• No results found

5 STAND VAN ZAKEN VERANTWOORDING EN TOEZICHT 5.1 Inleiding

5.3 Toezicht .1 Algemeen

Ministers dienen zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de inning en de besteding van het publieke geld door RWT’s. Verder dienen zij inzicht te hebben in de ordelijkheid en controleerbaarheid van de relevante aspecten van het financieel beheer van RWT’s.

Om zich een oordeel te kunnen vormen dient de minister/ toezichthouder tenminste te beschikken over een jaarverslag en een jaarrekening met een accountantsverklaring van getrouwheid en rechtmatigheid en met bevin-dingen van de accountant over de ordelijkheid en controleerbaarheid van het financieel beheer.

Oordeelsvorming kan plaatsvinden op verschillende manieren, afhankelijk van het toezichtsarrangement. Bij een onafhankelijke toezichthouder kan de minister voor het vormen van zijn eigen oordeel gebruik maken van het door de toezichthouder gevormde oordeel. Voor RWT’s waarbij geen sprake is van onafhankelijk toezicht, vindt de controle en beoordeling van de verantwoording van RWT’s plaats door de betreffende (beleids)afde-ling/directie van het ministerie waar de RWT onder ressorteert.

Review van de accountantscontrole is een belangrijk instrument bij het toezicht op de rechtmatigheid en het financieel beheer bij RWT’s. Door review kan het ministerie bepalen of van de bevindingen en oordelen van de externe accountant van de RWT gebruik kan worden gemaakt. De Rekenkamer heeft dit jaar in haar onderzoek aan het aspect reviews bijzondere aandacht besteed. Hier wordt in het volgende hoofdstuk op in gegaan.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de stand van zaken in 1998 met betrekking tot het toezicht dat de minister uitoefent op de rechtmatigheid van inning en besteding van publieke middelen door RWT’s en het inzicht dat hij heeft in het financieel beheer bij RWT’s. Zoals eerder aangegeven mag worden verwacht dat het beeld niet veel verschilt van dat in de eerste publicatie. In volgende publicaties in latere jaren zal worden ingegaan op het toezicht dat de minister uitoefent op de taakuitvoering door RWT’s.

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens op de drie onderscheiden elementen van toezicht ingegaan: informatieverzameling, oordeels-vorming en interventies.

5.3.2 Informatieverzameling

Uit het onderzoek van de Rekenkamer bleek dat, overeenkomstig wet- en regelgeving, jaarrekeningen en jaarverslagen veelal worden verzameld door ministeries. In enkele gevallen (bijvoorbeeld keuringsinstellingen ressorterend onder het Ministerie van VROM) zijn in de wet- en regel-geving ten onrechte geen bepalingen opgenomen over aan het ministerie toe te zenden (verantwoordings)informatie.

Uit het onderzoek van de Rekenkamer bleek dat de informatieverzameling door ministeries varieert.

5.3.3 Oordeelsvorming

Voor zijn zelfstandige oordeelsvorming kan de minister gebruik maken van informatie van een onafhankelijke toezichthouder, oordeelsvorming door de DAD in het kader van de review, eigen onderzoek of een aan derden verstrekte opdracht daartoe en informatie ontvangen van de RWT zelf.

Deze informatie dient de minister in staat te stellen zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de inning en besteding van het publieke geld en de ordelijkheid en controleerbaarheid van het financieel beheer door de RWT.

Oordeelsvorming over rechtmatigheid

Ministers hadden over 1998 voor 61% (f 145 miljard) van het publieke geld bij RWT’s informatie over de rechtmatige inning en besteding beschikbaar en verwerkt. Voor een deel gaat het om verwerking van bevindingen over RWT’s – in het kader van de afrekening van begrotingsbijdragen – door de DAD in zijn oordeelsvorming over de departementale rekening. Voor een ander deel betreft het de vorming van de door de Rekenkamer beoogde zelfstandige rechtmatigheidsoordelen bij enkele (sectoren van) RWT’s.

