• No results found

Tbs-gestelden met een combinatievonnis

Een combinatievonnis is een vonnis waarbij de gestelde naast de tbs-maatregel met dwangverpleging ook een gevangenisstraf opgelegd krijgt. Het percentage tbs-gestelden met een combinatievonnis is hoog: in 2009 was dit 84% (DJI, 2009c). Bij de meeste combinatievonnissen in 2009 wordt een gevangenisstraf tot en met zes maanden (24%) opgelegd. Een gevangenisstraf tussen de zes maanden en één jaar komt in 2009 bij 16% van de tbs-gestelden voor. Een gevangenisstraf van één tot twee jaar wordt in 2009 opgelegd aan 20% van de tbs-gestelden. Een gevangenisstraf van twee tot en met drie jaar, van drie tot en met zes jaar en van zes jaar of meer wordt in 2009 aan 8% van de tbs-gestelden opgelegd (zie ook bijlage 7). Gemiddeld wordt aan 8,8% van de tbs-gestelden in de laatste vijf jaar (2005-2009) een gevangenisstraf van meer dan zes jaar opgelegd (22 tbs-gestelden). Een tbs-gestelde met een combinatievonnis komt anno 2010 in principe pas voor plaatsing in het fpc in aanmerking als hij twee derde van zijn opgelegde vrijheidsstraf heeft uitgeze-ten.99 Dit wordt ook wel het moment van voorwaardelijke invrijheidsstelling (vi) genoemd. Ook mogelijkheden voor verlof beginnen op het moment dat twee derde van de gevangenisstraf is verstreken (vanaf de vi-datum; vanaf het toetsingskader van 2007).

Tot voor kort, in de periode 1997 tot 2007, was echter sprake van een andere situatie. In die tijd gold de Fokkensregeling, die onder meer stelde dat

tbs-98 Daarnaast bestaat nog de groep tbs-gestelden met een status longstay of met een indicatie voor de longstay (van wie de procedure nog lopende is). Ook voor hen zijn de mogelijkheden tot verlof beperkt, zij mogen in het kader van de maatschappelijke veiligheid alleen met begeleid verlof. De verlofaanvraag moet aan alle ver-eisten zoals genoemd in de aanvraag voor een begeleid verlof voldoen, maar daarnaast geldt nog dat: (1) bij de risicotaxatie de aanvaarding van het verblijf op de longstay een belangrijke rol speelt, (2) een wijziging van het verlofplan bij de verlofunit wordt aangevraagd, en (3) dat het verlofplan zeer specifiek omschrijft welke activiteiten worden ondernomen, wanneer deze worden ondernomen en met welke frequentie deze plaatsvin-den. De verlofaanvraag voor longstay tbs-gestelden en tbs-gestelden met een indicatie longstay wordt voor advies aan het AVT voorgelegd (Staatscourant, 2009). Anno 2008 waren er 176 longstay tbs-gestelden, dit is 8,4% van het totaal aantal tbs-gestelden met een lopende tbs in 2008 (zie bijlage 3). Aangezien er in het onderhavige onderzoek voor gekozen werd om de verblijfsduur van deze subgroep apart te berekenen, heb-ben longstay tbs-gestelden, ondanks het feit dat zij beperkte mogelijkheden tot verlof kennen, geen invloed op de gemiddelde verblijfsduur van de totale populatie. Ten slotte is er een categorie personen die alleen tot gevangenisstraf zijn veroordeeld, maar toch in een fpc verblijven. Afhankelijk van de doelstelling van de over-plaatsing kan verlof worden aangevraagd. Echter, voor levenslang gestraften is alleen incidenteel verlof op basis van humanitaire gronden mogelijk (Staatscourant, 2009).

99 Momenteel is sprake van een overgangsfase. De Fokkensregeling is bevroren, maar hiervoor moet eerst de wet aangepast worden. Bij de Raad voor de Strafrechtstoepassing kan een tbs-gestelde in beroep gaan. Uit-spraken van de RSJ zijn bindend.

gestelden met een combinatievonnis al na een derde in plaats van na twee derde van de gevangenisstraf in het fpc geplaatst konden worden. Het doel hiervan was het voorkomen van een verslechtering van de psychische klach-ten die een langdurige gevangenisstraf met zich mee kon brengen, door snel-ler te starten met de behandeling. Enerzijds was het voor de tbs-gestelde met de Fokkensregeling in die periode dus mogelijk om na een derde van zijn gevangenisstraf in het fpc opgenomen te worden, anderzijds moest een der-gelijk geplaatste tbs-gestelde wachten totdat twee derde van zijn gevangenis-straf verstreken was voordat hij met verlof kon.100 Vooral wanneer er een lange vrijheidsbenemende straf was opgelegd, kon dit vertraging in de ver-blijfsduur betekenen. Bijvoorbeeld in het geval dat vijftien jaar gevangenis-straf was opgelegd. Tbs-gestelden met een dergelijk vonnis kwamen na vijf jaar in aanmerking voor plaatsing in het fpc, terwijl zij na tien jaar in aanmer-king kwamen voor verlof. Uit de cijfers in paragraaf 5.2.3 van het onderhavige rapport is gebleken dat ongeveer 50% van de tbs-gestelden na drie jaar bege-leid verlof heeft en na vier jaar onbegebege-leid of transmuraal verlof. Dat bete-kende dat tbs-gestelden die onder de Fokkensregeling waren geplaatst met een gevangenisstraf van vijftien jaar na vijf jaar mogelijkheden voor verlof kreeg, in vergelijking met een gemiddelde begeleide verlofgang na drie jaar en onbegeleide of transmurale verlofgang van vier jaar (zie eerder in dit hoofdstuk). Zoals uit bovenstaande informatie blijkt, zijn er niet veel tbs-gestelden die een dergelijke langdurige gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen. Voor tbs-gestelden aan wie een korte gevangenisstraf werd opge-legd, had deze regeling minder invloed.

