• No results found

Tussenfase – IJzertijd/Romeinse tijd (800 v Chr 450 n Chr.)

In document Lichtenbeek en Vijverberg (pagina 33-38)

In dit hoofdstuk wordt een archeologische verwachting voor de IJzertijd (800 - 12 v. Chr.) en Romeinse tijd (12 v. Chr. - 450 n. Chr.) gegeven.61 Eerst wordt gekeken naar de aangetroffen

structuren/sporen in het gehele onderzoeksgebied. Vervolgens wordt ingezoomd op het plangebied en bekeken waar dezelfde structuren en sporen verwacht kunnen worden. Ten slotte wordt met een kaart deze verwachting in beeld gebracht.

5.1

Onderzoeksgebied in IJzertijd en Romeinse tijd

In het onderzoeksgebied is één archeologische opgraving bekend waarbij structuren uit de IJzertijd zijn aangetroffen.62 Bij een archeologisch onderzoek tussen 2011 en 2012 zijn aan de Hoogstedelaan-

Klingelbeekseweg, ten zuidoosten van het plangebied, meerdere huisplattegronden aangetroffen (zie fig. 14). Eén van de huisplattegronden is waarschijnlijk afkomstig uit de Vroege-IJzertijd (800-500 v. Chr.). Het meeste aangetroffen aardewerk uit deze opgraving dateert uit de IJzertijd en komt bijvoorbeeld uit greppels en paalkuilen. Structuren uit de Midden-IJzertijd (500-300 v. Chr.) zijn niet aangetroffen, maar uit de Late-IJzertijd (300-12 v. Chr.) wel. Tijdens deze periode werd een

greppelsysteem aangelegd dat mogelijk een nederzettingsterrein afbakende. Ten noorden van deze greppels lag een vrij groot gebied waar geen huizen, maar wel meerdere spiekers werden

aangetroffen. Dit is mogelijk een agrarisch gebied geweest dat door de greppel werd afgebakend van de zuidelijk gelegen nederzetting.63

Fig. 14 Plan- en onderzoeksgebied op luchtfoto 2016. Op de kaart zijn de locaties van de archeologische opgraving en de Celtic fields weergeven.

61 Diepeveen-Jansen/Kaarsemaker 2004, 82-83.

62 https://zoeken.cultureelerfgoed.nl/#/zaak/search. Onderzoeksmeldingsnummer 48759. 63 Defilet et al. 2018, 112-114, 250.

32

Een kenmerkend spoor uit de IJzertijd zijn de Celtic fields. Dit is een landbouwsysteem dat werd gebruikt tussen 1100 v. Chr. en 200 n. Chr. en bestond uit een groot aantal aan elkaar grenzende, kleine rechthoekige percelen met een omvang van ca. 30 bij 30 meter. De Celtic fields waren een nieuwe ontwikkeling in de landbouw die startte in de Late-Bronstijd. Voor de Late-Bronstijd was wisselende landbouw toegepast, waarbij om de paar jaar nieuwe akkers werden aangelegd door bos te kappen en te verbranden. Dit veranderde met het gebruik van de Celtic fields. De mensen bleven langer in een bepaald gebied en gebruikten telkens maar een deel van alle percelen. Wanneer de grond was uitgeput, werden de gebruikte percelen met rust gelaten om te herstellen en werden de overige perceeltjes gebruikt. 64 In het onderzoeksgebied is dit landbouwsysteem één keer

aangetroffen, namelijk ten oosten van Doorwerth (zie fig. 14). Op het AHN zijn deze Celtic fields moeilijk zichtbaar (zie fig. 15). De Technische Universiteit Delft en Vestigia B.V. hebben deze akkercomplexen verder onderzocht. Door een deel van de topografie weg te filteren, werden de Celtic fields beter zichtbaar en bleek het akkercomplex veel groter te zijn dan gedacht (zie fig. 16). De omvang van het gehele akkercomplex blijkt ca. 60 hectare te zijn en de losse akkers zijn 30 bij 30 meter.65

Figuur 15 Celtic fields in het onderzoeksgebied zijn deels zichtbaar op reliëfkaart op basis van het AHN.

64 Gebhart 1982; Spek et al 2003; Kooistra/Maas 2008, 2319. 65 Humme/Lindenbergh/Sueur s.a., 3-4.

33

Figuur 16 Celtic fields in het onderzoekgebied. De gele lijnen geven de Celtic fields aan die na het filteren van de laseraltemetrie data beter zichtbaar werden.

