• No results found

Fase 4 – 1580 tot 1700 n Chr.

In document Lichtenbeek en Vijverberg (pagina 52-58)

In de hoofdstuk worden alle cultuurhistorische elementen uit de periode 1580 tot 1700 beschreven en gewaardeerd. Deze periode wordt gekenmerkt door het eerste begin van landgoed Lichtenbeek. Allereerst wordt in dit hoofdstuk een algemene beschrijving gegeven, vervolgens worden de aanwezige en verdwenen elementen getoond en het hoofdstuk wordt afgesloten met een waardering.

8.1

Algemene beschrijving

De Gouden Eeuw begint vrijwel gelijk na de sloop van het klooster Mariëndaal in 1580. Of het voor iedereen in Arnhem een Gouden Eeuw was, valt nog te betwisten, maar het is wel duidelijk dat het voor de elite een goede tijd was. Rijke elite stichten namelijk verschillende landgoederen in de omgeving van Arnhem, waaronder het landgoed Lichtenbeek.104 De onteigening van de kerkelijke

goederen had als gevolg dat de Gedeputeerde Staten van het Kwartier van de Veluwe de gronden van de voormalige kloosters in beheer kregen. Bij het Klooster Mariëndaal was dit ook het geval. De landerijen en andere bezittingen van dit klooster kwamen in het beheer van de Staten van het Kwartier van de Veluwe. De Staten gaven het vervolgens uit in pacht of verkochten de grond. Lichtenbeek is op deze wijze ook ontstaan. 105 Oorspronkelijk heette het landgoed Ligtenbeek of

Lichtenbeeck en het ontleent haar naam aan een spreng op het tegenwoordige Vijverberg. 106

Een document uit 25 augustus 1651 is het eerste begin van landgoed Lichtenbeek. Wilhelm Craeyvanger (broeder van st. Nicolai-broederschap) en Bernt Harscamp (burgemeester Arnhem) hadden van het st. Nicolai Broederschap een zeker heetveld (=heide) met wat struikgewas in erfpacht gekregen, om vervolgens dit land tot bouwland te maken. Dit stuk heide was gelegen bij Dreijen. Uiteindelijk bleek het stuk heide te klein om een schaapsschot (=schaapskooi) of een huis erop te plaatsen. Vervolgens gingen beide eigenaren naar het Kwartier van de Veluwe toe, met het verzoek om het aangrenzende heetveld (heide) in erfpacht te nemen. Ze wilden dit veld tevens verbouwen en in cultuurbrengen. Dit verzoek werd op 22 april 1652 toegestaan en daarnaast werd aan Craeyvanger toestemming gegeven om gebruik te maken van de Mariëndaalse schaapsdrift.107

De schotten die zichtbaar zijn op figuur 33 zijn mogelijk te relateren aan het gebruik van deze schaapsdrift.

In 1666 werd de helft van erve Lichtenbeek uit de inboedel van de overleden Willem Craeyvanger en Christina van Wardt aan drie mensen verkocht, namelijk Everwijn, Harn en Otters. De andere helft van erve Lichtenbeek behoorde op het moment van zijn dood nog toe aan Bernt Harscamp. Everwijn, Harn en Otters verkochten hun drie delen aan Bernt Harscamp. Met als gevolg dat in 1689 beide gedeelten van Lichtenbeek in het bezit kwamen van de familie Harscamp. Kort daarvoor, in 1685, ontdekte Bernt Harscamp rijke waterwellen op het huidige Vijverberg en hij verwierf deze gronden nog in hetzelfde jaar.108 De heidegronden ten noorden van de Amsterdamseweg werden daarmee

toegevoegd aan Lichtenbeek. Op initiatief van Harscamp werden de bronnen verder uitgegraven tot sprengen en vijvers.109

104 Neefjes/Bleuming/Spek 2018, 72-73. 105 Holwerda 2012, 7.

106 Holwerda 2012, 7.

107 Intern Archief GLK, dossiernummer 34106, doosnummer 653, inventarisnummer 1212. 108 Intern Archief GLK, dossiernummer 34106, doosnummer 653, inventarisnummer 1212. 109 Monumenten Advies Bureau 1998a, 17-18.

