• No results found

Terreinbeherende organisaties

Hoofdstuk 5 Een analyse van landgoederenbeheer door particulieren en terreinbeherende organisaties

2. Landgoederen en landgoedbeheer in historisch perspectief

2.2 Kenmerkende onderdelen en kwaliteiten

2.2.2 De tuin en het park

2.2.2 De tuin en het park

Een systematische en serieuze aanleg van tuinen en parken bij landgoederen kwam op, op het moment dat het belang van de veiligheid afnam. De eerste landgoederen bezaten echter al wel vaak een besloten moestuin. Bovendien bezaten landgoederen die beheerd werden door kloosterorden behalve moestuinen vaak ook tuinen die aangelegd waren vanuit symbolische overwegingen en devotiemogelijkheden.82 Toch begint de Nederlandse tuincultuur zich pas werkelijk vanaf de Renaissance te ontwikkelen.83 Vanaf deze periode werd een deel van het totale grondoppervlak van landgoederen gebruikt voor de inrichting van tuinen of parken. Dit betekent dat een deel van het functionele grondgebruik heringericht werd ten behoeve van de esthetiek en de ontspanning. Maar ook ingrepen die hoofdzakelijk esthetisch lijken, zijn tegelijkertijd deels functioneel verklaarbaar.84

Houtwallen zorgen voor een statige indruk, maar werden bijvoorbeeld ook aangelegd als bescherming tegen de wind.

79 Booy, R.E. (e.a.), (1981), p. 24, 27

80 ibidem

81 Dortmans, C., (1995),p. 11

82 Schouten, M. (1999), p. 101

83Booy, R.E. (e.a.), (1981), p. 16

2.2 Ken m er ke nde o nder del en e n k w al it ei ten

3

5

Met de aanleg en het bezit van tuinen toonde de eigenaar zowel zijn vermogen als zijn kennis van kunst en cultuur. 85 De tuin speelde een belangrijke rol in het uitdragen van de macht en status van de eigenaar. Om deze reden was het belangrijk tuinen – binnen de persoonlijke voorkeuren van de eigenaar – aan te passen aan de algemeen heersende smaak. De „typische‟ Renaissancetuin is te herkennen aan de geometrische vormentaal van bijvoorbeeld de perken en het eveneens geometrische karakter van de boom- en waterpartijen. De geometrische vormgeving maakte een functionele indeling van de

siertuin, boomgaard en bijvoorbeeld de rozentuin eenvoudig mogelijk.86 Deze Renaissancetuin werd ten tijde van de Barok gewijzigd tot een sterk gestructureerde aanleg. Het geometrische karakter van de tuin bleef bewaard en werd zelfs extra benadrukt. Door de aanleg van een lanenstelsel werden alle onderdelen van de tuin, en van het hele landgoed tot een geheel gemaakt.

In de achttiende en negentiende eeuw werd het belang van het bezit van tuinen en parken nog groter. Bovendien verschoof de betekenis van het bezit enigszins. 87

Verandering in de beleving van de natuur en van het landschap was hiervoor bepalend. De natuur moest weer gewaardeerd kunnen worden om de schoonheid van de natuur zelf, zonder het vast te leggen in rigide vormen. Met name de achttiende eeuw is de periode waarin diverse eerder ingezette ontwikkelingen uiteindelijk uitkomen tot een definitieve bewustwording van het landschap als zodanig. 88 De mens keerde zich met overgave naar het landschap.89 De op de schilderijen verbeelde geconstrueerde ideale landschappen vormden het nieuwe uitgangspunt. 90 De meeste bestaande Baroktuinen werden omgevormd tot landschappelijke tuinen, die uiterst nauwkeurig opgebouwd werden uit

85 Albers, L.H., (1987), p. 23

86 Booy, R.E., (e.a), (1981), p. 16

87 Het werd bijvoorbeeld gebruikelijk om te spreken van tuinkunst, als een van de kunstvormen naast schilderkunst, literatuur en architectuur. Daarnaast werd de tuinkunst ook steeds vaker in verband gebracht met de schilderkunst, met name wat betreft compositieprincipes. Zie Albers, L.H., (1987), p. 21, 30, 36, en Laars, van der, R., (2007), p. 26

88 Lemaire, T., (1970), p. 35

89 Lemaire, T., (1970), p. 31

90 Lemaire, T., (1970), p. 34

Afb. 2.4 De typische Renaissancetuin; strak opgedeeld in perken

Afb. 2.5 De tuinen bij kasteel het Loo in Apeldoorn; de bekendste baroktuinen van Nederland. De zichtas gaat vanuit het tuinencomplex door in de omliggende gebied

