• No results found

Toepassing bio-ecologisch model: pleegzorg en breakdown

In document STOPPEN OF ERONDERDOOR GAAN (pagina 21-24)

Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner kan een conceptueel kader bieden voor zowel pleegzorg als een breakdown in pleegzorg (van Oijen, 2010). Het biedt de mogelijkheid om veranderingen in de omgeving ten gevolge van de pleegzorgplaatsing weer te geven die vervolgens toegepast kunnen worden in zowel onderzoeken als in de praktijk (O’Connor, 2002). Dit theoretisch model biedt de mogelijkheid om verder te kijken dan het microsysteem (van Oijen, 2010). Door de verplaatsing van hun biologische ouders naar een nieuwe omgeving is er bij pleegkinderen sprake van een uniek ecologisch systeem dat enorm verschilt van het ecologisch systeem van kinderen die een stabiele thuisomgeving hebben in hun vertrouwde omgeving waar ze zijn opgegroeid (Richardson et al., 2018).

4.2.1 Microsysteem

Wanneer het gaat over pleegzorg vinden de meest ingrijpende veranderingen plaats op het niveau van het microsysteem (van Oijen, 2010). Door de plaatsing van het kind veranderen zowat alle microsystemen waartoe het kind behoorde in het ouderlijk gezin. Naast het ouderlijk gezin veranderen ook vaak de vriendengroep en de school omdat het kind verhuist naar een andere omgeving (Richardson et al., 2018). Deze beweging van de pleegzorgplaatsing kan in het kader van het bio-ecologisch model omschreven worden als

een ecologische transitie. Met de ecologische transitie wordt bedoeld dat er een verandering plaatsvindt in de rollen en posities van zowel het pleegkind als elk ander lid van het pleeggezin. Deze veranderingen in rollen en posities kunnen leiden tot spanningen en deze spanningen kunnen op hun beurt leiden tot instabiliteit van het pleeggezin.

Gilbertson & Barber (2003) wijzen hierbij op de mogelijke additionele traumatisering van het pleegkind doordat het geïsoleerd wordt van de vroegere vertrouwde omgeving. Omwille van al deze veranderingen en de mogelijke additionele traumatisering van het pleegkind is het van belang om de natuurlijke opvoedingssituatie zo dicht mogelijk te benaderen zodat de instabiliteit niet de bovenhand neemt.

Omdat deze transitie een heel ingrijpende gebeurtenis is voor het pleegkind, kan dit heel wat risico’s met zich meebrengen die later ook tot een breakdown kunnen leiden. De verandering in de verschillende microsystemen wordt dan ook vaak aangegeven als één van de belangrijkste indicatoren voor het voortijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing.

Volgens Bastiaensen (2001) hebben de emotionele problemen en de gedragsproblematiek van het pleegkind daarenboven ook een niet te onderschatten invloed op de gezinsbelasting. Ze omschrijft het als een positieve samenhang tussen de problematiek van het pleegkind en de gezinsbelasting die de pleegouders ervaren.

4.2.2 Mesosysteem

Vanuit het mesosysteem ligt de focus vooral bij de wederzijdse beïnvloeding van verschillende microsystemen. Bij pleegzorg gaat dit vooral over de bestaande en nieuwe microsystemen (van Oijen, 2010). Volgens verschillende onderzoekers wordt aangegeven dat de biologische ouders een niet te onderschatten invloed hebben op het pleegkind (Minisi

& Botha, 2016; van den Bergh & Weterings, 2010; Belenger & Vanderfaeillie, 2016). De biologische ouders blijven het recht op inspraak behouden waardoor zij samen met het pleeggezin recht hebben om mee te beslissen bij verschillende levensgebeurtenissen (Pleegzorg, 2018). Wanneer hun ideeën op deze vlakken in strijd zijn met de waarden en normen van het pleeggezin zou dit kunnen zorgen voor een verhoogde druk en een toename van conflicten waardoor er overwogen kan worden om een pleegzorgplaatsing voortijdig te beëindigen (Belenger & Vanderfaeillie, 2016). Een goede samenwerking tussen het gezin van herkomst en het pleeggezin is dus een belangrijke factor voor het slagen van een pleegzorgplaatsing en het voorkomen van een breakdown (van Oijen, 2010).

