• No results found

Kwaliteit van het oppervlaktewater

In document Milieubalans 2007 (pagina 119-124)

4.3.1 signalen

Oppervlaktewaterkwaliteit: verbetering voor nutriënten maar zware metalen blijven stabiel

Figuur 4.3.1 laat de ontwikkeling van de opperwaterkwaliteit in het Nederlandse deel van de stroomgebieden Eems, Maas, Rijn en Schelde zien. Het aantal metingen dat vol-

1990 1994 1998 2002 2006 0 20 40 60 80

100 Metingen die aan norm voldoen (%)

Rijn Schelde Eems Maas Nutriënten Kwaliteit oppervlaktewater 1990 1994 1998 2002 2006 0 20 40 60 80

100 Metingen die aan norm voldoen (%) Zware metalen

Figuur 4.3.1 Ontwikkeling van de waterkwaliteit in het Nederlandse deel van de stroomgebieden van de Eems, Maas, Rijn en Schelde, 1990-2005. Omdat de normen voor de Kaderrichtlijn Water

4 MILIEUKWALITEIT IN HET LANDELIJK GEBIED

120

doet aan de huidige nutriëntennorm, laat in de grote stroomgebieden (Rijn en Maas) een duidelijke toename zien. Dat komt doordat in veel wateren de nutriëntenconcen- tratie sinds 1990 gedaald is. Toch overschreed in 2005 de nutriëntenconcentratie in 40-55% van de waarnemingen de norm. Eutrofiëring blijft daarom in veel wateren een goede ecologische kwaliteit nog in de weg staan. Relatief gezien is de kwaliteit van de lokale en regionale wateren overigens slechter dan van de rijkswateren (LBoW, 2007). Voor de zware metalen is de trend minder positief: het percentage metingen van zwa- re metalen dat aan de norm voldoet is stabiel (LBoW, 2007). Gedurende de gehele periode was de chemische kwaliteit in 15-35% van de waarnemingen onvoldoende.

Gewasbeschermingsmiddelen overschrijden nog regelmatig de norm

Naast de in de vorige paragraaf genoemde stoffen, overschrijden ook de concentraties van gewasbeschermingsmiddelen regelmatig het MTR: in 2003/2004 was dit het ge- val op ongeveer de helft van alle plekken waar in Nederland wordt gemeten (figuur

4.3.2). onder de aangetroffen middelen bevinden zich ook middelen die in Nederland

niet meer zijn toegelaten. Van vier van de inmiddels verboden stoffen overschreden in 2003 de concentraties regelmatig de norm. Voor een deel betreft het stoffen die in het buitenland (België en Duitsland) nog zijn toegelaten. ook is er mogelijk sprake geweest van illegaal gebruik van middelen.

Figuur 4.3.2 Overschrijding van het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) voor gewasbescher- mingsmiddelen in oppervlaktewater in 2003/2004 (MNP, 2006d).

Overschrijding Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater

Percentage metingen met overschrijding 0

< 5 5 - 10 > 10

Minder dan 10 metingen / geen data 2003 / 2004

4.3.2 beleidsschets

Kaderrichtlijn Water sturend voor waterkwaliteitsbeleid

De hoofddoelstelling van het Nederlandse beleid is om een goede ecologische en che- mische kwaliteit te bereiken van het grond- en oppervlaktewater. Deze doelstelling vloeit voort uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De goede ecologische en che- mische kwaliteit moet in beginsel in 2015 bereikt zijn; onder voorwaarden is uitstel tot 2027 mogelijk. De chemische kwaliteit heeft betrekking op circa veertig stoffen, waar- voor op EU-niveau milieukwaliteitseisen worden vastgesteld. Doelen voor een goede ecologische kwaliteit mogen door de lidstaten zelf worden bepaald. Uiterlijk in 2009 moeten lidstaten duidelijk maken welke doelen gesteld worden en welke maatregelen genomen worden om die doelen te halen.

