• No results found

toename van de mondiale emissies in de komende eeuw

In document Milieubalans 2007 (pagina 72-76)

Mondiale broeikasgasemissies en -concentratie zullen zonder klimaatbeleid sterk stijgen

Het doel van de EU is om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging te beperken tot 2oC ten opzichte van het pre-industriële niveau. om deze doelstelling (gegeven de

onzekerheid in de klimaatgevoeligheid) met een kans van meer dan 50% te halen, zou de concentratie van broeikasgassen moeten stabiliseren op 450 ppm Co2-eq. Momen- teel bedraagt de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer circa 425 ppm Co2- eq. De ontwikkelingen in de emissies en de broeikasgasconcentraties in de komende eeuw hangen onder andere af van de ontwikkeling van de wereldbevolking, van de wereldeconomie en van het energiegebruik en de energietechnologie. ook de mate waarin ontbossing voortschrijdt speelt een rol.

In het middenscenario dat in de MNP-brochure ‘Van klimaatdoel naar emissiereduc- tie’ (MNP, 2006b) wordt gehanteerd, neemt de mondiale energievraag sterk toe: een

verdubbeling in 2050, en het drievoudige van het huidige gebruik in 2100 (figuur

2.4.1). Zonder klimaatbeleid is de verwachting dat vooral fossiele brandstoffen in deze

energievraag zullen voorzien, waardoor de Co2-emissies navenant stijgen. De totale Co2-emissies nemen in dit basisscenario toe van circa 30 miljard ton Co2-eq in 2000 tot

50 miljard ton in 2050 en 70 miljard ton in 2100 (figuur 2.4.1). De projecties van alter- natieve basisscenario’s variëren van 40 tot 90 miljard ton Co2 in 2100.

De broeikasgasconcentratie in het middenscenario zal in 2100 ten opzichte van het huidige niveau (circa 425 ppm Co2-eq) meer dan verdubbelen tot boven de 900 ppm Co2-eq en neemt daarna nog toe. De temperatuurstijging komt bij een gemiddelde

inschatting van onzekerheden in het klimaatsysteem in 2100 al uit boven 3oC, en stijgt

daarna door.

Om de temperatuurstijging te beperken tot 2oC moeten mondiale emissies vóór 2025 gaan dalen

Lage concentratieniveaus komen alleen tot stand in een wereld met klimaatbeleid. Een verkenning van de mogelijke emissiereductie voor stabilisatie op verschillende concentraties broeikasgas in de atmosfeer levert vanwege onzekerheden in ontwikke- lingen (van bijvoorbeeld economische groei en technologie) en in het moment waarop klimaatbeleid wordt ingezet, niet één emissiepad op, maar ‘waaiers’ van samenhan-

1980 2000 2020 2040 2060 2080 2100 2120 0 400 800 1200 1600 EJoule Kernenergie Hernieuwbaar Bio-energie Aardgas Olie Kolen Mondiaal energiegebruik 1980 2000 2020 2040 2060 2080 2100 2120 0 20 40 60 80

100 miljard ton CO2-equivalenten

Overige broeikasgassen Landgebruik Energie CO2 Landgebruik Energie

Mondiale emissie broeikasgassen

Figuur 2.4.1 De ontwikkelingen voor de mondiale energievoorziening en emissies van broeikas- gassen volgens het middenscenario uit MNP (2006b).

2 KLIMAATVERANDERING

74

stabilisatieniveaus. Als de emissies zich in het begin van de eeuw aan de onderkant van de bandbreedte bevinden, mogen ze zich later aan de bovenkant bevinden, en omgekeerd. Het blijkt dat als de wereld er niet in slaagt om de groei in de emissies vóór 2025 om te buigen in een scherpe daling, lage concentratieniveaus in de orde van 450 ppm niet meer (tijdig) kunnen worden bereikt, waardoor een temperatuurstijging van meer dan 2°C zeer waarschijnlijk wordt. In tabel 2.4.1 is aangegeven welke uitein- delijke temperatuurstijging bij concentraties van respectievelijk 450, 550 en 650 ppm kan worden verwacht.

2000 2020 2040 2060 2080 2100 2120 0 40 80 120 160 200 Index (1990=100) Realisatie Bandbreedte 650 ppm CO2-equivalenten 550 ppm CO2-equivalenten 450 ppm CO2-equivalenten

Mondiale emissie broeikasgassen voor stabilisatie op 450, 550 en 650 ppm CO2-equivalenten

Figuur 2.4.2 Door onzekerheden en aannamen over de basisontwikkelingen in de komende eeuw en door mogelijke verschillen in timing van klimaatbeleid ontstaan ‘waaiers’ van emissiepaden (MNP, 2006b).

