbeperkende mechanismen poogt men ervoor te zorgen dat bestuurders te goeder trouw kunnen ondernemen zonder angst voor aansprakelijkheid.

137. Teneinde het voormelde mogelijk te maken is in België in het nieuwe Wetboek

Vennootschappen en Verenigingen gekozen voor een cijfermatige beperking in de vorm van een ‘cap’ op de bestuurdersaansprakelijkheid. Dit terwijl er tal van andere mogelijkheden zijn om ervoor te zorgen dat het handelen van vennootschapsbestuurders minder beïnvloed wordt door de angst voor bestuurdersaansprakelijkheid. Gedacht kan worden aan wat O. OOST143 ‘de vier V’s’

noemt, namelijk de vrijwaring, de vrijtekening, de verzekering en de verwijtbaarheid. Hieronder zal dieper ingegaan worden op de toepassing van deze verschillende alternatieven voor het beperken van de bestuurdersaansprakelijkheid, alsook de verhouding van deze alternatieven tot de in België ingevoerde ‘cap’.

138. Daarnaast zal ook ingegaan worden op de in Nederland geldende ernstigverwijtmaatstaf

en het systeem van marginale toetsing dat in het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen wettelijk verankerd is en dat eveneens een aansprakelijkheidsbeperkend effect heeft voor bestuurders.

II) Vrijwaring

139. Indien toepassing gemaakt wordt van de vrijwaring, wordt de bestuurder door de

vennootschap schadeloos gesteld voor vermogensschade die hij in persoon lijdt of zal lijden als gevolg van rechtsvorderingen die derden tegen hem persoonlijk instellen vanwege gedragingen verricht in het kader van zijn taakvervulling als bestuurder144. Op die manier wordt het risico voor

aansprakelijkheidsvorderingen van de bestuurder verlegd naar de vennootschap. Er dient echter benadrukt te worden dat de vrijwaring enkel intern geldt, met andere woorden enkel in de verhouding tussen bestuurder en vennootschap. Extern blijft de bestuurder de aansprakelijke partij. Bij vrijwaring komt het er dus louter op neer dat de vennootschap zich ertoe verbindt om de bestuurder te compenseren wanneer deze door derden aansprakelijk wordt gesteld145. Het is

142 O. OOST, “Bestuurdersaansprakelijkheid, ernstig verwijt en de Belgische cap vanuit Nederlands

perspectief.”.

143 Ibid.

144 O. OOST, “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld?”, 777.

145O. OOST, “Bestuurdersaansprakelijkheid, ernstig verwijt en de Belgische cap vanuit Nederlands

dus een wijze om de aansprakelijkheid van bestuurders te beperken middels de statuten of overeenkomsten tussen de desbetreffende bestuurders en de vennootschap146.

140. Op vlak van vrijwaringsbedingen was de situatie voor de invoering van het nieuwe

Wetboek Vennootschappen en Verenigingen redelijk gelijklopend in België en Nederland. Zowel in België als in Nederland werd het gebruik van vrijwaringsbedingen aanvaard zonder dat er een specifieke wettelijke regeling voorzien was. Ook was het in beide landen duidelijk dat vrijwaring geen uitwerking kon hebben jegens derden147. Daarnaast was het in beide landen ook duidelijk

dat hoewel de vrijwaring mogelijk was, zij grenzen moest kennen. Zo is een vrijwaringsbeding in Nederland nietig indien strijdig met de openbare orde of de goede zeden. In België konden vrijwaringsbedingen zich niet uitstrekken tot strafrechtelijke boeten, opzettelijke fouten of bedrog.

141. Voor België is echter een ware ommekeer gemaakt in het nieuwe Wetboek

Vennootschappen en Verenigingen, aangezien artikel 2:58 van dat Wetboek stelt dat de aansprakelijkheid van een lid van een bestuursorgaan of dagelijks bestuurder niet verder beperkt kan worden dan vermeld in artikel 2:57 WVV. De rechtspersoon, zijn dochtervennootschappen of de door hem gecontroleerde entiteiten mogen die leden van een bestuursorgaan of dagelijkse bestuurders dus niet meer vooraf exonereren of vrijwaren voor hun aansprakelijkheid jegens de vennootschap of jegens derden. Bepalingen die in strijd zijn met artikel 2:58 WVV worden onder het nieuwe Belgische vennootschapsrecht voor niet-geschreven gehouden. Bijgevolg vormt artikel 2:57 WVV een uitputtende regeling voor de bestuurdersaansprakelijkheid in België. Het artikel148 houdt namelijk niet enkel een beperking van de aansprakelijkheid in, de Belgische

wetgever wil aan de hand van artikel 2:58 WVV ook duidelijk maken dat de aansprakelijkheid binnen die cijfermatige grenzen niet illusoir moet worden149.

142. De invoering van de ‘cap’ en het verbod op vrijwaring en vrijtekening zorgt ervoor dat de

wijze waarop bestuurdersaansprakelijkheid vandaag wordt beperkt in België wezenlijk verschilt van de wijze waarop dit gebeurt in Nederland. Het verschil tussen beide aanpakken150 wordt

146 O. OOST, “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld?”, 777. 147 Ibid, 779. 148 Artikel 2:57 WVV 149 O. OOST, “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld?”, 778. 150 Het gebruik van een ‘cap’ tegenover het gebruik van vrijwaringsgedingen.

vooral duidelijk in de hypothese waarbij de vennootschap geen verhaal biedt aan de schuldeisers151. Wanneer gebruik gemaakt wordt van vrijwaringsbedingen kan het zijn dat een schuldeiser van de vennootschap zich zal wenden tot de bestuurder in geval de vennootschap géén verhaal meer biedt. Dit zal de schuldeiser kunnen doen in gevallen waarin de schade die hij lijdt in oorzakelijk verband staat met een onrechtmatige daad door een bestuurder, dit voor het volledige bedrag van zijn schade. In dat geval zal de vrijwaring in de verhouding tussen de vennootschap en de bestuurder geen betekenis hebben voor de schuldeiser die ten opzichte van het vrijwaringsbeding als een derde wordt beschouwd.

