• No results found

Bedreigingen en bestaansrecht

2.4.2 De menselijke omgeving: het sociale karakter

2.6 Bedreigingen en bestaansrecht

rei gi ng en en b es taan sr ec ht

5

5

tijd en het niet een relict uit het verleden is. Welke offers moeten worden gemaakt om aan dit systeem te blijven voldoen? Accepteren we het bijvoorbeeld als natuurterreinen binnen landgoederen verloren gaan om ruimte te maken voor woningen, waaruit inkomsten gehaald kunnen worden?

Er moet gekeken worden naar het doel van waaruit landgoederen beheerd worden en naar het belang van het behoud van landgoederen voor de samenleving. Gaat het om het behoud van bepaalde elementen uit diverse periodes in de nationale en lokale geschiedenis, of gaat het om het behoud van een beheersysteem dat eveneens duidelijk historische wortels heeft. In het algemeen kan gezegd worden dat in het verweven systeem van het landgoed het economisch systeem niet het einddoel vormde, maar de voorwaarde. Het hoofddoel van de exploitatie van landgoederen is niet een winstmaximalisatie, maar het zorgen voor een continuïteit van het landgoed.166Het doel om landgoederen in de huidige tijd te behouden kan ook een combinatie zijn, waarbij behalve zorg voor het behoud van historische elementen, ook het verweven landgoedsysteem (in bepaalde mate) behouden blijft. Dit verweven systeem kan voor de toekomst van het beheer van het Nederlandse landschap een voorbeeldpositie innemen. Alle onderdelen van het landgoedbeheer kunnen namelijk gekoppeld worden aan het duurzaamheid denken; er moet duurzaam economisch, landschappelijk en sociaal beheer plaatsvinden om landgoederen voor de toekomst te behouden.

2.6 Bedreigingen en bestaansrecht

2.6.1 Bedreigingen

Er is in de twintigste eeuw voor het eerst in de geschiedenis van landgoederen aandacht en geld vanuit de Rijksoverheid besteed aan landgoederen, vanuit het besef dat het belangrijk is om ze in stand te houden voor toekomstige generaties. De invoering van verschillende steunmaatregelen (waaronder de Natuurschoonwet) heeft er echter niet toe geleid dat de belangrijkste bedreigingen van het voortbestaan van landgoederen zijn verdwenen. Nog altijd zijn de hoge kosten en lage opbrengsten gevaren voor de continuïteit van landgoederen. De onderdelen van landgoederen hebben namelijk een continue vorm van beheer en onderhoud nodig. Met name het beheer en onderhoud van de gebouwen en de parken en tuinen zijn niet te onderschatten. Om deze reden komt het regelmatig voor dat de gebouwen behorende tot het landgoed verhuurd worden. 167

Hierdoor valt een

belangrijk deel van onderhoud en beheer weg, en worden bovendien extra inkomsten verworven. Tuinen en parken blijven

166 Cruyningen, van, P.J., (2004), p. 127

167 Tromp, H., Henry-Buitenhuis (red.), (1991), p.19

Afb. 2.18 de noordgevel van het woonhuis van landgoed Voorstonden in vervallen staat, ergens in de jaren zeventig van de twintigste eeuw.

2.6 Bed rei gi ng en en b es taan sr ec ht

5

6

vaak wel in eigen beheer en hebben veel onderhoud nodig. Dit ondanks het feit dat veel tuinen bij 1landgoederen in Nederland aangelegd zijn in de landschappelijke stijl, die enige verwaarlozing kan trotseren.168 De tuinen en parken, en ook de bossen bestaan uit levend materiaal en zijn daarom aan verandering onderhevig.169 Van aanvullende zorg op de continue onderhoudstaken is de ecologische houdbaarheid van tuinen, parken en bossen. Vele nog bestaande tuinen, parken en bossen tonen ons het beeld dat de landgoedeigenaar en tuinarchitect in de negentiende eeuw voor ogen hadden.170

Hieraan is sinds die tijd weinig ingrijpends gewijzigd. Dit betekent dat bijvoorbeeld het grootste deel van het bomenbestand nog gelijk is aan de oorspronkelijke aanleg. Behalve het alledaagse onderhoud zijn dan wezenlijke ingrepen aan de orde. Wat een extra kostenpost met zich meebrengt is dat het gaat om een ingreep in een bestaand geheel. Dit betekent dat de keuze voor de goedkoopste en efficiëntste ingreep vaak niet zomaar genomen kan worden, aangezien dit op geen enkele manier aansluit bij het beeld van het landgoed als geheel.

