• No results found

Hoofdstuk 4 – Monument van alle vluchtelingen? (2016)

4.2 Toekomst van het Belgenmonument?

Men kan stellen dat bij de gemeente Amersfoort de verwachting bestond dat de herdenking van de het Belgenmonument en de Eerste Wereldoorlog in eigen omgeving meer (nationale) aandacht zou generen. Dit bleek bijvoorbeeld ook uit de snelheid waarmee het geld voor de restauratie van het Belgenmonument bemachtigd werd. Zo vertelde projectleider Rob Weeda: “En [wij] hoopten in 2018 voldoende fondsen binnen te krijgen om de restauratie te kunnen doen, omdat die vier jaar, 2014- 2018, veel publiciteit zouden genereren, zodat er draagvlak zou komen. Dat ging veel sneller dan wij dachten. In 2015 heeft de provincie Utrecht al aangegeven: Daar willen wij geld voor beschikbaar stellen.”299 Ook was de gemeente Amersfoort in de veronderstelling dat de honderdjarige herdenking

aangegrepen kon worden om (inter)nationale aandacht voor het monument te trekken.300

Hoogstwaarschijnlijk is de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog in Nederland, en Amersfoort, vooral weer ‘afgestoft’ vanwege het jubileum, wat volgens Jos Perry doorgaans al reden genoeg is om stil te staan bij een historische gebeurtenis die eigenlijk min of meer ‘vergeten ’ is. Daarnaast herdenkt men vaak met de achterliggende gedachtegang ‘wij mogen niet achterblijven’, in dit geval op de grote herdenkingsprogramma’s van de landen die wél deel hadden genomen aan de Eerste Wereldoorlog.301 Misschien hadden Nederlandse regionale en lokale overheden en culturele

spelers in het algemeen ook gehoopt op toeristische aandacht. Oorlogstoerisme is immers niet nieuw

298 Interview met Rob Weeda en Max Cramer, stadhuis Amersfoort (5-10-2016). 299 Ibidem.

300 Ibidem.

64

en de commercie lijkt dikwijls bij herdenking van de Eerste Wereldoorlog de overhand te krijgen, zoals bijvoorbeeld in België.302 Toch gaf Cramer toe dat ze deze commerciële invloed in het geval van het

Belgenmonument hebben proberen te vermijden: “Als de commercie daarmee aan de slag gaat, dan krijg je een toon waarvan je zegt: Nou, dat is niet respectvol voor wat België heeft doorstaan.”303

Overigens heeft Nederland maar weinig toeristische attracties die verbonden zijn aan de Eerste Wereldoorlog, op Huis Doorn of de enkele ‘plaatsen van herinnering’ die het project Utrecht Plaatsen van Herinnering 1914-1918 heeft aangestipt na.

Het vinden van een groter draagvlak en meer aandacht voor de Eerste Wereldoorlog en het Belgenmonument bleek dan ook lastiger dan gedacht. Toch dragen de grootschalige restauratie en het uitgebreide herdenkingsprogramma van het Belgenmonument inherent het vertrouwen in zich mee dat de gemeente nog een toekomst voor het Belgenmonument ziet. In deze paragraaf worden de inspanningen en verwachtingen besproken van de gemeente Amersfoort om het Belgenmonument van een toekomst te voorzien en om het meer in de schijnwerpers te zetten. Hoewel het onmogelijk is om de toekomst van het Belgenmonument en de Nederlandse herdenking van de Eerste Wereldoorlog in Nederland te voorspellen, is het wel interessant om daar een verwachting over uit te spreken. Wat heeft de gemeente Amersfoort bijvoorbeeld ondernomen om het Belgenmonument ditmaal niet tot de vergetelheid te doen laten vallen? En welke toekomst ziet zij voor het Belgenmonument weggelegd? Heeft de honderdjarige herdenking van de Eerste Wereldoorlog daadwerkelijk geleid tot nationale of zelfs internationale aandacht?