Wanneer echter gebruik gemaakt wordt van een wettelijke limitering van de bestuurdersaansprakelijkheid zal de derde slechts een vordering jegens de bestuurder kunnen instellen voor de bedragen bepaald in artikel 2:57 WVV. De schade die deze maximumbedragen overschrijdt zal de schuldeiser zelf moeten dragen.

Waar een schuldeiser bij toepassing van een vrijwaringsbeding aldus zijn volledige schade zou kunnen recupereren bij de bestuurder, is het mogelijk dat bij toepassing van de ‘cap’ die schuldeiser een deel van de schade zelf zal moeten dragen.

III) Vrijtekening

143. Een tweede manier om de angst voor bestuurdersaansprakelijkheid te verminderen voor

bestuurders is om die bestuurdersaansprakelijkheid te exonereren als vennootschap. Het vrijtekenen of exonereren van bestuurdersaansprakelijkheid door de vennootschap of vereniging houdt in dat deze op voorhand afstand doen van de mogelijkheid om bestuurders aansprakelijk te stellen152. De vennootschap of vereniging bevrijdt in dit geval de bestuurders geheel of

gedeeltelijk van eventuele aansprakelijkheid middels een beslissing van de algemene vergadering.

144. Zoals eerder vermeld153 bestond in België, voor de invoering van het WVV, heel wat

onduidelijkheid over de vraag of dergelijke exoneratie van de bestuurdersaansprakelijkheid

151O. OOST, “Bestuurdersaansprakelijkheid, ernstig verwijt en de Belgische cap vanuit Nederlands

perspectief.” en O. OOST, “Een wettelijke cap op bestuurdersaansprakelijkheid naar Belgisch voorbeeld?”, 779.

152 R. HOUBEN en A. SNEYERS, “De nietigheid van besluiten en bestuurdersaansprakelijkheid in het nieuwe

recht”, 277.

überhaupt mogelijk was. Ook in Nederland heerst onduidelijkheid over de mogelijkheid tot afstand van het recht door de vennootschap om haar bestuurder aansprakelijk te stellen154. Het is

er niet wettelijk geregeld en bovendien wordt het door de meerderheid van de auteurs zelfs ontoelaatbaar geacht. Dit laatste omdat een exoneratie van bestuurdersaansprakelijkheid afbreuk zou doen aan de normatieve werking van artikel 2:9 BW dat van dwingend recht zou zijn.

145. Net als voor de vrijwaring van de bestuurdersaansprakelijkheid heeft het Wetboek

Vennootschappen en Verenigingen ook op vlak van vrijtekening voor een ware ommekeer gezorgd. Een ommekeer in die zin dat het in België voortaan duidelijk is dat elke exoneratie door de vennootschap van haar bestuurders verboden is ingevolge artikel 2:58 WVV. In tegenstelling tot in Nederland is de vrijtekening in België voortaan wettelijk geregeld. Aangezien echter ook in Nederland de exoneratie door de meerderheid als ontoelaatbaar wordt beschouwd is dit verschil tussen Nederland en België de facto verwaarloosbaar en kan aangenomen worden dat in geen van beide landen de exoneratie van bestuurdersaansprakelijkheid toegepast kan worden als een aansprakelijkheidsbeperkend mechanisme.

IV) Verzekering

146. Een derde mogelijke manier om de last van bestuurdersaansprakelijkheid draaglijker te maken voor bestuurders is door middel van verzekering. Op dit vlak zijn niet meteen veel verschillen te vinden tussen de gehanteerde aanpak in België en die in Nederland. In beide landen is het mogelijk om de bestuurdersaansprakelijkheid te verzekeren. Meer nog in beide landen is het mogelijk om de premie voor deze verzekering te laten betalen door de onderneming waarbinnen de bestuurder werkzaam is, opdat de last voor de bestuurder zo min mogelijk zou zijn.

147. Wat wel verschillend is in beide landen is dat de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering in België gecombineerd wordt met een wettelijke ‘cap’ op de bestuurdersaansprakelijkheid, terwijl dit in Nederland niet het geval is.

In België vond men die verzekerbaarheid dermate belangrijk dat men wou garanderen dat de bestuurdersaansprakelijkheid in het nieuwe vennootschapsrecht gemakkelijker verzekerbaar

zou worden dan in het oude vennootschapsrecht155. Voornamelijk omwille van die reden werd

de befaamde ‘cap’ op de bestuurdersaansprakelijkheid ingevoerd.

In Nederland ziet men het anders. Daar acht men de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering, zonder dat er sprake is van enige ‘cap’, een beter alternatief om de last voor bestuurdersaansprakelijkheid te beperken156. Dit omwille van dezelfde reden waarom men in

Nederland ook de vrijwaring een beter aansprakelijkheidsbeperkend alternatief vindt dan de ‘cap’. In geval van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering in een systeem waar een ‘cap’ wordt gehanteerd, zal wanneer de schade groter is dan de limitering van de verzekering en de