4.2.3 Exosysteem

Op het niveau van het exosysteem vinden ook heel wat veranderingen plaats die de ontwikkeling van het pleegkind direct of indirect kunnen beïnvloeden. Het pleeggezin maakt door de opname van het pleegkind deel uit van het breder geheel van de integrale jeugdhulp. De betrokken instanties hebben een niet te onderschatten invloed op het pleeggezin en de pleegzorgplaatsing in het algemeen (van Oijen, 2010).

De pleegzorgers hebben vaak al een manier ontwikkeld waarop ze omgaan met hun biologische kinderen. Deze opvoedingstechnieken worden dus vaak ook toegepast op het pleegkind dat vanaf dan deel uitmaakt van het gezin. Verder wordt er vanuit andere instanties steeds gekeken of het pleegkind wel op de juiste manier wordt opgevoed (van den Bergh & Weterings, 2010). Indirect zijn er dus ook heel wat factoren, zoals de controle en veranderingen, die een invloed kunnen hebben op het al dan niet voortijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing.

4.2.4 Macrosysteem

Vanuit het macrosysteem kan in pleegzorg worden gedacht aan de verschillende regelgevingen, nationaal en internationaal, die betrekking hebben op de pleegzorg. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het decreet pleegzorg (Codex Vlaanderen, 2014). Zoals eerder aangegeven, worden hierin belangrijke veranderingen op het vlak van pleegzorg beschreven. Meer specifiek wordt in dit decreet bijvoorbeeld meer gefocust op de belangen van het kind en maatwerk (Codex Vlaanderen, 2014). Daarnaast is de kans op het slagen van een uithuisplaatsing, meer specifiek de plaatsing in een pleeggezin, volgens Knorth (1995) ook afhankelijk van de dominante cultuur die in het betrokken land heerst. Hierdoor is de kans op slagen ook afhankelijk van het land waarin het kind woont. Wanneer het gaat over breakdowns in de pleegzorg in Vlaanderen kunnen deze regelgevingen, de uitvoering van deze regelgevingen en de cultuur die in Vlaanderen heerst dus ook een enorme invloed hebben.

5 Ondersteuning pleegzorgers in Vlaanderen

Om een breakdown te voorkomen en meer succesvolle plaatsingen te realiseren, is de juiste ondersteuning van pleegzorgers van groot belang. Pleegkinderen ervaren vaak stress door zowel voorgaande problemen in hun thuissituatie als de verandering van omgeving wanneer het kind in een pleeggezin wordt geplaatst waardoor er gedragsproblemen kunnen

ontstaan (van den Bergh & Weterings, 2010). Gedragsproblemen bij pleegkinderen zijn verantwoordelijk voor de gezinsbelasting die pleegouders ervaren en daarnaast blijkt uit onderzoek ook dat deze gedragsproblemen de grootste aanleiding tot een breakdown zijn (Vanderfaeillie et al., 2018). Volgens Vanderfaeillie, Van Holen, & Vanschoonlandt (2012) is het daarom van belang dat pleegouders een gespecialiseerde training krijgen die afgestemd is op de specifieke behoeften van het pleegkind dat in hun gezin wordt geplaatst.

Het aanbieden van verschillende ondersteuningsprojecten zou volgens Van Andel et al.

(2012) kunnen helpen om de pleegzorgers aan te leren hoe ze op een begrijpende manier kunnen reageren op het pleegkind. Pleegouder Versterken in Opvoeding (Vanderfaeillie, Van holen, & Vanschoonlandt, 2012) en Video-interactie begeleiding (Cremie, 2018) zijn twee ondersteuningsprojecten in Vlaanderen die pleegzorgers zouden ondersteunen bij de opvoeding van een pleegkind en zouden kunnen helpen bij het streven naar een succesvolle pleegplaatsing

In document STOPPEN OF ERONDERDOOR GAAN (pagina 21-24)