Essentieel voor de handhaving van landgoederen in de toekomst is een opvolger. Het zijn van oudsher particuliere eigenaren die landgoederen vormgaven, verder ontwikkelden met als uiteindelijk doel het overgeven op de volgende generatie. 171 Dit doorgeven op de volgende generatie heeft met name in de twintigste eeuw veel problemen gekend, die resulteerden in onder meer de versnippering, de verkoop en het verloren gaan van landgoederen. Aangezien een landgoedeigenaar testamentair niet zonder meer de erfgenamen kan verplichten tot het in zijn geheel in standhouden van het landgoed en aangezien niet elke erfgenaam dezelfde affiniteit met het landgoed en de diverse functies zal hebben als de erflater, kan er veel veranderen bij de opvolging van generaties.172 Het belangrijkste voordeel van het landgoed als erfgoed is dat het bezit binnen de familie blijft. Andere minder gunstige gevolgen van vererving van landgoederen zijn ook al in het verleden te zien; in Nederland gold een verdeling van de erfenis over de kinderen, waardoor landgoederen in de praktijk verdeeld konden worden over de verschillende kinderen.173 Met de wisseling op generaties konden landgoederen dus groeien of krimpen. Deze situatie bestaat nog altijd. Het hoeft echter geen versnippering van het bezit te betekenen, maar er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over het (centraal) beheer. Het aanstellen van een rentmeester is in dergelijke gevallen zeer effectief. Bij de vererving van een landgoed keren ook telkens de zware successielasten terug. De overheid heeft met de Natuurschoonwet een mogelijkheid voor lastenverlaging gecreëerd. Ondanks deze maatregel werden nog altijd landgoederen verkocht of geschonken aan terreinbeherende organisaties. Dit gebeurde behalve vanuit economische overwegingen ook vanuit ideële overwegingen, waarbij culturele, natuurlijke en maatschappelijke waarden een belangrijke rol speelden.174 Een direct gevolg van deze overnamen is dat landgoederen niet langer in hun continuïteit bedreigd werden, waardoor het behoud op deze manier verzekerd werd.

2.6.2 Bestaansrecht

Zowel de Rijksoverheid als particuliere landgoedeigenaren hebben diverse maatregelen getroffen die moeten helpen om landgoederen voor de toekomst te kunnen behouden. De vraag is waarom we als maatschappij hier middelen en tijd voor inzetten. Gaat het puur om het behoud voor toekomstige generaties, of spelen andere belangen een rol? En misschien wel belangrijker is de vraag

168 Wijck, van, H.M.W., (1982), p. 519

169 Wijck, van, H.M.W., (1982), p. 524

170Tromp, H., Henry-Buitenhuis (red.), (1991), p.17

171Tromp, H., Henry-Buitenhuis (red.), (1991), p.19

172Booy, R.E. (e.a.), (1981), p. 28, 30

173 Cruyningen, van, P. J., (2004), p. 37. Groot-Brittannië kende daarentegen het erfrecht voor het oudste kind.

2.6 Bed rei gi ng en en b es taan sr ec ht

5

7

om het behoud van welk beeld van het landgoed gaat het? Landgoederen zijn door opeenvolgende generaties eigenaren vormgegeven en hebben zo gezegd nooit een duidelijk eindpunt of –beeld gehad. Wat kiezen we te behouden en wat verdwijnt hierdoor? Een belangrijke vraag die in dit kader gesteld kan worden betreft de inspanningen om landgoederen te behouden; want hebben landgoederen die nauwelijks zelfstandig kunnen functioneren nog wel een bestaansrecht?