2.2 Ken m er ke nde o nder del en e n k w al it ei ten

3

6

slingerpaden, slingervijvers, grote grasvelden, groepen bomen, kleine reliëfverschillen en diverse gebouwtjes.91 De slingerpaden vormden een belangrijk structurerend element en resulteerden bovendien in aangename en verrassende wandelroutes. Het uiteindelijke doel van deze invulling was dat de tuinen in het geheel van de landelijke omgeving werden ingepast, als decor van waaruit het landschap in optimale vorm beleefd kon worden. Deze stijl waaide vanuit Engeland over naar het vaste land van Europa en heeft als Engelse landschapsstijl veel navolging gehad.

De meeste bewaard gebleven tuinen laten nog altijd kenmerken zien van deze landschappelijke aanleg. Binnen de Engelse landschapstuinen hebben in de negentiende en twintigste eeuw dan ook voornamelijk kleine ingrepen plaatsgevonden. In de loop van de negentiende eeuw verschoof de aandacht van de kunst naar de wetenschap. In de tuinen is dit terug te zien in bijvoorbeeld de exotische planten en bomen die geplant werden.92 Tuinen werden ook vaker opengesteld voor algemeen publiek, vanuit het idee dat het in aanraking komen met natuur en landschap een heilzame werking had (zowel fysiek als geestelijk). De twintigste eeuw bracht weinig nieuwe impulsen met zich mee. Eigenaren konden steeds vaker het onderhoud en de aanleg van tuinen en parken niet meer bekostigen, waardoor tuinen gedeeltelijk of in zijn geheel verdwenen zijn. De huidige bestaande tuinen dragen vooral uit dat ze een onderdeel vormen van (de historie van) het landgoed. De esthetiek

91 Booy, R.E. (e.a.), (1981), p. 16 en Albers. LH., (1987), p.31. Deze gebouwen (folies) werden opgebouwd in diverse stijlen. Dit was afhankelijk van de voorkeur van de eigenaar. Geliefd en populair waren de in Chinese stijl gebouwde theehuizen.

92 Albers, L.H., (1987), p. 36

Afb. 2.6 De tuinen van landgoed Stourhead in Wiltshire. De tuinen zijn halverwege de achttiende eeuw in de landschappelijke tuin aangelegd, en hebben veel invloed gehad op de tuinarchitectuur in de achttiende en negentiende eeuw in heel Europa.

2.2 Ken m er ke nde o nder del en e n k w al it ei ten

3

7

en verschijningsvorm zijn nog altijd belangrijk, maar nu vanuit de continuïteit met en de positie in het verleden. De (weinige) ingrepen die tegenwoordig nog plaatsvinden in tuinen zijn meestal gericht op herstel van de historische landschappelijke aanleg. Tuinen en parken van landgoederen zijn tegenwoordig hoofdzakelijk uitingen van de tuinkunst uit het verleden en hebben hierdoor een cultuurhistorische betekenis gekregen.93 Wel moet daarbij opgemerkt worden dat veel oorspronkelijke historische elementen - van voor de Engelse landschapsstijl uit - niet meer terug te vinden zijn. Een uitzondering hierop vormt het lanenstelsel, dat in veel landgoederen nog voorkomt en gekoesterd wordt vanwege het onderscheidende karakter.

2.2.3 Het bos

Het bos vormt een belangrijk onderdeel van het landgoed, omdat het niet zoals de tuinen alleen geld kost, maar behalve plezier en ontspanning ook geld kan opbrengen. Het bos werd hoofdzakelijk aangelegd voor de houtproductie, maar daarnaast werd het ook gebruikt voor de jacht en gewaardeerd vanwege het natuurschoon. De economische motieven voor het bosbezit waren wel overheersend. Landgoedeigenaren kenden vanuit landschappelijk oogpunt echter grote waarde toe aan bossen. Het waren de landgoedeigenaren die met name in de negentiende eeuw grote opgaande bossen aanplantten. In de twintigste eeuw waren het eveneens de landgoedeigenaren die ervoor zorgden dat het ontstane landschap niet verloren ging als gevolg van ontwikkelingen in de landbouw en de grootschalige kap door de economisch slechte tijden rond de Eerste Wereldoorlog.94 Aan het huidige kaartbeeld is ook nog altijd de betekenis van landgoederen voor de bossen in Nederland te zien. Gebieden waar veel landgoederen gesticht zijn, behoren tot de bosrijkste gebieden van Nederland.95

