• No results found

Fase 5 – Formele parkaanleg (1700-1775 n Chr.)

In document Lichtenbeek en Vijverberg (pagina 58-70)

In dit hoofdstuk worden de cultuurhistorische elementen uit de periode 1700 tot 1775 beschreven en gewaardeerd. Allereerst wordt een algemene beschrijving van de periode gegeven, vervolgens worden de zichtbare en de onzichtbare elementen getoond en het hoofdstuk wordt afgesloten met een waardering. In dit hoofdstuk draait het voornamelijk om de formele parkaanleg.

9.1

Algemene beschrijving

Via de familie Sandyck, die het landgoed aan het begin van de 18e eeuw (18 november 1700) in

handen kreeg, werd het gehele landgoed op 12 april 1741 aan Everhard Jacob Brantzen en zijn vrouw Elizabeth Johanna Beatrix Tulleken verkocht.114 Brantzen liet het landgoed taxeren. Uit deze taxatie

blijkt dat de vorige eigenaren het landgoed verbeterd hadden. Het landgoed bestond in 1741 namelijk uit een: een boerenwoning, schuur, berg, twee schaapsschotten met zijn driften, een waterput, boomgaard, moes- en bouwland, een getimmerd verblijf voor de eigenaar met een groot hof en stal, twee lopende vijvers, alles (bomenlaan) met zijn opgaande bomen, akkers en ten slotte houtgewassen. Een tekening van de buitenplaats Lichtenbeek is ongeveer op het moment van taxatie gemaakt (zie fig. 38).

Fig. 38 Landgoed Lichtenbeek in ca. 1740.

Om te achterhalen of de hoeve op dezelfde locatie heeft gestaan als het latere landhuis, zijn de schets uit 1740, een kaart uit 1736 en een luchtfoto uit 2016 met elkaar vergeleken. Tussen de schets uit 1740 en de kaart van 1736 lijken er diverse overeenkomsten te zijn (zie bijlage 5). De hoeve met bijgebouwen zijn namelijk op beide figuren zichtbaar en lijken ongeveer op dezelfde plek te staan. Op de luchtfoto uit 2016 blijkt dit ook ongeveer dezelfde plek te zijn waar tegenwoordig het koetshuis,

57

de werkschuur en het boswachtershuis staan. Op de schets uit 1740 is ten noordwesten van de hoeve een grote open ruimte zichtbaar. Deze open ruimte is ook op de kaart van 1736 te zien. Als deze locatie wordt vergeleken met de luchtfoto, lijkt deze open ruimte de plek te zijn waar het latere landhuis gebouwd is. Hiermee kan aangenomen worden dat de hoeve niet op dezelfde plek als het latere landhuis heeft gestaan.

Fig. 39 Landgoed Lichtenbeek op kaart schependom Arnhem 1736. Ten zuidoosten van Lichtenbeek is de stad Arnhem gelegen.

Ten tijde van Everhard Jacob Brantzen is de formele parkaanleg tot stand gekomen. Dit moet dan zijn tussen 1741 en 1764, omdat hij in 1764 overleden is. Een mogelijke verklaring en de bron van

inspiratie voor de formele parkaanleg is er. De eigenaren Brantzen, Tulleken en Van Hasselt stammen namelijk uit regengeslachten en maken deel uit van regentenpatricitaat van Arnhem en Zutphen. Gedurende de 17e eeuw en erna wordt bezit van een buitenplaats voor dit regentenpatricitaat haast

gemeengoed. Diverse buitenplaatsen rond Arnhem kregen de gebroeders Brantzen in bezit. Eén van de broers was Everhard Jacob die in 1741 Lichtenbeek koopt. De opsommingen van bezittingen van de broers Brantzen en de aanschafjaren later laten wederzijdse beïnvloeding of inspiratie

vermoeden. Dit geldt mogelijk ook voor de formele parkaanleg.115 Lichtenbeek loopt wel achter met

58

deze formele stijl, in Frankrijk en in andere delen van Europa is de trend van deze formele stijl allang voorbij.116 Deze stijl werd ook toegepast op een aantal andere landgoederen in het

onderzoeksgebied. Een voorbeeld is landgoed Warnsborn, waar een grote formele tuin met onder andere een sterrenbos werd aangelegd. Op een paar punten verschilt deze aanleg wel. Het

sterrenbos is iets groter uitgevoerd en hedendaags nog zichtbaar. Verder werd deze tuin beduidend later aangelegd, namelijk tussen 1912 en 1915. Hier is sprake van de neoclassicistische stijl.117 Dat de

formele parkaanleg er nog niet voor Everhard Jacob Brantzen was, is te zien op de kaart uit 1736 (zie fig. 39). Daarop is nog niet het sterrenbos te zien. De maker van deze kaart tekent wel sterrenbossen of andere formele elementen bij andere landgoederen. Hiermee kan de conclusie worden getrokken dat voor 1741 nog geen sprake van een sterrenbos of een formele aanleg is.