Na de IJzertijd volgde een periode (Romeinse tijd) waarin een groot Romeins fort ten zuiden van het onderzoeksgebied werd gebouwd, namelijk het Castellum Meinerswijk. Dit fort werd tussen 10 en 20 n. Chr. gesticht, beleefde tussen 175-275 n. Chr. haar bloeiperiode en was tot in de tweede helft van de 4e eeuw in gebruik. Castellum Meinerswijk werd gesticht aan de Limes. 66 De limes is de

verdedigingslinie van het Romeinse Rijk en is langs de Rijn en de Donau gelegen. Langs de loop van de Oude Rijn liep van 47 tot 270 n. Chr. een deel van deze linie. Deze linie werd bewaakt door een aantal kleine forten (castella) en ondersteund door een groter legerkamp (castra/castellum). De nederzettingen bleven voornamelijk agrarisch. De landbouw werd bedreven voor het eigen levensonderhoud, maar tevens voor de soldaten die in het legerkamp waren gestationeerd. Het achterland werd dus beïnvloed door de aanwezigheid van deze verdedigingslinie.

Het onderzoeksgebied lag ten noorden van de limes en lag daarmee niet binnen de grenzen van het Romeinse Rijk. Toch werd het gebied wel degelijk beïnvloedt door het Romeinse rijk. Het Romeinse leger zag de streek als een terrein voor militaire oefeningen en een jachtgebied. Terwijl de Germanen bij de Bataafse opstand (69-70 n. Chr.) en met invallen vanaf de tweede helft van de 3e eeuw actief in

het gebied moeten zijn geweest. Ondanks deze activiteiten is het aantal vondsten uit deze periode in het noorden van Arnhem gering.67 In het onderzoekgebied is één archeologisch opgraving bekend

waarbij structuren uit de Romeinse tijd zijn aangetroffen.68 Dit is hetzelfde archeologische onderzoek

aan de Hoogstedelaan-Klingelbeekseweg, waarbij structuren uit de IJzertijd zijn aangetroffen. Bij dit onderzoek zijn huisplattegronden, spiekers en een hutkom uit de Romeins tijd aangetroffen.69

66 Defilet et al. 2018, 16-17. 67 Boshoven et al, 23-25.

68https://zoeken.cultureelerfgoed.nl/#/zaak/search. Onderzoeksmeldingsnummer 48759. 69 Defilet et al. 2018, 251.

34

5.2

Archeologische verwachting

Voor het plangebied is een verwachtingskaart opgesteld. Bij sommige delen van het plangebied is sprake van een hoge tot zeer hoge verwachting voor het aantreffen van sporen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd (zie fig. 17). De aardkundige situatie is een belangrijke factor voor deze waardering. De aanwezigheid van podzolgronden en mogelijke bronnen op een relatief droge hoge plek, kunnen belangrijke vestigingsfactoren zijn. Tevens is bij een deel van het plangebied sprake van dezelfde aardkundige situatie als de Celtic fields ten westen van Doorwerth en de opgegraven structuren (zowel IJzertijd als Romeinse tijd) in het zuidoosten van het onderzoeksgebied. Alle structuren liggen namelijk op de rand van een stuwwal en bevinden zich op een locatie waar de bodem uit

holtpodzolgronden bestaat. In het midden van het plangebied doet zich vrijwel dezelfde situatie voor.

Als wordt gekeken naar de IJzertijd kunnen een aantal sporen worden aangetroffen. Dit zijn allereerst de Celtic fields. De helling van de stuwwal is een potentiële plek voor het aanleggen van dit

landbouwsysteem. Daarnaast kunnen op het gebied van bewoning boerderijplattegronden en hutkommen worden aangetroffen. De paalkuilen bij de boerderijen en tamelijke ronde verkleuringen bij de hutkom zouden in het sporenvlak herkend kunnen worden. Tevens zouden er bijgebouwen aangetroffen kunnen worden. Een voorbeeld is een spieker waarbij de paalkuilen in de zandgrond goed zichtbaar zijn. De boeren plaatsten de boerderijen en bijgebouwen vaak bij de Celtic fields en zullen naar verwachting in het plangebied ook gezamenlijk aanwezig kunnen zijn.70 Verder zouden

