• No results found

Overheid en politici

Overheid en politici begeven zich eveneens als ketenpartners in de zoge-noemde risicosamenleving en reageren ook op de gevoelens van onveiligheid (Brants, 2008). Hierdoor is het mogelijk dat ook subjectieve gevoelens een rol spelen bij strafrechtelijk ingrijpen, en ook dat er vaker preventief wordt inge-grepen. Volgens de strafrechtwetenschap kan deze ruimere toepassing van het strafrecht ten koste gaan van de vrijheid van de burger (Van der Woude & Van Sliedregt, 2007). Het is mogelijk dat ook tbs-beleid aangescherpt wordt in reactie op deze onveiligheidsgevoelens. Ook kunnen de medialogica en risi-coverontwaardiging niet alleen de beeldvorming over criminaliteit in het algemeen, of specifiek over de tbs-maatregel bij burgers in de samenleving beïnvloeden, maar deze kunnen ook bijdragen aan een politieke reactie die aansluit bij deze beeldvorming. Zo kan de media volgens sommigen een ‘aanjagende rol’ hebben, wat inhoudt dat disproportionale aandacht voor incidenten in de media kan leiden tot bijvoorbeeld incidentenpolitiek (Brants, 2008, p. 52). In Nederland lijkt de situatie ook andersom te kunnen zijn: de politieke agenda kan van invloed zijn op de media (Kleinnijenhuis, 2004; Van Gestel, 2010). Alhoewel disproportionele aandacht in de media zou kunnen leiden tot een vertekend beeld van de werkelijkheid, kan er op basis van de huidige wetenschappelijke stand van zaken geen eenduidige uitspraak gedaan worden over de exacte invloed van de media op het politieke beleids-proces (Van Gestel, 2010). Wel wordt verondersteld dat de politiek of over-heid, de media en de burger onderling invloed op elkaar hebben (RMO, 2006; Meyer & Hildebrand, 2005). In een reactie op het eerder besproken rapport van de RMO benadrukte de Commissie-Visser dan ook dat elke misvormde risicoperceptie niet wenselijk was en dat dit de kans op incidentenpolitiek deed toenemen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 250, nr. 5). 4.1.4 Professionals forensische veld

Ten behoeve van het onderhavige onderzoek werden twee expertmeetings met professionals in het forensische veld gehouden.51 Hierin werd onder meer gevraagd naar mogelijke verklaringen voor de toename van de verblijfs-duur. De maatschappelijke commotie/onrust werd door hen het vaakst genoemd als mogelijke verklaring voor de toename van de verblijfsduur (42 keer genoemd; zie ook tabel 10). Een aantal argumenten werd hierbij

genoemd: de onrust in politiek en maatschappij, de uitgebreide media-aan-dacht bij incidenten, de maatschappelijke verharding en de druk om de vei-ligheid te blijven waarborgen (TNO, 2010). In de tweede plaats werd ‘proble-men bij de uitplaatsing’ gezien als mogelijke verklaring voor de toename van de verblijfsduur (30 keer genoemd). Hierbij werden de volgende argumenten genoemd: beperkte uitstroommogelijkheden in de GGz en naar fpa’s, te wei-nig mogelijkheden in de nazorg zoals hulp bij het vinden van een woning, het op orde krijgen van de financiën en het vinden van werk, beperkte longcare-capaciteit in de GGz, te weinig vertrouwen in ambulante behandeling, beperkt vertrouwen in de goede rolvervulling van de reclassering52 na uit-stroom. Op de derde plaats werden veranderingen in de verlofpraktijk aange-duid (29 keer genoemd). De argumenten die hierbij naar voren werden gebracht, waren: klinieken wachten te lang met het aanvragen van (eerste) verlof, invoering van transmuraal verlof, invoering van verloftoetsing, meer transparantie (aangifte) over incidenten intern met effect op verlofmogelijk-heden, en aanscherping en bureaucratisering van de verloftoetsing.

Na de clustering werd de deelnemers gevraagd de vijf mogelijke verklaringen die in hun ogen de meeste invloed hadden op de verblijfsduur punten toe te kennen. De belangrijkste verklaring kreeg vijf punten, de laatste verklaring in de top vijf kreeg één punt. In tabel 11 is te zien hoeveel punten aan de moge-lijke verklaringen werden gegeven, waarbij de mogemoge-lijke verklaringen met de meeste punten bovenaan staan. De ‘maatschappelijke onrust/commotie’ en de ‘angst om risico’s te nemen’ kregen van de aanwezigen de meeste punten toegekend en werden hiermee als de belangrijkste mogelijke verklaring gezien (beide 100 punten). Zoals hierboven reeds vermeld, werden bij de ‘maatschappelijke onrust en commotie’ de factoren onrust in politiek en maatschappij, de uitgebreide media-aandacht bij incidenten, de maatschap-pelijke verharding en de druk om de veiligheid te blijven waarborgen genoemd (TNO, 2010). Bij de ‘angst om risico’s te nemen’ werd gedoeld op

52 Wanneer over de reclassering wordt gesproken verwijst dit naar de drie reclasseringsorganisaties (Reclasse-ring Nederland, Reclasse(Reclasse-ring Leger des Heils, Stichting verslavingsreclasse(Reclasse-ring GGz Nederland; tenzij anders vermeld).

