• No results found

Kwaliteit van het grondwater

In document Milieubalans 2007 (pagina 115-119)

4.2.1 signalen

Nitraatconcentratie in het grondwater van het zandgebied is sinds 1992 gehalveerd De gemiddelde nitraatconcentratie in het bovenste grondwater van de zandgebieden is in de periode 1992-2005 gestaag afgenomen (figuur 4.2.1). De stikstofoverschotten van de bodem bepalen in belangrijke mate de trend van de gemeten nitraatconcentra- tie. Deze overschotten zijn sinds 2001 niet meer afgenomen (LEI-BIN, 2007). op basis hiervan was de verwachting dat ook de nitraatconcentraties in de zandgebieden niet meer zouden afnemen. Waarom de metingen desalniettemin een daling laten zien is nog niet duidelijk.

De gemiddelde nitraatconcentratie in de zandgebieden bedroeg tussen 2003 en 2005 circa 80 mg/l (Wattel-Koekkoek et al., 2007). In de kleiregio bedroeg de gemiddeld

Wel gevoelig

voor versnippering voor versnipperingNiet gevoelig 0 20 40 60 80 100 % Afname Stabiel Toename

Gevoelig voor klimaatverandering

Plantensoorten 1988 - 1999 ten opzichte van 1975 - 1987

Wel gevoelig

voor versnippering voor versnipperingNiet gevoelig 0 20 40 60 80 100 %

Niet gevoelig voor klimaatverandering

Figuur 4.1.4 Trend van Nederlandse plantensoorten, uitgesplitst naar gevoeligheid voor versnip- pering en klimaatverandering (Ozinga et al., 2007).

4 MILIEUKWALITEIT IN HET LANDELIJK GEBIED

116

4.2.2 beleidsschets

Nederland mag tijdelijk meer dierlijke mest gebruiken

Met ingang van 2006 is de Meststoffenwet zodanig gewijzigd dat boeren niet meer dan 170 kilogram stikstof per hectare aan dierlijke mest mogen aanwenden. ook schrijft de nieuwe Meststoffenwet voor dat de totale stikstof- en fosfaataanvoer in balans moet zijn met de behoefte van gewassen. Dierlijke mest en kunstmest zijn hierbij belangrijke aanvoerposten van stikstof en fosfaat. De nieuwe Meststoffenwet met gebruiksnormen vervangt het mineralenaangiftesysteem (MINAS), waarin verliesnormen werden ge- hanteerd. De nieuwe Meststoffenwet is in lijn met de EU-Nitraatrichtlijn (EU, 1991), die als doel heeft het verminderen en voorkomen van waterverontreiniging door nitraat uit agrarische bronnen. De gebruiksnormen worden gehandhaafd op bedrijfsniveau. Bij overtreding kan een boete worden opgelegd.

Nederlandse bedrijven met meer dan 70% grasland mogen tot en met 2009 maximaal 250 kilogram stikstof per hectare uit dierlijke mest aanwenden (‘derogatie’). De Euro- pese Commissie heeft deze derogatie verleend onder de voorwaarde dat de nitraat- concentratie in het grondwater niet hoger is dan 50 mg nitraat per liter. In 2009 moet Nederland een derogatieverzoek indienen voor de periode 2010-2013. Behalve Ne- derland, hebben ook Denemarken, Duitsland en oostenrijk een derogatie voor het gebruik van meer dierlijke mest gekregen. Ierland, Wallonië en Vlaanderen hebben recent een derogatieverzoek ingediend bij de Commissie. Ten opzichte van de drie andere landen die nu een derogatie hebben, is de Nederlandse derogatie ruim: elders is een derogatie verleend tot 230 kilogram stikstof per hectare. De derogatie beslaat

1992 1996 2000 2004 2008 2012 0 50 100 150 200 mg/l Zandregio Kleiregio Veenregio l

Nitraat in bovenste grondwater

Toetsjaar EU-norm

Figuur 4.2.1 Gemiddelde nitraatconcentratie in het bovenste grondwater, 1992-2005 (Bron: Lan- delijk Meetnet effecten Mestbeleid, LMM). De cijfers voor de zand- en kleiregio zijn voor neerslag en steekproefgrootte gecorrigeerd.

ook een ruim oppervlak: in Nederland mag op circa 45% van het agrarisch gebied meer mest worden gebruikt tegen 2-5% elders.