Waterbeleid zet vooral in op inrichtingsmaatregelen en minder op bronbeleid In de Decembernota 2006 hebben de ministeries van V&W, LNV en VRoM samen met provincies, waterschappen en gemeenten aangegeven welke koers gevolgd zal wor- den om aan de KRW te voldoen. Maatregelen die de inrichting verbeteren krijgen de hoogste prioriteit. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het laten hermeanderen van beken en het aanleggen van natuurlijke oevers. Deze inrichtingsmaatregelen worden, waar nodig, aangevuld met maatregelen bij rioolwaterzuiveringsinstallaties. Voor gewasbeschermingsmiddelen sluit de Decembernota volledig aan bij het gewasbe- schermingsmiddelenbeleid. Wat betreft de nutriënten wordt voor de landbouw niet ingezet op emissiemaatregelen die verder gaan dan de maatregelen in het nieuwe mestbeleid (paragraaf 4.2). Volgens de Decembernota zijn de effecten hiervan onzeker en beperkt en zijn de kosten disproportioneel hoog. om te kunnen komen tot maat- regelen voor de landbouw die wel kosteneffectief zijn, wordt ingezet op innovatie. De Decembernota noemt hier onder andere nieuwe bedrijfssystemen voor intensieve teelten, nieuwe drainagesystemen, akkerrandbeheer en slimmer ruimtegebruik. op grond van ervaringen met pilots worden vóór 2015 beslissingen genomen over deze innovatieve maatregelen.

4.3.3 beleidsprestaties

Puntbronnen effectief gesaneerd, diffuse bronnen uit de landbouw blijven een pro- bleem

De belasting van het oppervlaktewater met nutriënten is in de periode 1990-2004 met respectievelijk 25% (stikstof) en 65% (fosfor) gedaald (figuur 4.3.3). De sterke afname van de fosforemissies is vooral gehaald door het zuiveringsrendement van de rioolwater- zuiveringsinstallaties te verbeteren en door industriële lozingen te saneren. De land- en tuinbouw heeft een geringere bijdrage geleverd aan de afname van de emissies naar het oppervlaktewater. Hierdoor zijn de emissies uit de landbouw momenteel de grootste bron van belasting van het oppervlaktewater.

4 MILIEUKWALITEIT IN HET LANDELIJK GEBIED

122

Voorgenomen beleid leidt tot ‘standstill’ voor nutriënten in oppervlaktewater Bij het voorgenomen beleid, de huidige bevolkingsomvang, het huidige landbouw- areaal en de huidige gewasopbrengsten neemt ten opzichte van de huidige situatie de totale belasting van het oppervlaktewater met fosfor in Nederland in 2015 af met circa 4% (MNP, 2006c). Deze afname komt vooral voor rekening van de rioolwaterzuive- ringsinstallaties. De emissies vanuit de landbouw worden door het nieuwe mestbeleid vanaf 2015 gestabiliseerd op het huidige niveau. Voorwaarde hiervoor is dat vanaf 2015 – zoals voorgenomen – evenwichtsbemesting wordt gerealiseerd. Dit is echter nog onzeker, omdat de fosfaatgebruiksnormen met ingang van 2009 slechts een indi- catief karakter hebben. Als geen evenwichtsbemesting wordt gerealiseerd, dan gaat de ophoping van fosfaat in de bodem ook na 2015 door. ook zal dan de af- en uitspoeling vanuit landbouwgronden zeer waarschijnlijk verder toenemen.

Tijdig halen van KRW-doelen onzeker vanwege afhankelijkheid innovatieve maatre- gelen in de landbouw

Het proces van ecologische doelbepaling voor de KRW is nog gaande. Desalniettemin is het duidelijk dat de fosforbelasting omlaag moet om overal waar dat nodig is een verbetering van de ecologische kwaliteit te bereiken. Hierbij is een gebiedsspecifieke mix van maatregelen op rioolwaterzuiveringsinstallaties en emissiemaatregelen in de landbouw nodig (MNP, 2006c). Via maatregelen in rioolwaterzuiveringsinstallaties

1990 1995 2000 2002 2003 2004 0 40 80 120 160 miljoen kg Overig Depositie Rioolwaterzuiveringsinstallaties Landbouw Industrie Stikstof

Milieubelasting oppervlaktewater door nutriënten

1990 1995 2000 2002 2003 2004 0 5 10 15 20 25 miljoen kg Fosfor

Figuur 4.3.3 Bijdrage van de verschillende bronnen aan de belasting van het oppervlaktewater met nutriënten, 1990-2004 (CBS, 2006). De sterke afname van de belasting uit de landbouw in 2003 was tijdelijk en is veroorzaakt door weersinvloeden.

