• No results found

Op de uitgave der gedichten van de beroemde Bataafse poëet G.B

In document Groot lied-boeck (pagina 28-33)

Rome behaagde zichzelf, in de ban der goddelijke poëzie, Zolang Accius met klinkende betovering behaagde, Of Troje, in vlammen opgaand en herlevend,

En de eerwaarde stof van de zware cothurne der ouden, Of de droevige klaagzangen, of de bijtende woorden der satire, Of blijde liefde of fijne scherts.

Waarom zou dan Amsterdam, hoofdstad der Bataven, zichzelf niet behagen? Rome boogt op vreemdelingen, maar zij op haar eigen spruit.

Voeg daarbij nog dat hij tot stand bracht wat nauwelijks ontelbare dichters deden:

*

Tot Lof vande Voor-treffelijcke Rymer G.A. Brederode

Kluchtige Rymer, die u deuntjens hier laet hooren1 Vol soete Boertery, de Min heeft u verkoren2

Van kindsche jaren af, doen ghy noch teder waert,3 Doe is de Rymery in u, door min, gebaert.

5 De min u Meester was, die dwongh u om te singhen Zijn wijd-beroemde lof, en nae den Palm te dinghen.6

Poët om 't breyn bekranst met een Lauwriere Kroon!7 Hoewel hy u onthield u wel-verdiende loon,8

Een Griecksche, of Roomsche, of een der Bataviersche Vrouwen:9 10 Die ghy wel hadd' verdiend, en waerdigh waert te trouwen.

Maer de jaloursche min die heeft u sulcks belet, Op dat ghy roemen soud de kracht van Venus Wet, En aen de dorpels van haer heylige gestichten,13 Versteken van u Bruydt, hem offren u Gedichten.14

15 Dit was een loos bedrogh daer hy u meed verriedt.15

't Welck ghy ter rechter tijd vernaemt, en hem verliet,16

Die met zijn netten u socht dieper te verwerren:

En naemt een hoogher wegh, en sweefden na de Sterren, En songht den Hemel lof, soo deftigh en ondieft,19 20 Dat flucx den Schepper selfs werd op u gheest verlieft:20

Verdragende te nood dat 't logge lichaem druckte21 Een dichter soo vermaert, hem door de wolcken ruckte.22

* In 1622 blz. ***3r en v. Geheel in romein, maar de eerste vier woorden van het opschrift, de naam Venus in vs. 12 en de zinspreuk cursief. In vs. 1 grote sierletter K.

1 Rymer: dichter; deuntjens: liedjes.

2 Min: liefde, waarschijnlijk Cupido, vgl. vs. 6: Zijn. 3 teder: vatbaar voor aandoeningen.

6 nae den Palm te dinghen: te wedijveren om de erekroon.

7 Poët enz.: Bredero is eind augustus 1618 ‘als een Poeet met Laurieren seer treffelijck begraven’; zie Memoriaal van Bredero (1970) blz. 174.

8 hy: de min.

9 Roomsche: romeinse.

13 aen de dorpels: op de drempels; gestichten: bouwwerken. 14 Versteken van: verstoken van; zonder.

15 loos: sluw; verriedt: bedroog. 16 vernaemt: opmerkte, gewaar werd. 19 deftigh: ernstig, verheven; ondieft: mooi. 20 selfs: zelf.

21 te nood: node, met tegenzin.

Hier liet hy ons zijn dicht, verstroyt, maer wel doorwrocht:23

Dat onsen Drucker wijd en breed heeft op-gesocht.24 25 Wy zijn op 't hooghst verblijd dat ons noch is voor handen

Dit werck 't welck word gelooft by d'Edele verstanden.26

Het Kluchtigh tot vermaeck, de Minne voor de jeughd,27 Het Sedigh tot een spoor van sedigheyd en deughd.28

VVAARDE LIEFDE BLIJFT.

-23 verstroyt: verspreid.

24 wijd en breed: her en der, links en rechts. 26 gelooft: geprezen.