Fig. 40 Lichtenbeek op fragment kaart ingekleurde de man 1802-1812.

116 van Dijken 1995, 28.

59

Lichtenbeek kende een grote geometrische aanleg, met een lange toegangslaan voor en een

sterrenbos achter het huis.De voorkant van het huis is naar de lange toegangslaan toe gericht.118 Het

huis vormt een referentiepunt voor het lanenstelsel. Als voorbeeld zijn er drie lanen die bij elkaar komen op de locatie van het huis. Dit is heel goed zichtbaar op de kaart van De Man (zie fig. 40). Vanuit het oosten komt een laan precies op het huis uit en vanuit het sterrenbos kan een denkbeeldige lijn naar het huis getrokken worden. Ten slotte loopt een laan over het huidige Vijverberg richting het huis. Deze drie lanen zijn ingepast in het oudere patroon van de

ontginningspaden die tussen 1751 en 1807 met laanbomen beplant zijn. Deze drie lanen zorgden voor een samenhangend geheel met de ontginningspaden die er al reeds lagen. In deze periode was ook de Amsterdamseweg beplant. Dit blijkt uit de bomenlaan, die zichtbaar is op de kaart van De Man (zie fig. 40). Rond die tijd was deze weg nog een karrespoor in het zand en functioneerde het al als een belangrijk verbindingsweg. Door de beplanting was de weg onderdeel van beide

landgoederen. Verder werd de beplanting niet als ‘storend’ gezien, de ontginningspaden werden namelijk ‘gewoon’ doorgetrokken naar de Vijverberg toe. Voor de hoofdstructuur heeft men gebruik gemaakt van de reeds aanwezige elementen (de ontginningspaden) die met laanbeplanting verfraaid zijn. Met formele stijlmiddelen is er samenhang in aangebracht. Het gebruik van de

ontginningspaden was goedkoper, maar ook praktischer. Het pad was bijvoorbeeld uitermate geschikt voor het vervoeren van hakhout met karren uit het bos.119

Fig. 41 Fragment minuutplan 1811-1832 waarop het assenkruis zichtbaar is.

Tevens zijn er nog elementen die buiten de periode van grote formele aanleg (1741-1764) vallen, maar wel degelijk tot de formele elementen behoren. Allereerst is een met lanen beplant assenkruis aangelegd. Dit assenkruis is zichtbaar op de kaart van De Man (zie fig. 40) en later op het minuutplan uit 1811-1832 (zie fig. 41). Op het kruispunt van deze lanen is een uitzichtpunt gecreëerd door een

118 Holwerda 2012, 8.

60

kunstmatige heuvel op te werpen. Deze heuvel wordt de Kleine Pol genoemd en is tegenwoordig ook nog zichtbaar.120 De formele elementen verdwijnen wel in de loop van de 19e en de 20ste eeuw. Zo

verdwijnt het sterrenbos in de eerste helft van 19e eeuw en een aantal rechte lanen verdwijnen in de

loop van de 19e eeuw.121 Ten slotte zijn er nog elementen die niet tot de formele aanleg gerekend

kunnen worden, namelijk de twee natuurstenen vazen, de monumentale bomen en de vier natuurstenen grenspalen.