51

Op de onderstaande kaart wordt het landgoed in de 17e eeuw afgebeeld (zie fig. 33). Op het

fragment van deze kaart staat Lichtenbeek met o.a. de naam van de eerste eigenaren (Craeyvanger en Harscamp) en verder staan er drie schotten (=schaapskooien) op. Een iets verder uitgezoomde versie van deze kaart geeft een goed beeld van Arnhem in de 17e eeuw. Hierop is te zien dat er naast

Lichtenbeek ook veel andere ontginningen waren (zie bijlage 15). Ter bescherming/begrenzing van de nieuwe ontginning werden er wildwallen omheen gelegd. Deze wildwallen zijn op de

onderstaande kaart van een rode lijn voorzien. Op de kaart lijkt ook een ontginningsas zichtbaar te zijn, namelijk de witte lijn die het landgoed in twee delen verdeeld. Vanuit deze ontginningen werd de heide in het gebied er omheen ontgonnen. Het heetveld (heide) die Craeyvanger en Harscamp in erfpacht namen, is naar alle waarschijnlijkheid door middel van deze as ontgonnen. Op de kaart (zie fig. 33) kan mogelijk ook de oostkant en de westkant van de ontginning als een ontginningsas gezien worden. Vanuit deze twee assen en de eerder genoemde as, zijn de ontginningsassen doorgetrokken naar de Vijverberg toe. Dit is voor het eerst zichtbaar op een kaart van 1736 en ze dienden als basis voor het formele lanenstelsel dat in he volgende hoofdstuk aan bod komt.110

Fig. 33 Fragment kaart kopie Arnhem uit de 17e eeuw (kopie komt uit 1916). Op de kaart staat de ontginning van het landgoed Lichtenbeek in de 17e eeuw. Verder zijn de namen van de eerste eigenaren, twee schaapsschotten, drie wegen en de hoeve zichtbaar. Ten zuidoosten van deze ontginning ligt de stad Arnhem.

Naast de ontginningen wordt deze periode gekenmerkt door de ontwikkeling van de infrastructuur. Nabij het landgoed zijn drie historische wegen zichtbaar (zie fig. 33). Ten noorden van Lichtenbeek is de Harderwijkerweg in naam en lijn zichtbaar. Vanaf het centrum van Arnhem loopt deze weg naar de Hanzestad Harderwijk toe. Onder deze weg loopt de Amsterdamseweg. De naam van deze weg ontbreekt, een mogelijke verklaring is dat de Harderwijkerweg belangrijker werd geacht. Ten slotte

52

ligt ten zuiden van de ontginning de Utrechtseweg (zie fig. 33). De ligging van de weg is opmerkelijk te noemen, omdat tegenwoordig deze weg een stuk zuidelijker gelegen is.111

Ten westen van Lichtenbeek en Vijverberg moet ook nog een schaapsdrift gelegen hebben. Hedendaags is deze schaapsdrift niet meer zichtbaar, maar een mogelijke locatie is wel te achterhalen. Op de kaart ‘kopie Arnhem 17e eeuw’ zijn twee schaapschotten zichtbaar en aan de

westkant van de ontginning ontbreekt de wildwal. Een mogelijke verklaring is dat de schapen vanuit de schotten naar de westkant van Lichtenbeek werden geleid en van daaruit door de lager gelegen gebieden naar de heidevelden in het noorden toegingen. Een natuurlijk verhoging, die ter plekke zichtbaar is in het veld, kan daarbij als een wal hebben gediend.