27 Kluchtigh, Minne, Sedigh: toespeling op de drie delen van het Lied-boeck. 28 spoor: aansporing.

*

Sonnet

Wat al een Minnaar doet in zijn verliefde sin, Hoe dat hy bid en smeekt, hoe dat hy traant en vlait,2 Hoe hoog hy die verheft die in zijn sinnen lait,3

VVat gaven groot en veel hy mede siet daer in.4 5 VVat heylsaam staat het is te leven inde min,5

VVat dat hy bied en geeft, versweert en haar toeseyt,6 VVat eyndlyck hy versoeckt voor zijn gedienstigheyt,7

Ons Bre'ro rijmde fray en song't me in't begin.8

Maar als hy sag daar naar dat sulx hem niet cond' baten,9 10 Soo walchden hem zijn doen; en heeft zijn Stijl verlaten

En dichten over kloeck tot deuchts en konsts-vermeering11

Gedichten veelderley, en sangen geestelijck, Nalatende ons die (te singen blydelijck)13

Tot les voor ons al t'saam, en tot zijn waar bekeering. HOPE TROOST.

-* In 1622 blz. [***4]r. Geheel gedrukt in cursief, behalve het opschrift, de naam in vs. 8 en de zinspreuk. In vs. 1 eerste woord in kapitaal met grote sierletter W.

2 traant: snikt, weent; vlait: vleit. 3 die...die: diegene...die; lait: ligt. 4 mede: tevens, ook.

5 staat: toestand.

6 versweert: op ede belooft.

7 versoeckt: vraagt, probeert te verkrijgen; gedienstigheyt: dienstbetoon.

8 Ons Bre'ro enz.: dat alles heeft onze Bredero fraai berijmd en eertijds mede bezongen. 9 sag daar naar: daarna zag.

11 over kloeck: bijzonder krachtig. 13 Nalatende ons die: en liet ons deze na.

*

Sonnet

Comt ghy Leer-gierge, komt, vvild noch van Breedroo leeren 't Geen u sin-rijkigh streckt tot stichting en vermaack,2 Doorsiet zijn kloeck Vernuft en vloeijend Rijm, is Baack3

Boven veel and're die door Studi hun beweren.4 5 Daerom hy vvaerdigh is den Lauren-Krans der eeren,5

Al is schoon 't Rif verhuyst, hier klinckt zijn duytsche spraack,6 Die d' Echo vaack na-bootst her halende de saack

Zijns vvijdt-beruchte re'en, die tuyghen 't Kan verkeeren.8 Verkeert so is 't met dees Poët van onse tijd,9

10 Niet twijflend' dat hy hem in d'hooghste vvaard verblijd,10

Daer veel Poëten noch hun meeste glory derven.11

Hy is ons uyt 't gesicht met 't Lichaem, maar den Geest Van yder vverd bekend, die zijne wercken leest,13 Dies sal by ons zijn Naam noch Lof hier nimmer sterven.

G.G. VVIE FAALT MACH KEEREN.

-* In 1622 blz. [***4]v. Geheel gedrukt in civilité, het opschrift en een aantal woorden in romein, de zinspreuk cursief. In vs. 1 het eerste woord in romein kapitaal, met grote sierletter C.

2 sin-rijkigh: op zinrijke wijze.

3 is Baack: dat een baken, een voorbeeld, is.

4 hun beweren: zich sterk maken, zich staande houden. 5 Lauren-Krans: zie de voetnoot op blz. 35, bij vs. 7. 6 Rif: lichaam, karkas.

8 vvijdt-beruchte re'en: wijd-beroemde woorden. 9 Verkeert enz.: veranderd is het inderdaad met. 10 vvaard: eerbetoon.

11 Daer: terwijl; derven: missen.

13 Van yder werd bekend: wordt erkend, ervaren, door ieder. - G.G.: de naam van deze auteur is niet bekend.

In document Groot lied-boeck (pagina 28-33)