Als we teruggaan naar het meest basale motief om landgoederen te behouden gaat het om de keuze of we als maatschappij (bijzondere) historische elementen wensen te behouden of niet. Allereerst al door de wet en regelgeving hebben we als maatschappij bepaald dat niet zomaar alles kan en mag verdwijnen. Wanneer mensen op een landgoed lopen zullen ze bovendien deze vraag niet zomaar stellen. Dit heeft te maken met een waardering. Tijdens een bezoek aan een landgoed worden niet alleen de elementen waaruit landgoederen bestaan gewaardeerd, maar ook het beeld van het landgoed als geheel. Dit is niet alleen het beeld van de samenhang van de diverse onderdelen, maar ook het beeld van de tijd, van een bepaalde geschiedenis en van de keuzes van opeenvolgende eigenaren. Landgoederen zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt dus van belang, omdat ze een beeld geven van de lokale geschiedenis. Deze cultuurhistorische waarden zorgen tegelijkertijd ook voor het recreatieve belang van landgoederen. Elk landgoed heeft zijn eigen ontstaans- en bewoningsgeschiedenis, waardoor ook elk landgoed zijn eigen verhaal heeft. Deze eigen geschiedenis is voor de recreatie een belangrijk aspect. Het maakt optimale beleving mogelijk, en beleving is in de huidige recreatie- en vrijetijdsmarkt essentieel.175 De recreatie en belevingswaarde van landgoederen zijn niet zomaar ongrijpbare waarden, maar hebben gevolgen voor de economie van het landgoed en voor de omliggende omgeving. Investeringen in erfgoed – in de vorm van onderhoud en restauraties – zijn zowel goed voor de (lokale) werkgelegenheid als voor recreatie en toerisme.

Behalve deze culturele en recreatieve belangen van landgoederen speelt ook nog het landschappelijk en ecologisch belang. Met het behouden van landgoederen blijven ook de bijbehorende natuur- en bosterreinen behouden voor de toekomst. Dit betekent een actief beheer van natuurgebieden en bossen. Dit is positief voor de biodiversiteit en voor bijzondere ecologische waarden. Natuurlijk staan deze landschappelijke belangen in wisselwerking met de recreatieve belangen; in toenemende mate vinden mensen het belangrijk dat natuur en landschap behouden blijven en hechten waarde aan het beleven van diverse landschappelijke elementen.176 Daarnaast kunnen landgoederen ook een belangrijke rol vervullen in de ruimtelijke inrichting van een bepaald gebied. Gezien de verstedelijking en schaalvergroting lijken steeds meer plekken in Nederland op elkaar. Landgoederen vormen hier uitzonderingen op. In het landschap is dit te zien doordat binnen landgoederen diverse stijlelementen en verticale componenten waarneembaar zijn. Van een afstand is het huis al als hoogtepunt in het landschap te zien. Behalve het huis is ook in het terrein door de afwisselende kleinschaligheid het landgoed als afzonderlijke eenheid in het omliggende landschap waarneembaar.

Het eerder beschreven landgoedsysteem kan eveneens een belangrijk motief zijn voor het behouden van landgoederen. De manier van het gebruik van het buitengebied is namelijk uniek. Het is een systeem dat in het midden van het buitengebied staat, met aan de ene zijde het agrarisch bedrijf en aan andere zijde natuurgebieden beheerd door terreinbeherende organisaties. In deze benadering gaat het om een duurzaam gebruik van alle onderdelen van het landgoed, aangezien alle onderdelen noodzakelijk zijn voor het gebruik, beheer en behoud van het landgoed. Dit gebruik van het buitengebied waarin alle lagen op elkaar liggen en elkaar nodig hebben, kan voor de toekomst in Nederland ontzettend interessant zijn. Het systeem waarin de landbouw, bosbouw, recreatie, natuur en eventueel het wonen in elkaar schuiven tot een ideale mix, waardoor het economisch draaiend te

175 Jacobs, M., (2002), p. 12

176

2.7 De p ar ti cu lier e la nd goede ig en aar

5

8

houden is, kan toekomstperspectief bieden voor het vraagstuk van landschapsbeheer en de discussie over natuurbeheer door boeren.

