• No results found

samenstelling van de Nederlandse economie

In document Milieubalans 2007 (pagina 31-34)

De ontwikkeling in emissies door productie hangt niet alleen af van veranderingen in de eco-efficiëntie van de productiesectoren, maar ook van veranderingen in de samen- stelling van de economie. Wanneer de groei van de economie vooral voortkomt uit de groei van relatief eco-efficiënte sectoren zal de eco-efficiëntie van de totale econo- mie ook verbeteren. ook ontwikkelingen in de internationale handel hebben gevolgen voor de emissies in Nederland.

Nederlandse productie van goederen groeit, diensten groeien harder

Hoewel de toegevoegde waarde van alle sectoren sinds 1990 in volume is toegenomen, is met name de productie in de commerciële diensten sterk gegroeid (ruim 70%). Hier- mee is het aandeel van de commerciële diensten in het bruto binnenlands product (bbp) toegenomen van 38% naar 45%. ook in termen van werkgelegenheid neemt het aandeel van de dienstensector toe. De productie in de industrie en landbouw is min- der sterk gegroeid (26% respectievelijk 28%). Binnen de industrie is de productie vooral toegenomen in de basischemie en de transportmiddelenindustrie.

Wereldwijd is er sprake van een verdienstelij- king van de economie, dat wil zeggen dat het aandeel van de dienstverlenende bedrijven in de totale werkgelegenheid en toegevoegde waarde toeneemt. Hier liggen verschillende factoren aan ten grondslag (Schettkat en Yocarini, 2003). Ten eerste neemt de arbeidsproductiviteit in de dienstensector minder snel toe dan in de industrie en de landbouw. Veel diensten zijn arbeidsintensief en klantspecifiek, waardoor de mogelijkheden tot automatisering of verdere specialisatie beperkt

stijgend inkomen per hoofd de vraag naar diensten voor het huishouden sneller toe dan de vraag naar goederen. Tenslotte besteden industriële bedrijven in toenemende mate ondersteunende activiteiten, die voorheen door hen zelf werden uitgevoerd, uit aan gespecialiseerde bedrijven in de diensten- sector (‘outsourcing’), of stoten ze onderdelen van het eigen bedrijf af, die vervolgens als zelfstandig bedrijf in de dienstensector doorgaan. Hier is dus geen sprake van een daadwerkelijke verschuiving in de economie, maar van een statistisch artefact

1 MAATSCHAPPELIJKE oNTWIKKELINGEN EN MILIEU

32

Veranderingen in economische structuur hebben weinig effect op milieudruk Hoewel de dienstensector zelf weinig directe milieudruk oplevert, draagt de verdien- stelijking slechts voor een klein deel bij aan de afname van de milieu-intensiteit van de Nederlandse economie. De dienstverlening veroorzaakt namelijk indirect ook mi- lieudruk, vooral door gebruik van transport en energie. Met ruim 20% van het totale elektriciteitsgebruik in Nederland heeft de dienstensector bijgedragen aan de sterke toename van de Co2-emissies door de energiesector (figuur 1.2.1).

ook binnen de Nederlandse industrie is de toename van de eco-efficiëntie tussen 1990 en 2005 (figuur 1.2.4), niet veroorzaakt door verschuivingen van productieprocessen met relatief hoge milieudruk naar meer eco-efficiënte productie. In deze periode zijn juist bedrijfstakken die relatief grote milieudruk veroorzaken sterk gegroeid (figuur

1.2.5).

Internationale handel steeds belangrijker voor Nederlandse economie

De Nederlandse productiesectoren produceren voor binnenlandse consumptie, maar voor een belangrijk deel ook voor het buitenland. Het belang van internationale handel voor de Nederlandse economie is de afgelopen decennia toegenomen: tussen 1970 en 2005 zijn zowel de invoer als de uitvoer van goederen en diensten sterker toegenomen dan de totale Nederlandse productie. Daarbij was de toename van de uitvoerwaarde groter dan de toename van de invoerwaarde (gemiddeld 5,2% respectievelijk 4,5% per jaar). Nederland verdiende in 2003 ruim 30% van zijn bbp met uitvoer; dit aandeel is sinds 1990 nauwelijks veranderd.