8.2

Aanwezige elementen

Tot de hedendaags zichtbare elementen uit deze periode behoort een historische weg (zie fig. 34 en 35). Tegenwoordig is deze weg de Amsterdamseweg (zie fig. 34). Deze weg loopt tussen Lichtenbeek en Vijverberg door en is tegenwoordig een stuk breder (2-baansweg aan beide kanten) dan rond de 17e eeuw. Op de kaart ‘kopie 17e eeuw’ is deze weg zichtbaar, maar staat er geen naam bij. Op de

kaart De Man 1802-1812 is deze weg ook al zichtbaar, maar staat er de naam ‘Postweg’ bij.

Fig. 34 Foto van de Amsterdamseweg tussen 1935 en 1940. De foto is op het oosten georiënteerd.

53

Fig. 35 Topografische kaart plangebied met aanwezige elementen uit de periode 1580-1700.

8.3

Verdwenen elementen

De verdwenen elementen uit deze fase liggen op zowel Lichtenbeek als Vijverberg (zie fig. 36). Op Lichtenbeek ligt een restant van een oude laan. Deze laan is tegenwoordig niet meer zichtbaar, maar ligt wel precies op de locatie van oude ontginningsas die zichtbaar is op de kaart ‘kopie 17e eeuw’.

Verder is op Lichtenbeek ‘den ouden Utrechtse weg’ gelegen. Deze weg ligt er tegenwoordig niet meer, maar de mogelijke ligging van de weg is wel te schatten op basis van de grenspalen uit 1756. Deze grenspalen markeren de gemeentegrens tussen Arnhem en Oosterbeek en werden geplaatst langs de Utrechtseweg. Op Vijverberg ligt een historische weg, namelijk een Hessenweg. De

54

eeuw was de weg al in gebruik. 112 Verder zijn er nog twee schaapsschotten en een gebouw die alleen

op de kaart ‘kopie Arnhem 17e eeuw’ zichtbaar zijn (zie fig. 33). Waarschijnlijk betreft het gebouw

een boerenwoning die tevens bij de taxatie in 1741 wordt genoemd.113

Fig. 36 Topografische kaart plangebied met verdwenen elementen uit de periode 1580-1700.

112 Bijlsma et al 2001, 21-22.

55

8.4

Waardering

Zowel de aanwezige als de verdwenen elementen uit de fase ‘1580 tot 1700’ zijn op basis van diverse criteria gewaardeerd. De criteria schoonheid is alleen van toepassing op de zichtbare elementen. De Amsterdamseweg scoort op deze criteria laag, omdat deze weg niet meer de oorspronkelijke verschijningsvorm heeft. Als wordt gekeken naar de gaafheid scoren alle elementen laag. De hoeve en de schaapsschotten zijn namelijk verstoord, doordat ze simpelweg gesloopt zijn. De laan is verstoord doordat Jan Trakranen de ommuurde moestuin op een deel van deze laan plaatste. De Utrechtseweg en de Hessenweg scoren op deze criteria ook laag. Op de andere elementen is deze criteria niet van toepassing, omdat geen archeologisch vondstmateriaal aangetroffen kan worden. Op de criteria zeldzaamheid scoren alle historische wegen uit deze fase laag. De historische wegen lagen namelijk dicht bij elkaar en een groot aantal wegen lagen in het onderzoeksgebied. De hoeve en de twee schaapsschotten scoren hier ook laag op. De laan heeft een iets hogere score, omdat het de enige laan in het plangebied is. Op de criteria ensemblewaarde scoren de historische wegen wel hoog. De wegen waren namelijk een onderdeel van de infrastructuur rondom Arnhem in de 17e

eeuw. Ten slotte is er nog gewaardeerd op basis van de representativiteit. Alle elementen scoren hier hoog op, omdat ze karakteristiek zijn voor deze periode op Veluwe. De ontwikkeling van de

infrastructuur, het houden van schapen en het ontginnen van de woeste grond zijn kenmerkend voor de periode 1580 tot 1700. Op figuur 37 en in bijlage 4 wordt de waarde van elk element weergeven.

56

Hoofdstuk 9: Fase 5 – Formele parkaanleg (1700-1775 n.

In document Lichtenbeek en Vijverberg (pagina 52-58)