Voor de negentiende eeuw waren bossen bij landgoederen kleiner van schaal. Soms was het bos zelfs alleen als parkbos aanwezig. De aanwezige bossen werden aangelegd ten gunste van houtproductie, jacht en natuurschoon.96 De vraag is telkens welke van de drie functies de meeste ruimte en aandacht in het beheer kreeg. Dit blijkt zowel afhankelijk te zijn van de keuzes en voorkeuren van de landgoedeigenaar, als ook van culturele, maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Tot aan (halverwege) de negentiende eeuw voerde de economische functie van het bos niet de boventoon. De verschijningsvorm van het bos moest (meestal) voldoen aan de heersende smaak.. In het begin van de achttiende eeuw was dit het sterrenbos; een aanleg waarin de bomen samen met paden een stercompositie creëren. In de loop van de achttiende en negentiende eeuw werd juist het landschappelijke karakter gewaardeerd; zorgvuldig opgebouwd door een combinatie van kleinschaligheid en een afwisseling van bomensoorten. Het bos werd hierdoor (in ieder geval gedeeltelijk) een recreatieruimte, waarin gewandeld en gejaagd kon worden.97

93 Albers, L.H., (1987), p. 38

94 Cruyningen, van, P.J., (2004), p. 63

95 Booy, R.E. (e.a.), (1981), p. 17

96 Albers, L.H., (1987), p. 42

97 Hoewel de wandeling een redelijk nieuw fenomeen is, komt het uitoefenen van de jacht al voor sinds het begin van de ontstaansgeschiedenis van landgoederen.

2.2 Ken m er ke nde o nder del en e n k w al it ei ten

3

8

In de negentiende eeuw veranderde dit doordat de opbrengsten uit de houtproductie steeds belangrijker werden. Hiervoor zijn de industrialisatie, opkomende mijnbouw en de crisis in de landbouw bepalend geweest. Met name door de ontwikkelingen in de mijnbouw, als gevolg van de opkomende industrialisatie, nam de vraag naar hout enorm toe. Voor grootgrondbezitters werd het hierdoor gunstig bos aan te planten. Dit werd versterkt doordat de overheid uit het oogpunt van de moderne ontwikkelingen bosaanplant stimuleerde met fiscale voordelen; de grondbelasting voor woeste gronden beplant met bos ging omlaag.98 Op historische kaarten is de impact van deze maatregelen goed zichtbaar. Vanwege de slechte tijden voor de landbouw, werd het bos niet alleen aangeplant op slechte gronden, maar ook op de voor de landbouwdoeleinden geschikte gronden.99 De nadruk op de economische functie betekende verder een verandering in het houtbestand zoals dat bekend was. Er ontstond een behoefte aan boomsoorten met een relatief korte omlooptijd; bomen zoals de fijnspar, lariks en douglas werden in deze periode in grote aantallen ingeplant.100 Deze economische functie van het bos ging ten koste van de kleinschaligheid en variaties in het bos en daarmee ook ten koste van de gewaardeerde landschappelijke waarden.

De economische en esthetische motieven achter de ontwikkeling en het beheer van bossen behorende tot landgoederen kunnen niet gelijktijdig in dezelfde mate aanwezig zijn. Ze wisselden elkaar – naar culturele en maatschappelijke ontwikkelingen – af. De jacht neemt een tussenpositie in en stelt minder harde eisen aan de verschijningsvorm van het bos. In de huidige tijd is de jacht echter steeds minder gebruikelijk.101 Daarnaast lijkt de economische activiteit van het bos tegenwoordig uitgespeeld te zijn; de eigenaar legt weer geld toe op het bosbeheer.102 De natuur- en ecologische waarden van de bossen zijn echter juist enorm toegenomen. De leeftijd van de bossen is hiervoor een belangrijke voorwaarde. De consequentie is dat de onderhouds- en beheerkosten van bossen vrij hoog zijn.

98Buis, J., Verkaik, J.P., (1999), p. 23

99 Booy, R.E. (e.a.), (1981), p. 17

100 ibidem

101Zie bijvoorbeeld Landgoed.info dit komt onder meer vanwege de negatieve perceptie op de jacht.

102 Zie bijvoorbeeld: „het zijn weer magere jaren in de particuliere bosbouw‟, in Trouw 04-11-2009

2.2 Ken m er ke nde o nder del en e n k w al it ei ten

3

9

2.2.4 Landerijen: landbouwgronden en natuurterreinen