Om een naam aan de formele stijl te geven is heel moeilijk. Jan Holwerda bevestigde dit door te zeggen dat er geen precieze formele stijl is, hij gaf de stijl nog wel de onofficiële overkoepelende naam ‘de stijl van de geometrie’, te relateren aan de geometrische vormen van de parkaanleg.122 Uit

onderzoek blijkt dat de formele aanleg kenmerken heeft van zowel de Frans classicistische tuin als de Hollands classicistische tuin. Het hollandsclassisme is een vroegere stijlvorm (1620-1680) die in Nederland zichtbaar is wanneer in Zuid-Europa de barok tot ontwikkeling komt. Het frans-classisme (1680-1720) is een barokke stijl. Een aantal kenmerken van de Hollands classicistische stijl zijn van toepassing op de formele aanleg bij het landgoed. Het eerste kenmerk van de stijl is dat de relatie tussen het huis en de tuin een wezenlijke rol speelt in zowel de architectuur als de plattegrond. Dit komt tot uiting in de vorm van een rechthoek die door een as in twee gelijke delen is verdeeld. Deze as is vaak loodrecht op het midden van het huis gericht. Dit is allemaal het geval bij Lichtenbeek en goed zichtbaar op een kaart van De Man (zie fig. 40). Een ander kenmerk is dat de rechthoekige tuin omsloten wordt door een boomsingel of een gracht. De boomsingel zorgt namelijk voor een naar binnen gericht karakter en is een belangrijk kenmerk van de Hollands classicistische tuin. Op de kaart van De Man is zichtbaar dat er ten minste aan drie kanten van de rechthoekige tuin boomsingels zijn. De functie van de tuinen is behalve die van profijt en sier, het verlenen van status aan de eigenaar.123

In vergelijking tot de Hollands classicistische stijl, is bij de Frans classicistische stijl de omgrenzing van de tuin niet meer zichtbaar en worden de assen voortgezet als zichtlanen. Tevens loopt de tuin bij deze stijl net zo als de Hollands classicistische stijl, namelijk symmetrisch langs de middenas. Daarnaast is de tuin tussen de zijassen (die evenwijdig aan de middenas lopen) in delen verdeeld.124

Toch beschikt de tuin niet over de benodigde diepte om tot een Frans classicistische tuin gerekend te worden. Alleen op een zeer aanzienlijke buitenplaats zie je deze stijl en in Nederland is het heel zeldzaam.125 Kortom de tuin neigt meer naar de Hollands classicistische stijl dan de Frans

classicistische stijl.

9.2

Aanwezige elementen

Een groot aantal elementen uit deze periode zijn nog zichtbaar (zie fig. 42). In deze periode zijn bijvoorbeeld in 1756 vier natuurstenen grenspalen geplaatst. Deze palen markeren de

gemeentegrens tussen Arnhem en Oosterbeek en zijn nog steeds goed zichtbaar (zie fig. 43). Alle palen staan op een kleine ronde verhoging. Door de afkondiging van het ‘Placaat op de jacht binnen deesen furstendom en graafschap’ door stadhouder Willem IV, was het noodzakelijk om deze grens vast te leggen. Dit plakkaat verleende de burgers in de Schependommen en de Veluwse

Schoutambten de vrije jacht in het gebied. Om moeilijkheden te voorkomen was het noodzakelijk om de grens nauwkeurig vast te stellen. Uiteindelijk werd door de provinciale landmeter W. Leenen de grens in 1756 voltooid.126

120 van Dijken 1995, 30. 121 van Dijken 1995, 30-32.

122 Persoonlijke communicatie, J. Holwerda, 5-4-2019. 123 Backer/Blok/Oldenburger-Ebbers 1998, 21-22. 124 Backer/Blok/Oldenburger-Ebbers 1998, 24-26. 125 Backer/Blok/Oldenburger-Ebbers 1998, 27. 126 Baltjes 1997, 12.

61

62

Fig. 43 Foto van de meest oostelijk gelegen natuurstenen grenspaal op Lichtenbeek. De grenspaal is een onderdeel van de gemeentegrens Arnhem-Oosterbeek uit 1756. De foto is op het zuiden georiënteerd.

Verder staan aan de huidige toegangslaan twee siervazen die in de 18e eeuw zijn vervaardigd. Dit zijn

natuurstenen vazen op gemetselde voet en verkeren nog in een goede staat.127 Daarnaast staan

bovenop een wildwal vier monumentale beukenbomen uit ca. 1750.128 De goed zichtbare wildwal en