De diverse vormen waarin landgoederen tegenwoordig nog voorkomen bieden dus niet directe aanleidingen voor een discussie over de vraag of (alle) landgoederen behouden moeten blijven. Landgoederen met een nog economisch gezond functionerend systeem, maar met weinig natuurwaarden kunnen waardevol zijn voor de historie van de plek en vanwege het economische systeem met bijbehorend gebruik van de ruimte. Landgoederen die economisch niet meer volledig functioneren en afhankelijk zijn van een terreinbeherende organisatie, kunnen het behouden waard zijn vanwege de natuur- en cultuurwaarden van het terrein. Landgoederen die economisch gezond functioneren hebben bovendien een financieel belang voor de eigenaar. Dit is – in tegenstelling tot de eerder genoemde belangen – een privaat belang, dat echter wel weer een rol speelt in het behoud van het landgoed en dus in het publieke belang van landgoederen.

2.7 De particuliere landgoedeigenaar

2.7.1 De landgoedeigenaar in het verleden

Landgoedeigenaren uit de negentiende en twintigste eeuw kunnen in een lange en rijk gelaagde beheer- en eigendomstraditie geplaatst worden. De basis werd gelegd door rijke edelen (veelal wereldlijke leiders) in de Middeleeuwen, die net als bisschoppen op grote schaal de woeste gronden lieten ontginnen.177 Bezittingen werden – hoewel door de tijd van grootte en aanzien veranderd – overgegeven binnen de familie van generatie op generatie.178 Doordat de bezittingen in de familie werden doorgegeven, kregen landgoedeigenaren een onderscheidende positie in de omgeving. Hoewel ze voor de ontwikkeling van hun landerijen afhankelijk waren van de boerenbevolking die de gronden pachtte, waren de pachters in veel grotere mate afhankelijk van landgoedeigenaren. In pachtovereenkomsten werden voorschriften vastgelegd waaraan pachters zich moesten houden. Uit deze voorschriften kunnen de doelen die landgoedeigenaren met hun bezit hadden, afgelezen worden. Zo diende de exploitatie van een landgoed zeker een economisch doel, maar was het hoofddoel een continuïteit in bezit.179 Dit betekende in de praktijk dat keuzes in en om het landgoed niet puur uit efficiënte overwegingen werden gemaakt. Landgoedeigenaren kwamen uit de hogere (soms adellijke) families en kenden - doordat ze goed bemiddeld waren – niet de noodzaak van puur op efficiëntie gerichte agrarische productie.

In hun ideeën over bedrijfsvoering en landschapsschoon is de invloed van de goede afkomst van de landgoedeigenaren duidelijk te merken. Ze hadden meestal goede opleidingen genoten, waarmee ze zich onderscheidden van de plaatselijke bevolking. 180 De opleidingen stimuleerden landgoedeigenaren in het gebruik van nieuwe landinrichtings- en landbouwmethoden, en boden ook een basis voor het denken over de waarden van het landelijk gebied, kunst en cultuur, en filosofie. Zowel natuurwetenschappen als meer filosofische benaderingen van het natuurbegrip vormden vanaf de achttiende eeuw populaire studievormen.181 Naast deze studierichtingen hadden de grand tours invloed op de ontwikkeling en de uitstraling van landgoederen. Deze reizen werden hoofdzakelijk

177 Willems, J., (1979), p. 63

178 Willems, J., (1979), p. 64 en Cruyningen, van, P. J., (2004), p. 37

179 Cruyningen, van, P. J., (2004), p. 11

180 Cruyningen, van, P. J., (2004), p. 42,43