In het geval van bevindingen in het kader van de afrekening van begro-tingsbijdragen gaat het niet om de door de Rekenkamer gewenste zelfstandige oordeelsvorming door de minister over inning en besteding van publiek geld door de RWT’s zelf. Dit betreft ongeveer f 40 miljard, dit is 17% van het totaal aan publiek geld bij RWT’s.

Slechts in enkele gevallen wordt een zelfstandig rechtmatigheidsoordeel over een (sector van) RWT(’s) gevormd door de minister. Dit betreft de voornamelijk premiegefinancierde sector sociale zekerheid (via het Ctsv) en de begrotingsgefinancierde RWT’s Bureau Beheer Landbouwgronden, het Jachtfonds en de Pensioen- en Uitkeringsraad. In totaal gaat het hier om ongeveer f 106 miljard, dit is 44% van het totaal aan publiek geld bij RWT’s.

Het beeld van 1998 vertoont geen grote verschillen ten opzichte van dat in 1997.

Sectoroordeel politieregio’s

Het Ministerie van BZK is bezig met een proef om voor 1998 tot een geaggregeerd oordeel over de rechtmatigheid in de politiesector te komen. De resultaten zullen alleen voorintern gebruik beschikbaar zijn. Over 1999 zal er een samenvattend oordeel over de gehele sector worden gevormd. Het gaat hierbij om een marginale toetsing, waarbij de oordelen van de afzondelijke accountants het uitgangspunt vormen.

Inzicht in financieel beheer

De ministers hebben bij circa 40% van het publieke geld inzicht in het financieel beheer bij RWT’s. Het betreft ook hier met name de, groten-deels, premiegefinancierde sociale zekerheidssector. Het inzicht betreft geenszins alle relevante aspecten van het financieel beheer, maar vaak één of meer aspecten, zoals de administratieve organisatie, automati-sering, kostprijzen en kostendekkendheid.

Geen van de ministeries heeft het inzicht in het financieel beheer van individuele RWT’s geaggregeerd naar het voor het beleid relevante niveau.

5.3.4 Interventie

Het beeld van de interventiemogelijkheden die de ministers ter beschik-king staan en de toepassing daarvan is wisselend.

Indien bijvoorbeeld niet aan de gestelde informatieverplichtingen wordt voldaan beschikt de minister veelal niet over (wettelijke) mogelijkheden, behoudens het nogal verstrekkende middel van stopzetting van de bijdrage.

SZW – toezicht op Arbeidsvoorziening

Voor Arbeidsvoorziening is een specifieke toezichtvisie opgesteld. Het toezichtsplan wordt momenteel herzien. Naar aanleiding van kritiek van de Rekenkamer in het rapport

«Toezicht op Arbeidsvoorziening» heeft de minister toegezegd dat de verdeling tussen het eerstelijns- en tweedelijns toezicht en het interventiebeleid nog verder uitgewerkt gaan worden.

Onvoldoende interventiemogelijkheden zijn geconstateerd bij de

ministeries van VROM en LNV (keuringsinstellingen), V&W (exploitanten van luchtvaartterreinen en Innovam), EZ (taak van energiedistributie-bedrijven in het kader van het Milieu Actie Plan) en het Ministerie van SZW (Arbeidsvoorziening). Bij de ministeries van BZK (politie), V&W (NS-taakorganisaties) en VWS (College van toezicht op de zorgverze-keringen, Pensioen- en Uitkeringsraad) zijn ontwikkelingen te onder-kennen in de uitbreiding van de interventiemogelijkheden. Veelal worden eerst «zachte» vormen van interventie (overleg, overreding) aangewend, voordat van «harde» interventiemogelijkheden gebruik wordt gemaakt.

Van de «harde» interventies is wel gebruik gemaakt bij onder meer het Ministerie van V&W (TNT-Post Groep) en EZ (Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu BV).

6 VERDIEPING EN ONTWIKKELING VAN HET