• No results found

Pleegouders Versterken in Opvoeding

In document STOPPEN OF ERONDERDOOR GAAN (pagina 24-27)

Pleegouders Versterken in Opvoeding of PVO was een door de overheid gesubsidieerd project om pleegzorgers te helpen bij het opvangen van een pleegkind met ernstig probleemgedrag. In de onderzoeksfase van het project werden twee kaders ontwikkeld, namelijk het ‘Sociaal-Interactioneel Model’ en ‘Geweldloos Verzet’ (Vanderfaeillie, Van holen, & Vanschoonlandt, 2012). Deze kaders zijn gebaseerd op het idee dat gedrag bepaald wordt binnen de verschillende interacties in het dagelijks leven en zijn leeftijdsafhankelijk. Ze doelen op het veranderen van de interacties tussen het pleegkind en de pleegouder zodat ook het gedrag van het pleegkind kan worden veranderd (Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, & Van Holen, 2012).

5.1.1 Het Sociaal-Interactioneel Model

‘Het Sociaal-Interactioneel Model richt zich op pleegzorgers van pleegkinderen tussen drie en twaalf jaar’ (Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, & Vanholen, 2012, p 308). Dit model is gebaseerd op operante conditionering en bestaat uit vijf opvoedingsstrategieën of modules die een invloed hebben op de ontwikkeling van gedragsproblemen (Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, & Van Holen, 2012).

De eerste opvoedingsstrategie gaat over ‘positieve betrokkenheid’ waarbij het blijven investeren in de relatie met het pleegkind centraal staat en de tijd die het kind en de pleegzorger samen doorbrengen een belangrijk aspect is. Dit houdt in dat de pleegzorger

begaan is met het pleegkind en dat de pleegzorger daarnaast ook toont dat hij of zij geeft om het kind (Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, & Van Holen, 2012). In deze module worden vooral de communicatievaardigheden, zoals actief luisteren, ingeoefend en wordt het

‘samen-moment’ toegelicht (Vanderfaeillie, Van Holen, & Vanschoonlandt, 2014).

Vervolgens is ook ‘positieve bekrachtiging’ van belang in dit model omdat de pleegzorger gewenst gedrag kan bevorderen met positieve gevolgen door het pleegkind positief te bekrachtigen. In deze opvoedingsstrategie wordt gewenst gedrag beloond en aangemoedigd en wordt er minder aandacht besteed aan ongewenst gedrag (Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, & Van Holen, 2012). In deze module wordt er samen met de pleegzorgers gezocht naar geschikte manieren, zoals het geven van indirecte of verbale complimenten, om hun pleegkind positief te bekrachtigen (Vanderfaeillie, Van Holen, &

Vanschoonlandt, 2014). Een derde opvoedingsstrategie is ‘probleem oplossen’ waarbij problemen steeds op een constructieve manier worden opgelost. Er wordt in overleg gegaan met het pleegkind, de problemen worden afgelijnd en in samenspraak wordt er gezocht naar een passende oplossing (Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, & Van Holen, 2012). In deze module wordt de pleegzorgers aangeleerd hoe ze het pleegkind kunnen helpen bij zowel het uiten van als het omgaan met hun emoties (Vanderfaeillie, Van Holen,

& Vanschoonlandt, 2014).

Vervolgens wordt in het Sociaal-Interactioneel Model ook gewerkt met de opvoedingsstrategie ‘effectieve disciplinering’. Deze opvoedingsstrategie is gericht op een consequente en kalme reactie van de pleegzorger op ongewenst gedrag van het pleegkind waarbij een vermindering van ongewenst gedrag wordt beoogd (Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, & Van Holen, 2012). In deze module leren pleegzorgers hoe ze grenzen moeten stellen en leren ze technieken, zoals negeren, om te reageren op het ongewenst gedrag dat het pleegkind stelt (Vanderfaeillie, Van Holen, & Vanschoonlandt, 2014).