Tabel 2.4.1 Samenhang stabilisatie concentratie broeikasgassen en uiteindelijke temperatuurstijging (IPCC, 2007a).

Concentratie uiteindelijke temperatuurstijging

ppm Co2-equivalenten range (oC) beste schatting (oC)

650 2,4-5,5 3,6

550 1,9-4,4 2,9

450 1,4-3,1 2,1

Tabel 2.4.2 Emissies (in miljard ton) van CO2 uit energiegebruik en industriële bronnen in het mid- denscenario.

Jaar Industrielanden Azië Rest Wereld

2000 15 8 2 26

Figuur 2.4.2. laat zien dat, voor het realiseren van de 2-gradendoelstelling, de mon- diale emissies – na in 2020 hun maximum te hebben bereikt – in 2050 ten opzichte van 1990 met 25% tot 60% moeten zijn gereduceerd. Daarvoor is het nodig dat ook in ontwikkelingslanden emissies worden gereduceerd. De reden daarvoor is dat het aan- deel van de emissies van de ontwikkelingslanden in de mondiale broeikasgasemissies snel groeit. Hoewel de ontwikkelde landen op dit moment nog het grootste deel van de energiegerelateerde emissies van broeikasgassen (met name Co2) emitteren, zou de balans binnen enkele decennia al kunnen omslaan naar de ontwikkelingslanden (zie tabel 2.4.2). In 2006 was de Co2 -emissie van China al 8% groter dan die van de Ver- enigde Staten, terwijl die in 2005 nog 2% lager was (MNP, 2007c).

Een van de voorstellen om te komen tot een internationale taakverdeling betreft de zogenaamde multi-stadia-benadering. In die benadering moeten de meeste industrie- landen hun emissies in 2020 ten opzichte van 1990 met 10% (voor 550 ppm) tot 25% (voor 450 ppm) reduceren, terwijl de meer ontwikkelde ontwikkelingslanden dan 10% tot 30% onder hun baseline zouden moeten blijven. Dat wil zeggen dat zij alleen nog de groei van de emissies hoeven te beperken. In 2050 moeten de industrielanden 60% tot 90% ten opzichte van 1990 reduceren, en de meer ontwikkelde ontwikkelingslanden 70% tot 85% ten opzichte van hun baseline. De minst ontwikkelde landen mogen in de multi-stadia-benadering tot 2050 nog volstaan met een behoorlijke emissiegroei nét iets onder hun baseline (MNP, 2006b). De reductiepercentages kunnen worden gere- aliseerd met een combinatie van binnenlandse maatregelen en internationale emis- siehandel.

De huidige snelgroeiende internationale lucht- en scheepvaartemissies zijn niet opgenomen in de nationale reductiedoelstellingen onder het Kyoto Protocol en worden dus niet gereguleerd. Uit een recente studie van het MNP blijkt dat dit wel noodzakelijk is om de lange termijn klimaatdoelen te kunnen bereiken (Den Elzen et al., 2007). In het eerder genoemde stabilisatiescenario voor 450 ppm CO2-equivalent (de onderste waaier in

figuur 2.4.2) zouden de aandelen van internationale scheepvaart en luchtvaart in de totale mondiale CO2-emissies in 2050 respectievelijk 5% en 6%

bedragen wanneer deze niet gereguleerd worden. Wanneer ook rekening wordt gehouden met het klimaateffect van andere emissies van luchtvaart (met name van NOx, via ozonvorming) is het aandeel

van de luchtvaart zelfs 17%.

Wanneer de internationale lucht- en scheepvaar- temissies niet worden gereguleerd en niet worden

is stabilisatie op 450 ppm CO2-equivalenten in de

eerdergenoemde multi-stadia-benadering slechts mogelijk als bepaalde geïndustrialiseerde regio’s hogere reductietaakstellingen krijgen. Anders wor- den de emissies die voor stabilisatie op dat niveau nodig zijn in 2050 met 10% overschreden, of zelfs met 20% wanneer rekening wordt gehouden met het totale klimaateffect van luchtvaart. De mogelijkheden voor substantiële reducties in de lucht- en scheepvaart zijn op de korte tot mid- dellange termijn (tot 2050) echter slechts beperkt of zeer kostbaar. Daarom is het betrekken van deze emissies in een internationaal emissiehandelssy- steem kosteneffectiever dan het voeren van apart sectorspecifiek beleid. Emissiehandel geeft de internationale transportsector de mogelijkheid om de toename in emissies van de sector te compen- seren door het inkopen van emissiereducties bij andere sectoren, in plaats van zelf hun emissies te reduceren.

2 KLIMAATVERANDERING

76

In document Milieubalans 2007 (pagina 72-76)