De in- en uitvoerstromen bevatten ook de wederinvoer en wederuitvoer van goederen die tijdelijk in eigendom van een Nederlands bedrijf komen. De wederuitvoer maakt in Nederland sinds midden jaren tachtig een steeds groter deel uit van de totale uit- voer (in 2005 ruim 40%). Vanwege de geografische ligging fungeert Nederland als toe- gangspoort tot het Europese achterland, wat leidt tot een grote stroom van goederen over Nederlands grondgebied zonder dat Nederland daar veel aan verdient. Naast de wederin- en -uitvoer is er ook de doorvoer, die helemaal niet in eigendom van een Nederlands bedrijf komt. Waar Nederland per euro uitvoer van in eigen land gepro- duceerde goederen 60 cent verdient, is de Nederlandse toegevoegde waarde per euro product van de wederuitvoer ongeveer 10 cent, en van de doorvoer slechts één cent (Kuipers et al., 2003). Hoewel in de periode 1987-2001 de wederuitvoer sneller groeide dan de doorvoer, bedroeg in 2001 de waarde van de doorvoer nog bijna het dubbele van de waarde van de wederuitvoer (Kuipers et al., 2003). De waarde van doorvoer en wederuitvoer samen bedroeg in 2001 bijna 240 miljard euro.

De groei van de wederuitvoer en doorvoer leidt vooral bij het goederenvervoer tot extra emissies. Ruim 50% van de uitgevoerde goederen (wederuitvoer en in Nederland geproduceerde goederen) en ruim 60% van de doorvoer vond in 2001 over water plaats (binnenvaart en zeevaart). Daarnaast vond 40% van de uitvoer over de weg plaats (Kui- pers et al., 2003). De Co2- en Nox-emissies per tonkilometer zijn voor het vrachtver- keer meer dan het dubbele dan voor de binnenvaart. Doordat de wederuitvoer sneller groeit dan de doorvoer groeit het aandeel wegverkeer in de totale goederenstromen naar het buitenland, en neemt daarmee de milieudruk meer dan proportioneel toe. ook in België, Duitsland en Frankrijk is de wederuitvoer substantieel. oostenrijk en Zwitserland hebben nog meer dan Nederland een doorvoerfunctie. Deze landen pro- beren de milieu-effecten van het vrachtverkeer, onder andere via heffingen, zoveel mogelijk te beperken.

Internationale handel leidt vooralsnog niet tot verschuiving van broeikasgasemis- sies

De uitvoer van in Nederland geproduceerde goederen en diensten veroorzaakt milieu- druk in Nederland voor buitenlandse consumptie. Aan de andere kant ontstaat bij de productie van ingevoerde goederen milieudruk in het land van herkomst.

De Nederlandse uitvoer is energie-intensief. Daardoor is de Co2-emissie in Nederland

die toe te schrijven is aan de uitvoer, groter dan de Co2-emissie in het buitenland ten behoeve van de invoer voor onze consumptie. Wanneer ook de niet-Co2-broeikasgas- sen worden meegerekend is deze balans ongeveer in evenwicht. Dit in tegenstelling tot veel andere West-Europese landen, de VS en Japan, die ‘netto importeurs’ zijn van broeikasgasemissies (Aalbers et al., 2007).

De verhouding tussen broeikasgasemissies in Nederland ten behoeve van het buiten- land en emissies in het buitenland ten behoeve van Nederland is de afgelopen 15 jaar

1 MAATSCHAPPELIJKE oNTWIKKELINGEN EN MILIEU

34

het exporteren van diensten. Daardoor zullen meer goederen geïmporteerd worden. Als gevolg hiervan zullen ook de emissies in het buitenland voor Nederland sneller toenemen dan de emissies die ontstaan bij productie voor de Nederlandse export (CPB/ MNP/RPB, 2006).

In document Milieubalans 2007 (pagina 31-34)