4.2.3 beleidsprestaties

Stikstofoverschot tot 2001 gedaald door verminderd kunstmestgebruik

Het stikstofoverschot – het verschil tussen aanvoer van stikstof en opname door het gewas – bepaalt in sterke mate de uitspoeling van nitraat naar het grondwater. Tot 2001 zijn de stikstofoverschotten op bedrijven afgenomen (LEI-BIN, 2007), omdat boe- ren minder kunstmest zijn gaan gebruiken (figuur 4.2.2). Boeren hebben hiermee ade- quaat gereageerd op de geleidelijke aanscherping van wettelijke normen, die onder MINAS golden. In dezelfde periode is de productie en het gebruik van dierlijke mest vrijwel gelijk gebleven (figuur 4.2.3). Het gebruik van dierlijke mest werd onder MINAS indirect gereguleerd via fosfaatverliesnormen. Deze normen waren voor de grondge- bonden landbouw gemiddeld beperkt sturend, omdat de som van de verliesnormen en de gewasafvoer tot 2006 hoger was dan het gemiddelde mestgebruik in de praktijk. MINAS heeft er wel voor gezorgd dat extremen verdwenen zijn: boeren die boven het gebruiksplafond zaten moesten immers mest afvoeren. De intensiteit van de milieube- lasting is hierdoor afgenomen, maar de milieubelasting heeft zich wel over een groter deel van Nederland verspreid (oenema et al., 2006).

onder de nieuwe meststoffenwet worden de fosfaatgebruiksnormen voor de melkvee- houderij verder aangescherpt, waardoor meer melkveehouders mest moeten afzetten naar akkerbouwbedrijven. op dit moment is daar nog voldoende afzetruimte (figuur

4.2.3). ook de akkerbouw krijgt echter te maken met strengere fosfaatgebruiksnormen.

1996 1998 2000 2002 2004 2006 0 100 200 300 kg/ha Stikstof Fosfaat Kunstmestgebruik op landbouwgrond

4 MILIEUKWALITEIT IN HET LANDELIJK GEBIED

118

De afzetruimte voor dierlijke mest kan tot 2008 in stand worden gehouden als akker- bouwers het gebruik van kunstmest beperken. Akkerbouwers hebben dat tot dusverre minder gedaan dan veehouders: tot 2006 verminderde het kunstmestgebruik in de ak- kerbouw met ruim 10% tegen bijna 50% in de melkveehouderij. Na 2008 zal de mestaf- zetruimte mogelijk zover teruglopen, dat de fosfaatproductie van de huidige veestapel alleen door extra mestverwerking en export kan worden afgezet.

EU-norm voor nitraat komt tussen 2010 en 2015 in het verschiet, maar regionaal is normoverschrijding hardnekkig

Modelberekeningen laten zien dat door het nieuwe mestbeleid de gemiddelde nitraat- concentratie in het zandgebied tussen 2010 en 2015 zal dalen tot beneden de norm. Daarbij zal de nitraatconcentratie de norm op ongeveer 40% van het zandgebied blijven overschrijden (Willems et al., 2005). Regionaal blijken er grote verschillen te zijn. Met name in de zuidelijke zandgebieden zal de nitraatconcentratie de norm blijven over- schrijden. Het is vooralsnog onduidelijk of de Commissie deze resultaten voldoende zal vinden om in 2009 de Nederlandse derogatie voor mestaanwending te verlengen. De criteria die de Commissie zal hanteren zijn namelijk nog niet bekend.

1990 1994 1998 2002 2006 0 100 200 300 kg/ha Gebruiksplafond Uitspoelingsgevoelig zand Zand Veen Klei Melkveebedrijven

Fosfaatgebruik dierlijke mest

1990 1994 1998 2002 2006 0 40 80 120 160 kg/ha Gebruiksplafond Zand-, dal- en lössgronden Zuidwestelijk kleigebied Noordelijk kleigebied Centraal kleigebied Akkerbouwbedrijven

Figuur 4.2.3 Fosfaatgebruik uit dierlijke mest voor melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven. Gebruiksgegevens zijn afkomstig uit het Bedrijven Informatie Netwerk van het LEI. Voor de af- leiding van het gebruiksplafond voor de melkveehouderij is uitgegaan van een bedrijf met 75% grasland.

In 2006 meer rundermest op de markt

Dat Nederland de derogatie hard nodig heeft, blijkt uit het feit dat ruim de helft van de melkveebedrijven in 2005 meer dan 250 kilogram stikstof per hectare uit dierlijke mest aanwendde (LEI-BIN, 2007). Dit betekent dat deze bedrijven vanaf 2006 – bij de ingang van de nieuwe Meststoffenwet – maatregelen hebben moeten nemen om mest af te zetten. Eerste inzichten in mesttransporten laten zien dat er in 2006 inderdaad ongeveer 2 miljoen ton meer rundermest op de markt is gekomen. Dit heeft geleid tot een verhoging van de mestafzetprijzen met tientallen procenten. Slechts 5% van de melkveebedrijven gebruikte minder dan 170 kilogram stikstof per hectare uit dierlijke mest. Zonder derogatie hadden dus bijna alle melkveebedrijven meer mest moeten afzetten.

In document Milieubalans 2007 (pagina 115-119)