Tabel 10 Meest frequent genoemde mogelijke verklaringen voor de toename van de verblijfsduur

Meest frequent genoemde verklaring

1 Maatschappelijke onrust/commotie (42)

2 Problemen bij uitplaatsing (30)

3 Veranderingen in verlofpraktijk (29)

4 Veranderende problematiek (25)

5 Angst om risico’s te nemen (24)

Noot: Tussen haakjes staat het aantal keer dat deze verklaring werd genoemd. Bron: TNO (2010)

angst bij alle betrokken partijen: de maatschappij, politiek, ambtenaren, kli-nieken, behandelaren en de reclassering. De verschillende partijen zouden door deze angst terughoudender geworden zijn om een beëindiging van de tbs-maatregel te adviseren en het soms laten afhangen van een contraire beëindiging door de rechter (TNO, 2010). ‘Problemen bij de uitplaatsing’ werd gezien als de op twee na belangrijkste mogelijke verklaring voor het toe-nemen van de verblijfsduur (64 punten; TNO, 2010).

4.1.5 Kortom

In de afgelopen jaren is er meer en meer aandacht gekomen voor het inper-ken van risico’s in de samenleving (risicosamenleving). Dit streven en het toegenomen gevoel van onveiligheid zijn deels ontstaan uit de opkomst van de verzorgingsstaat. De nadruk op een gevoel van onveiligheid wordt (mede) versterkt door de negatieve beeldvorming over de omvang van de onveilig-heid in de media.

De toegenomen nadruk op beheersing van het risico is eveneens te zien in de tbs-sector. Professionals in het forensische veld zagen de maatschappelijke onrust/commotie en de angst om risico’s te nemen als de belangrijkste mogelijke verklaringen voor de toename van de verblijfsduur. De professio-nals doelden bij de angst om risico’s te nemen op angst bij alle partijen: de samenleving, politiek, fpc’s, behandelverantwoordelijken en de reclassering. De vertegenwoordigers van de fpc’s die bij de expertmeetings aanwezig waren, gaven aan dat ze gevoelig zijn voor de aversie voor risico’s in de samenleving en de politiek, waardoor zij in toenemende mate streven naar het voorkomen van risico’s. Hierdoor lijken de samenleving, justitie en pro-fessionals in de fpc’s elkaar in de greep te houden. Deze nadruk op beheer-sing van de risico’s zou ten koste kunnen gaan van de tbs-gestelde, in die zin dat zijn risico wordt overschat en hij ten onrechte lang(er) binnen de gesloten muren van de instelling moet verblijven.

Tabel 11 Prioriteit mogelijke verklaringen voor de toename van de verblijfsduur

Prioriteit voor verklaring

1 Maatschappelijke onrust/commotie (100)

2 Angst om risico’s te nemen (100)

3 Problemen bij uitplaatsing (64)

4 Disbalans beveiliging/behandeling (48)

5 Veranderingen in verlofpraktijk (43)

Noot: Tussen haakjes staat het aantal punten dat aan deze verklaring werd toegekend. Bron: TNO (2010)

4.2 Risicotaxatie in de forensische praktijk

Gezien de belangrijke rol die risicotaxatie en risicomanagement spelen bij beslissingen over de lengte van het verblijf (zoals over verlofaanvragen en verlenging van de tbs-maatregel), is het van belang dat risicotaxatie en risico-management zo adequaat mogelijk gebeuren. In deze paragraaf worden de belangrijkste ontwikkelingen in de forensische psychiatrie met betrekking tot risicotaxatie en risicomanagement besproken, die van invloed zijn geweest of kunnen zijn op de manier waarop risicotaxatie en risicomanagement worden verricht en daarmee op de verblijfsduur. De paragraaf begint met een kort overzicht van ontwikkelingen en beperkingen van gestructureerde risicotaxa-tie (paragraaf 4.2.1). Vervolgens komt het gebruik van risicotaxarisicotaxa-tie in verlof-beleid aan de orde (paragraaf 4.2.2). Ten slotte wordt kort iets gezegd over de ontwikkeling in de risicoafweging door fpc’s (paragraaf 4.2.3).