greppel horen bij elkaar en op basis van de monumentale bomen behoren deze elementen tot de periode 1700 t/m 1775. Verder is er nog een rij bomen zichtbaar. Deze rij behoorde mogelijk tot een laan die vanaf het zuiden naar het middelpunt van het sterrenbos (de grafheuvel) liep. De rij is goed zichtbaar op de kaart van De Man uit 1802-1812. Deze bomenrij ligt haaks op een beukenlaan, die tevens zichtbaar is op de kaart van De Man. De laan is van een goede kwaliteit en bakent duidelijk de ondergrens van het sterrenbos af. De andere laan op de Vijverberg is ook nog relatief goed zichtbaar en ligt in het verlengde van de laan links bij het sterrenbos. Het laatste lijnelement is een goed zichtbare wal op de Vijverberg. Op de kaart van 1736 lijkt deze structuur zichtbaar te zijn. De AHN- specialist onderscheidde het als een moderne wal. Na dit ook aan de tuin- en

parkgeschiedenisdeskundige Jan Holwerda getoond te hebben, bleef nog steeds onduidelijk wat de precieze functie was. Bovenop, precies in het midden van deze wal, is een kleine heuvel zichtbaar. Naar beneden toe gericht is een opening gemaakt, waardoor het zicht op de vijvers vanaf de heuvel een stuk beter is. Door deze waarnemingen kan beweerd worden dat het om een uitkijkplek gaat. Ten slotte is er nog het kenmerkende jacht uitkijkpunt ‘De Kleine Pol’ (zie fig. 44). Het lijkt erop dat er vroeger een pad met bomen om deze heuvel heen liep. Tegenwoordig is de verhoging heel goed zichtbaar, maar is het uitzicht wel minder.129 Dit komt doordat de omgeving in de 19e eeuw nog een

hakhoutbos was dat regelmatig gekapt werd. Het was bijvoorbeeld een hakhoutperceel in 1832. Tegenwoordig is het bos eromheen geen hakhoutbos meer.130

127http://rijksmonumenten.nl/monument/8288/lichtenbeek:-natuurstenen-siervazen-op-gemetselde-voet-in- lodewijk-xv-vormen/arnhem/. Rijksmonumentnummer 8288.

128 Geldersch Landschap & Kasteelen, Inventarisatie Lichtenbeek 2004. 129 Persoonlijke communicatie, J. Holwerda, 5-4-2019.

63

Fig. 44 Foto van de Kleine Pol op Lichtenbeek. De foto is op het oosten georiënteerd.

9.3

Verdwenen elementen

Deze fase telt ook een aantal verdwenen elementen (zie fig. 46). Een verdwenen element uit deze periode is bijvoorbeeld een oud bouwland. Op de kaart van De Man (zie fig. 40) en op de kadastrale kaart van 1832 wordt dit bouwland weergeven. Op de kaart in 1736 is dit bouwland naar alle waarschijnlijkheid ook te zien, maar lijkt het iets te ver zuidelijk afgebeeld te zijn (zie fig. 39). Uit de taxatie van het landgoed in 1741, blijkt dat er tevens een bouwland aanwezig was.131 Op de kaart van

De Man (1802-1811) blijkt dat ten zuiden van het bouwland een bomenrij moet hebben gestaan. Uit verder onderzoek naar kadastrale kaart uit 1832 bleek dat het hierbij gaat om een rij met opgaande bomen (=loofbomen). Een ander element is het sterrenbos. Het middelpunt van dit sterrenbos, de grafheuvel, en de vier vakken van dit sterrenbos zijn nog wel zichtbaar, maar de rest van het sterrenbos niet meer. Verder zijn er nog een drietal boomgaarden. Bij de taxatie in 1741 worden deze boomgaarden al genoemd, maar pas op de kadastrale kaart van 1832 wordt de omgrenzing en de hoeveelheid boomgaarden op het landgoed zichtbaar. 132 Op de kaart van De Man is een perceel

zichtbaar, dat mogelijk te koppelen is aan de boomgaard.

In de vorige fase bleken al een aantal historisch wegen door Vijverberg te lopen, maar op de kaart van 1736 is een nieuwe weg zichtbaar, namelijk de Schelmse weg. Deze weg ligt nu op een volledig andere locatie. Een aantal lanen kunnen ook in deze fase geplaatst worden. De lanen behoren allemaal tot de formele parkaanleg en zijn daarnaast allemaal zichtbaar op de kaart van De Man (zie fig. 38). Alleen de meest westelijke laan, een laan die tegenwoordig alleen nog maar als een pad zichtbaar is, is al op een eerdere kaart uit 1736 te zien. Tussen 1741 en 1764, ten tijde van de formele parkaanleg, zijn deze lanen waarschijnlijk tot stand gekomen. Bij de meeste lanen is nog wel een pad zichtbaar. Alleen bij de oude toegangsweg is geen pad meer te zien. Echter op het AHN was de toegangsweg wel zichtbaar (zie fig. 45). Deze structuur werd vervolgens getoond aan de AHN- specialist en hij kon bevestigen dat het mogelijk een weg/pad kan zijn. Door de vrij rechte vorm en

131 Intern Archief GLK, dossiernummer 34106, doosnummer 653, inventarisnummer 1212. 132 Intern Archief GLK, dossiernummer 34106, doosnummer 653, inventarisnummer 1212.