deposities aangetroffen kunnen worden. Een voorbeeld is een bouwoffer in een paalkuil dat in de vorm van aardewerk gedeponeerd kan worden.71 Op het gebied van inhumatie is een kleine kans op

het aantreffen van een urnenveld. De urn en de ronde greppel om het graf zouden nog goed zichtbaar kunnen zijn.72 Een waterput zou niet aangelegd te hoeven worden, omdat drinkwater

waarschijnlijk al aanwezig is in de vorm van bronnen. Door de ondoorlatende leemlagen blijft het water op sommige plekken staan. Dit water is mogelijk aan te treffen in de erosiedalen, het laagste punt van het plangebied. Voor het stuwwalplateau en een deel van de sandr is de verwachting laag (zie fig. 14). De top van de stuwwal is te grindig en een deel van de sandr bestaat uit fijn zand. Dit fijne zand zorgt ervoor dat weinig water vastgehouden kan worden. Het meest zuidelijke deel van de sandr bestaat uit iets grover zand en zou een betere optie zijn. Ten slotte zouden nog diverse

greppels en afvalkuilen bij het erf aangetroffen kunnen worden. Over het algemeen zijn in het plangebied de conserveringsomstandigheden voor aardewerk, steen en verkoolde plantenresten goed. Door de lage grondwaterstand zijn de conserveringsomstandigheden voor bot, leer, hout en onverkoolde plantenresten slecht. Ze zouden misschien aangetroffen kunnen worden in kuilen die tot het grondwater reiken.73

Voor de Romeinse tijd geldt tevens een hoge verwachting. De limes was een belangrijke

transportroute en een kruispunt voor verschillende culturen. Dit verhoogt de verwachting voor het aantreffen van sporen uit de Romeinse tijd. Het lijkt erop dat de productie op deze Celtic fields tijdens de Romeinse tijd verhoogd werd. De verwachting is dat landbouw werd bedreven op dezelfde Celtic fields uit de IJzertijd en dat de bevolking bij deze akkers bleven wonen.74 Diverse sporen

zouden aangetroffen kunnen worden. Op het gebied van bewoning zijn dat boerderijplattegronden en hutkommen. Bij het erf kunnen verder diverse structuren aangetroffen worden, bijvoorbeeld

70 Gebhart 1982; Spek et al 2003; Kooistra/Maas 2008, 2319. 71 Groenewoudt/Groothedde/van der Velde 2006, 35. 72 Groenewoudt/Groothedde/van der Velde 2006, 31. 73 Groenewoudt/Groothedde/van der Velde 2006, 41-42. 74 Behre 2000; Spek et al 2003; Kooistra/Maas 2008, 2325-2327.

35

spiekers, afvalkuilen en greppels. De verkleuringen zouden in het sporenvlak duidelijk zichtbaar zijn. Aardewerk, natuursteen en verkoolde plantenresten zouden door de goede

conserveringsomstandigheden bewaard kunnen zijn. Een deel van het aardewerk zal wel zacht gebakken zijn, waardoor het sneller kan verweren.75 Een verschil met het aardewerk uit de ijzertijd is

de mogelijke aanwezigheid van Romeins aardewerk. Doordat het plangebied dicht bij de limes ligt zou bijvoorbeeld terra nigra aangetroffen kunnen worden. Op het gebied van inhumatie zouden kleine clusters met crematiegraven aanwezig kunnen zijn.76 Door de lage grondwaterstand is de kans

op het aantreffen van bot, leer, hout en onverkoolde plantenresten klein.77 In een waterput zouden

eventueel deze vondsten aangetroffen kunnen worden, maar waarschijnlijk is gebruik gemaakt van bronnen en is de aanleg van een put overbodig.

Fig. 17 Verwachtingskaart plangebied met een archeologische verwachting voor de IJzertijd en de Romeinse tijd.

75 Groenewoudt/Groothedde/van der Velde 2006, 41-42. 76 Groenewoudt/Groothedde/van der Velde 2006, 31. 77 Groenewoudt/Groothedde/van der Velde 2006, 41-42.

36

Hoofdstuk 6: Fase 2 – Vroege Middeleeuwen (500-1200 n.

In document Lichtenbeek en Vijverberg (pagina 33-38)