Van de Fokkensregeling werd in de praktijk niet veel gebruikgemaakt, van-wege het feit dat er lange tijd een capaciteitstekort bestond in de tbs-sector. Hierdoor moesten veel tbs-gestelden in de gevangenis wachtten op plaatsing in het fpc, terwijl zij of überhaupt geen gevangenisstraf opgelegd hadden gekregen of de opgelegde gevangenisstraf hadden uitgezeten. Deze tbs-pas-santen kregen voorrang bij plaatsing op Fokkens-wachtenden. Door de aan-houdende capaciteitsproblemen vanaf de invoering van de Fokkensregeling in 1997, tot eind 2009 was het vaak niet mogelijk de Fokkens-wachtenden op te nemen nadat zij een derde van hun gevangenisstraf hadden uitgezeten, gezien de lange wachtlijsten. De regeling was geworden tot een ‘dode letter’ (Leuw & Mertens, 2001; Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 250, nr. 4-5). Eind 2009 was het aantal opleggingen tbs met dwangverpleging dus-danig gedaald dat de wachtlijst voor opname, het aantal Fokkenswachtenden en het aantal tbs-passanten sterk was afgenomen, waardoor het ook in de praktijk mogelijk was geworden de Fokkensregeling toe te passen.

100 Niet elke tbs-gestelde werd automatisch onder de Fokkensregeling geplaatst. Daarvoor moest een aanvraag ingediend worden.

Echter, op 10 november 2009 bevroor de toenmalige Staatssecretaris van Jus-titie de Fokkensregeling, totdat de wet zou zijn aangepast (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 29 452, nr. 123).101 Deze wetswijziging zal leiden tot een wijziging van art. 42 Penitentiaire Maatregel. De argumenten hiervoor waren drieledig. Zij meende dat de nieuwe mogelijkheid tot psychiatrische zorg in het gevangeniswezen in penitentiair psychiatrische centra (ppc’s) daar waar nodig bij tbs-gestelden met een combinatievonnis kan voorzien in behandelbehoefte en dat deze personen voor behandeling tijdens de tenuit-voerlegging van de gevangenisstraf dus niet in een fpc hoeven worden opge-nomen. Ook strookt plaatsing op basis van de Fokkensregeling volgens de staatssecretaris niet met uniformering van het plaatsingsbeleid binnen de stelselherziening forensische zorg. Het tweede argument dat de staatssecre-taris opperde was dat er problemen zouden ontstaan op het uitvoeringsni-veau, gezien het feit dat verlof pas mag starten vanaf twee derde van de gevangenisstraf. Het derde argument betreft, in lijn met de argumentatie van een eerder verslag d.d. 30 oktober 1995 van de vaste commissie van Justitie, het gegeven dat de Fokkensregeling niet strookt met de doelstelling van ver-gelding (Tweede Kamer, vergaderjaar 1995-1996, 24 256, nr. 5). De rechter heeft immers een langdurige straf in combinatie met een tbs-maatregel opgelegd vanwege de geschoktheid van de samenleving door het gepleegde delict. De uitvoering van de Fokkensregeling zou niet voldoende recht doen aan de schade bij de nabestaanden en/of slachtoffers.

De toenmalige Staatssecretaris van Justitie heeft de RSJ verzocht te adviseren over eventuele afschaffing van de Fokkensregeling. In haar advies van 2 februari 2010 concludeert de RSJ dat afschaffing van de Fokkensregeling geen goed idee is (RSJ, 2010b). Wat betreft het eerste argument van de staats-secretaris stelt de Raad dat ter beschikking gestelden meer baat hebben bij behandeling in een fpc dan in een ppc, waar de zorg is toegespitst op de spe-cifieke zorgbehoefte van de ter beschikking gestelden. Wat betreft het tweede argument stelt de Raad dat de staatssecretaris er ook voor zou kunnen kiezen de regel die bepaalt dat verlof pas mag starten op de vi-datum (die destijds op aandringen van de Minister van Justitie aan de Fokkensregeling is toege-voegd) te laten vervallen. Wat betreft het derde argument stelt de Raad dat de tbs-maatregel de laatste jaren aanzienlijk is verzwaard (bijvoorbeeld als gevolg van de oplopende behandelduur en de sterk toegenomen kans op plaatsing op een longstay-afdeling) er op die manier ook recht gedaan wordt aan eventuele schade bij de nabestaanden en/of slachtoffers. De Raad vreest dat afschaffing van de Fokkensregeling zal leiden tot een toename van de ver-blijfsduur, omdat tbs-gestelden dan langer in de gevangenis moeten verblij-ven, terwijl onderzoek uitwijst dat de behandeling van tbs-gestelden meer baat heeft wanneer die behandeling snel begint.

5.4.2 Tbs-gestelden die ongewenst vreemdeling zijn (of verklaard worden)