kunnen namelijk niet alle problemen worden opgelost. Dit komt doordat de meeste rioolwaterzuiveringsinstallaties hun effluent lozen op de wat grotere wateren. Daar- door leiden maatregelen op rioolwaterzuiveringsinstallaties niet tot een kwaliteitsver- betering in de zogenoemde ‘haarvaten’ van het watersysteem. Landbouw is daar vaak de enige bron van oppervlaktewaterbelasting. De keuze in de Decembernota 2006 om de aanpak van de landbouwemissies te laten afhangen van innovatieve maatregelen vormt daarom een aanzienlijk afbreukrisico voor het tijdig halen van de KRW-doelen. De maatregelen zijn namelijk meestal nog niet concreet uitgewerkt, waardoor de ef- fectiviteit onzeker is.

Milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen flink gedaald, maar normen voor oppervlaktewater worden nog overschreden

De berekende milieubelasting van het oppervlaktewater door gewasbeschermingsmid- delen uit de landbouw is in 2005 met 86% gedaald ten opzichte van 1998 (figuur 4.3.4). Daarmee is voldaan aan het tussendoel van de nota Duurzame gewasbescherming (LNV, 2004), namelijk 75% reductie ten opzichte van 1998. ondanks de bereikte reduc- tie van de milieubelasting, worden de normen in het oppervlaktewater nog overschre- den (paragraaf 4.3.1). De milieubelasting is een maat voor het ecologische risico dat gewasbeschermingsmiddelen opleveren. Driekwart van de reductie is bereikt doordat telers hun bedrijfsvoering hebben aangepast, onder andere door emissiereducerende apparatuur te gebruiken en door stroken land langs het oppervlaktewater niet te be- telen (zogenoemde teeltvrije zones). Deze maatregelen heeft de overheid opgelegd in het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Het resterende kwart van de reductie is gerealiseerd door veranderingen in het pakket toegelaten middelen voor gewasbe- scherming. De bijdragen van andere bronnen van belasting van het oppervlaktewater

Onder de noemer Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

werken de Nederlandse waterbeheerders – het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschap- pen – aan het oplossen van de problematiek van wateroverlast. In 2015 moet het watersysteem op orde zijn voor het klimaat en de ruimtelijke druk die in 2050 verwacht kan worden. Uitgangspunt hierbij zijn normen voor wateroverlast die landelijk zijn opgesteld. Volgens de laatste inschattingen van de waterschappen is hiervoor zo’n 35.000 hectare aan bergingsgebieden nodig. Hierbij wordt er van uitge- gaan dat wateroverlast in de meeste natuurgebie- den en beekdalen acceptabel is (Kragt et al., 2007). Onderzoek laat echter zien dat in bestaande natuur- gebieden terughoudend moet worden omgegaan met waterberging. Er zijn vooral mogelijkheden voor waterberging in nieuw te ontwikkelen natuurge-

bieden met hoogdynamische en hoogproductieve natuur (STOWA, 2004).

Bij gebruik komen de geplande bergingsgebie- den gemiddeld 70 tot 80 cm onder water te staan (Kragt et al., 2007). Een dergelijke waterdiepte stelt aanzienlijke eisen aan de inrichting, dus is het aan- nemelijk dat de bergingsgebieden vrij groot zullen zijn. Combineren van deze gebieden met de huidige vormen van landbouw lijkt vrijwel onmogelijk (Habiforum, 2002). De Decembernota 2006 zet in op een combinatie van wateroverlastmaatregelen met inrichtingsmaatregelen die nodig zijn voor de KRW. Volgens de Decembernota kan deze koppeling een besparing van 1,9 miljard euro opleveren op een to- taal van 9,2 miljard euro die nodig is voor uitvoering van de KRW-maatregelen.

4 MILIEUKWALITEIT IN HET LANDELIJK GEBIED

124

De milieuwinst is vooral behaald tussen 1998 en 2001. Sinds 2001 is de belasting naar verhouding weinig verder afgenomen: de reductie tussen 2001 en 2005 bedroeg 17%. Daarom is het, ook als het ingezette beleid volledig wordt uitgevoerd, onzeker of de reductiedoelstelling voor 2010 gehaald zal worden. De hoofddoelstelling van de nota Duurzame gewasbescherming – geen overschrijding van het MTR in 2010 – kan alleen overal worden bereikt als de stoffen en bronnen die het milieu het meest belasten snel worden aangepakt (MNP, 2006d).

In document Milieubalans 2007 (pagina 119-124)