Tot slot is ook ‘toezicht houden’ van belang om als pleegzorger duidelijk te maken aan het pleegkind dat er interesse is in zijn of haar leefwereld. Door als pleegzorger duidelijk aanwezig te zijn in de leefwereld van het pleegkind, kan de pleegzorger daarnaast ook het gedrag van het pleegkind opvolgen. Deze opvoedingsstrategie wordt nog belangrijker naarmate het pleegkind ouder wordt omdat de pleegzorger op deze manier kan voorkomen dat het pleegkind zich begeeft in risicovolle situaties (Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, & Van Holen, 2012). Deze module wordt vooral toegepast wanneer het kind ook buitenshuis probleemgedrag vertoont. De module richt zich dan ook op het aanleren van manieren om de autonomie van het pleegkind te stimuleren en zicht te houden op de activiteten die het pleegkind stelt en waar het pleegkind mee bezig is (Vanderfaeillie, Van Holen, &

Vanschoonlandt, 2014).

5.1.2 Geweldloos Verzet

In tegenstelling tot het Sociaal-Interactioneel Model is de module Geweldloos Verzet veeleer gericht op pleegzorgers met kinderen tussen zes en achttien jaar. Deze module is gebaseerd op Haim Omer (2007) die oorspronkelijk interventies heeft ontwikkeld om ouders te ondersteunen wanneer hun kinderen of jongeren agressief en zelfdestructief gedrag vertonen (Van Holen, Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, & Omer, 2012). Deze module is gebaseerd op het leren van bieden van actieve weerstand tegen het probleemgedrag van kinderen en het vermijden van escalatie (Van Holen, Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, &

Omer, 2012). Uit onderzoek van Ollefs et al. (2009) blijkt dat het toepassen van de module Geweldloos Verzet gepaard gaat met een duidelijke afname van probleemgedrag en een toename van het welbevinden van de ouders. Door dit positieve effect werden enkele specifieke aanpassingen gemaakt aan de module zodat een toepassing van deze module mogelijk wordt in pleegzorg (Vanderfaeillie, Van Holen, & Vanschoonlandt, 2014). De aanpassingen hebben betrekkeng tot de complexe opvoedingsrelatie tussen de pleegzorger en het pleegkind met aandacht voor de samenwerking tussen pleegzorgers en ouders, de voorgeschiedenis van het pleegkind en de ondersteunende netwerken (Vanderfaeillie, Van Holen, & Vanschoonlandt, 2014).

Volgens Omer (2007) zijn de vaders vaak minder betrokken bij trainingen of therapieën die zich richen op familie. Daarom heeft hij in de module ‘Geweldloos Verzet’ een protocol uitgewerkt waarbij ook de vaders actief worden betrokken bij de behandeling. Dit protocol wordt ook overgenomen bij de toepassing van de module bij pleegzorgplaatsingen omdat de afwezigheid van de vader de kans op een voortijdige beëindiging van een pleegzorgplaatsing zou verhogen en daarnaast zou ook de effectiviteit van de module afnemen wanneer de vader niet voldoende wordt betrokken (Vanderfaeillie, Van Holen, &

Vanschoonlandt, 2014).

De module ‘Geweldloos Verzet’ wordt aangeboden bovenop de pleegzorgbegeleiding vanuit de betrokken dienst voor pleegzorg en bestaat uit tien wekelijkse sessies van anderhalf uur en drie groepssessies van twee uur door een getrainde pleegzorgbegeleider (Vanderfaeillie, Van Holen, & Vanschoonlandt, 2014). Voor het van start gaan van de module is er een intakegesprek met de pleegzorgers waarbij ook de betrokken pleegzorgbegeleider aanwezig is. In dit gesprek wordt de rolverdeling tussen de behandelaar en de pleegzorgbegeleider verduidelijkt. De interventie van de behandelaar is gericht op het versterken van de opvoedingscompetenties van de pleegzorgers en de aanpak van het probleemgedrag, terwijl andere aspecten van de pleegzorgplaatsing, zoals

de bezoekregeling en de bemiddeling tussen pleegzorgers en de biologische ouders, verder worden opgenomen door de pleegzorgbegeleider (Vanderfaeillie, Van Holen, &

Vanschoonlandt, 2014). Daarnaast worden de pleegzorgers gemotiveerd om deel te nemen aan minimaal drie groepssessies die maandelijks worden georganiseerd. In de week waarin de pleegzorgers deelnemen aan de groepssessie wordt er geen individuele sessie aangeboden (Vanderfaeillie, Van Holen, & Vanschoonlandt, 2014).

In document STOPPEN OF ERONDERDOOR GAAN (pagina 24-27)