• No results found

Uitgaan van instroomcohort

Bij het uitgaan van instroomcohorten is het verblijf voor de groep tbs-gestel-den waarvoor de verblijfsduur wordt berekend in dezelfde periode (hetzelfde jaar) gestart. Hierdoor is voor deze groep de tbs-maatregel (doorgaans) onder vergelijkbare voorwaarden qua regelgeving en behandeling begonnen.20 Dit maakt een meer verantwoorde vergelijking tussen de verschillende cohorten mogelijk.

Een tweede voordeel van het uitgaan van instroomcohorten is dat de cijfers een goed beeld van het verloop van de populatie geven. Door het uitgaan van instroomcohorten kan namelijk niet alleen inzichtelijk worden gemaakt welk deel van het instroomcohort uitstroomt, maar tevens welk deel van het instroomcohort nog niet is uitgestroomd. Aanvullende analyses kunnen ver-richt worden op de groep tbs-gestelden die nog niet is uitgestroomd en mogelijke oorzaken van deze vertraagde uitstroom kunnen daardoor worden onderzocht.

Een derde voordeel van het uitgaan van instroomcohorten is dat deze methode, in tegenstelling tot de twee eerder besproken methoden, niet gevoelig is voor capaciteitsuitbreiding. Hierdoor zijn de cijfers ten aanzien van de verblijfsduur over de jaren waarin er sprake is geweest van capaciteits-uitbreiding beter vergelijkbaar. Aangezien de capaciteitscapaciteits-uitbreiding binnen de tbs-sector de laatste jaren van grote invloed is geweest (zie toelichting in paragraaf 2.2.1) moet dit voordeel zwaar worden meegewogen.

Het grote nadeel van het uitgaan van instroomcohorten is dat de verblijfs-duur pas vele jaren na opname in een fpc, wanneer een groot gedeelte van de ingestroomde tbs-gestelden weer is uitgestroomd, op een betrouwbare manier kan worden berekend. Immers, wanneer slechts 10% van de perso-nen in een bepaald instroomjaar weer is uitgestroomd, kun je alleen van deze 10% de feitelijke verblijfsduur bepalen. Deze eerste 10% van de tbs-gestelden

20 In elk fpc, maar ook voor iedere tbs-gestelde, kunnen er uiteraard verschillen zijn in (de inzet van) behandel-trajecten en de mate waarin (nieuw) beleid van toepassing is. Dit geldt voor de andere rekenmethodes echter in gelijke mate.

geeft naar verwachting geen goed beeld van de gemiddelde verblijfsduur van het gehele instroomcohort, aangezien dit alleen snelle uitstromers betreft. Om ervoor te zorgen dat binnen deze methode toch relatief snel een uit-spraak kan worden gedaan over de verblijfsduur, wordt bij deze cijfers uitge-gaan van de mediaanscore. Hierbij wordt de verblijfsduur van tbs-gestelden berekend op het moment dat 50% van de tbs-gestelden uit het instroomco-hort is uitgestroomd. De duur is in dit geval echter geen gemiddelde van de verblijfsduur van de 50% uitgestroomde tbs-gestelden, maar de lengte die de gemiddelde verblijfsduur heeft gekregen op het moment dat 50% van de tbs-gestelden van een cohort is uitgestroomd. Aangezien de mediaan in een sta-tistische normaalverdeling samenvalt met het gemiddelde en verondersteld wordt dat de verdeling van de verblijfsduur van individuele tbs-gestelden niet al te scheef is,21 kan ervan worden uitgegaan dat de verblijfsduur bij 50% uit-stroom een redelijk goed beeld geeft van de gemiddelde verblijfsduur voor het gehele instroomcohort.

Brand en Van Gemmert (2009) geven voor het vaststellen van de verblijfsduur van tbs-gestelden de voorkeur aan de (beschrijvende) methode waarin wordt uitgegaan van instroomcohorten. Deze methode is volgens hen ‘niet gevoelig voor de in de tbs veelvuldig toegepaste capaciteitsuitbreiding en geeft een totale en meest realistische tbs-duur weer’ (p. 15). Voor de berekening van de ver-blijfsduur zal om deze reden in onderhavig rapport in eerste instantie worden uitgegaan van instroomcohorten van tbs-gestelden. Aangezien het voor dit onderzoek daarnaast ook van belang is om uitspraken te kunnen doen over recente ontwikkelingen en om de verblijfsduur op eenzelfde manier over een langere periode te kunnen vergelijken, zullen de gegevens aangevuld worden met cijfers berekend op basis van uitstroomcohorten en op basis van peilmo-ment. Hierbij wordt aangetekend dat vooral de resultaten waarbij uitgegaan wordt van de peilmomentmethode met de nodige voorzichtigheid geïnter-preteerd moeten worden. In tabel 2 worden de voor- en nadelen van de rekenmethoden schematisch weergegeven.