64

het duidelijke hoogteverschil op het AHN is het mogelijk de toegangsweg. Ten slotte zijn er nog een viertal verdwenen gebouwen. Mogelijk is de voormalige tuinmanswoning nummer 1 op de

onderstaande kaart (zie fig. 46). Het gebouw wordt op de kadastrale kaart van 1832 als een ‘gebouw met erf’ beschreven. Op de kaart van De Man (zie fig. 40) en op de kaart van 1832 staat een

langwerpig gebouw (zie nr. 2 op fig. 46). Uit de kadastrale gegevens wordt niet duidelijk wat dit gebouw precies was. Het gebouw staat ten noorden van de oude toegangsweg. Ten zuiden van deze toegangsweg is op de kaart van De Man (zie fig. 40) nog een langwerpig gebouw zichtbaar (zie nr. 3 op fig. 46). Uit de kadastrale kaart van 1832 wordt het terrein als ‘huis, stal en erf’ vermeld. Op de kadastrale kaart van 1832 is ten slotte nog een gebouw ten zuidwesten van nummer 3 zichtbaar. Dit gebouw (zie nr. 4 op fig. 46) is nog niet zichtbaar op de kaart van De Man, maar uit de kadastrale kaart van 1832 blijkt het om een huis, stal en erf te gaan.

65

66

9.4

Waardering

Zowel de zichtbare als de verdwenen elementen uit de fase ‘1700 tot 1775’ zijn op basis van diverse criteria gewaardeerd (zie fig. 47 en bijlage 4). Alle formele elementen hebben samen een hoge ensemblewaarde. Dit zijn de lanen, de bomenrij, de wal met het uitzichtpunt, de Kleine Pol, de oude toegangsweg en het sterrenbos. De landschappelijke context is nog herkenbaar en deze elementen komen uit dezelfde periode. Deze elementen scoren hoog op de criteria representativiteit. De formele aanleg werd toegepast op diverse andere landgoederen en is daarmee kenmerkend voor deze periode. Op het gebied van zichtbaarheid zijn er wel verschillen zichtbaar. Alleen de Kleine Pol, de wal met het uitzichtpunt op Vijverberg en de zichtbare lanen scoren hoog op deze criteria. Bij de onzichtbare elementen is deze criteria niet van toepassing. Bij het criteria gaafheid zijn ook

aantoonbare verschillen. Het sterrenbos en de oude toegangsweg scoren zeer laag, omdat ze verstoord zijn. De Kleine Pol en de wal met het uitzichtpunt scoren juist hoog. Alle formele

elementen hebben een hoge informatiewaarde, ze zijn namelijk een belangrijke bron van kennis over de formele parkaanleg in de landgoederen rondom Arnhem. Hier is nog niet heel veel over bekend.

67

De overige elementen uit deze fase zijn ten eerste getoetst op de criteria zichtbaarheid. De vier grenspalen, de wildwal met de vier monumentale bomen en de siervazen scoren hier hoog op, omdat ze zijn goed zichtbaar vanaf het pad. Op de andere verdwenen elementen is deze criteria niet van toepassing. Op het criteria gaafheid scoren deze elementen tevens hoog, alleen de grenspalen scoren hier middelhoog op. Ze zijn verstoord door onkruid en andere beplanting. De zeldzaamheid van deze grenspalen is laag, zowel in het plangebied als in het onderzoeksgebied zijn er een groot aantal grenspalen. De wildwal, de greppel en het oude bouwland scoren hier ook laag op, omdat een groot aantal van deze elementen in het plan- en onderzoeksgebied voorkomen.

68

Hoofdstuk 10: Fase 6 – Landschappelijke parkaanleg (1775-

In document Lichtenbeek en Vijverberg (pagina 58-70)