2.3 De ontwikkeling van de verblijfsduur in cijfers

Voor het berekenen van de verblijfsduur van tbs-gestelden is gebruikgemaakt van patiëntgegevens uit MITS van DJI en de rapportage van Brand en Van Gemmert (2009). In een samenwerkingsverband tussen DJI en WODC wer-den nadere analyses naar de verblijfsduur van tbs-gestelwer-den verricht. Een deel van deze resultaten is (ook) terug te vinden in Brand en Van Gemmert

21 In werkelijkheid is er sprake van een rechts-scheve normaalverdeling, doordat er meer tbs-gestelden zijn die wat langer verblijven dan tbs-gestelden die in zeer korte tijd het fpc weer verlaten. Dit maakt dat de mediaan-score een onderschatting is van de daadwerkelijk gemiddelde verblijfsduur.

(in voorbereiding). De verblijfsduur wordt in dit onderzoek geoperationali-seerd als het totale verblijf, beginnend bij de eerste dag van opname in het eerste fpc tot de dag waarop het verblijf van de tbs-gestelde in het fpc eindigt. De passantentijd telt in deze operationalisatie niet mee en de perioden van proefverlof, voorwaardelijke beëindiging, verblijf in een Huis van Bewaring en ongeoorloofde afwezigheid worden van de totale verblijfsduur afgetrok-ken.22 Over de duur van de passantentijd, proefverlof en voorwaardelijke beëindiging wordt in het onderhavige rapport apart gerapporteerd. Voor longstay tbs-gestelden werd de verblijfsduur eveneens apart berekend. De gerapporteerde verblijfsduur is dus altijd exclusief passantentijd, de perioden

22 De wijze waarop tbs-gestelden met gemaximeerde tbs of overleden tbs-gestelden in de berekening van DJI van de verblijfsduur over de tijd zijn meegenomen is niet altijd helder. Het betreft hier echter relatief kleine groepen waardoor de wijze waarop deze zijn meegenomen in de berekening naar verwachting geen grote invloed op de vastgestelde verblijfsduur zullen hebben.

Tabel 2 Voor- en nadelen rekenmethoden verblijfsduur tbs

Meetmethode Voordelen Nadelen

Peilmoment – De meting kan over zeer recent

ver-leden resultaten geven

– Op elk tijdstip kan worden gemeten waardoor er een trend kan worden gevolgd

– Het verkrijgen van benodigde gegevens en het uiteindelijk vaststel-len van de verblijfsduur is betrekkelijk eenvoudig

– Niet de gehele verblijfsduur van tbs-gestelden wordt meegeno-men in de berekening

– De meetmethode is gevoelig voor capaciteitsuitbreiding – Geen correctie in de berekening van de verblijfsduur voor

groepen tbs-gestelden voor wie een langere verblijfsduur wordt verwacht (onder andere longstay, psychopathie, zedendelinquen-ten)

Uitstroomcohort – De gehele duur van het intramurale – Verblijfsduur kan pas worden vastgesteld wanneer de intra-/

transmurale fase is afgerond

– Wisselend startjaar van intra/transmuraal verblijf voor tbs-gestelden, waardoor omstandigheden rondom opname kunnen variëren. Dit bemoeilijkt het vergelijken van de verblijfsduur van de verschillende cohorten en het geven van mogelijke verklarin-gen voor gevonden ontwikkelinverklarin-gen in de verblijfsduur – Gevoelig voor capaciteitsuitbreiding

– Uitstroom van groepen die beperkt uitstromen (bijvoorbeeld longstay of bepaalde subgroepen tbs-gestelden met een zeden-delict) wordt in de meting niet evenredig meegenomen

Instroomcohort – Voor de groep tbs-gestelden

waar-voor de verblijfsduur wordt berekend geldt dat de maatregel ongeveer op dezelfde tijd en dus onder soort-gelijke voorwaarden (wetgeving) en omstandigheden is opgelegd – Geeft goed beeld van het verloop

van de populatie (tevens zicht op het deel van de tbs- populatie dat niet uitstroomt)

– Niet gevoelig voor capaciteits-uitbreiding

– Pas vele jaren na aanvang van de opname van tbs-gestelden in het fpc kan er een betrouwbare verblijfsduur worden berekend verblijf van tbs-gestelden wordt in

van proefverlof en voorwaardelijke beëindiging, verblijf in een Huis van Bewaring, ongeoorloofde aanwezigheid en longstay tbs-gestelden, tenzij anders vermeld.

2.3.1 Instroomcohorten