De gemeente Amersfoort was in ieder geval niet in de veronderstelling dat deze aandacht vanzelf tot stand zou komen. Een concrete poging van de gemeente Amersfoort om het Belgenmonument dan ook van een groter draagvlak en van een relevante invulling voor de toekomst te voorzien, is de ontwerpwedstrijd georganiseerd door FASadE (Forum voor Architectuur en Stedenbouw aan de Eem), een architectuurcentrum dat poogt een breed publiek te interesseren voor architectuur en stedenbouw.304 In overeenstemming met de gemeente en met de goedkeuring van de

gesprekpartners van het Belgisch veteraneninstituut schreef deze organisatie in mei 2016 een prijsvraag uit voor zowel Nederlandse als Belgische ontwerpers om een voorstel te doen voor een eigentijds ruimtelijk object, dat aan de directe omgeving van het Belgenmonument zou kunnen worden toegevoegd.305 Voor de beoordeling van deze ontwerpwedstrijd was een jury samengesteld,

302 Jurgen van den Plas, ‘Het circus van 100 jaar Grote Oorlog’ (2013), geraadpleegd op 27-1-2017,

http://www.stampmedia.be/2013/12/het-circus-van-100-jaar-grote-oorlog/.

303 Interview met Rob Weeda en Max Cramer, stadhuis Amersfoort (5-10-2016). 304 ‘Over FASadE’, FASadE, geraadpleegd op 25-1-2017, https://fasade.nl/over-fasade.

305 Bernard Hulsman, ‘Een wedstrijd om de Eerste Wereldoorlog tot leven te brengen’ (2016), geraadpleegd op

2-11-2016, https://www.nrc.nl/nieuws/2016/10/28/een-wedstrijd-om-de-eerste-wereldoorlog-tot-leven-te- brengen-4989192-a1529084.

65

onder andere bestaande uit hoofdredacteur van het NRC Handelsblad Peter Vandermeersch, Rob van der Laarse, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en kenner op het gebied van herinneren en herdenken en de directeur van het Frans Hals Museum, Ann de Meester.306 Met deze wedstrijd werd

niet alleen gepoogd om meer bekendheid voor het Belgenmonument te vergaren, maar vooral om er een nieuwe eigentijdse betekenis aan te geven als een herinneringsplek voor vluchtelingen.307

Directeur van FASadE, Johanna van der Werff, was van mening dat een restauratie van het monument alleen geen toekomstgarantie zou bieden.308 Uiteindelijk had de jury 133 inzendingen te beoordelen,

waarvan de meerderheid uit Nederland kwam.309

Op 28 oktober 2016 werd de winnaar bekendgemaakt: de Nederlandse Matthijs la Roi met zijn ‘Museum voor de Gastvrijheid’.310 Het idee van een ‘museum’ voor het Belgenmonument is echter niet

nieuw: in 1917 had Omer Buyse reeds geopperd om een museum bij het Belgenmonument te bouwen om op die manier ook de attractiewaarde van het monument te vergroten. In 1917 ging het echter om een museum waarin het werk en de bijdrage van de werkscholen voor geïnterneerden centraal zouden komen te staan, terwijl in het museum van 2016 meer de nadruk zal worden gelegd op het thema ‘gastvrijheid’ aan de hand van informatie over zowel de Belgische vluchtelingen van toen als over andere en meer recente vluchtelingenstromen. Hoe dan ook draagt ook het ‘Museum voor de Gastvrijheid’, evenals het idee van Buyse voor zijn museum, een impliciete signatuur in zich mee. Waar Buyse hoogstwaarschijnlijk de erkenning van zijn werk wilde vastleggen door middel van een museum, lijkt het museum in dit geval aan te duiden dat de Amersfoortse ‘gastvrijheid’ een eigenschap van alle tijden is. Toch blijft ‘gastvrijheid’ een begrip dat multi-interpretabel is: er was en is nog steeds niet altijd en overal sprake van gastvrijheid en daarnaast kan deze door verschillende groepen vluchtelingen anders zijn beleefd. Zelfs achter de gastvrijheid voor de Belgische geïnterneerden kan een vraagteken worden geplaatst. Overigens had Rob Weeda in het interview toegegeven dat het niet aan hen was om ‘hun gastvrijheid’ opnieuw expliciet aan het monument te koppelen.311

De vormgeving van het ‘Museum voor de Gastvrijheid’ bestaat in ieder geval uit een bakstenen paviljoentje met gebogen en organisch gevormde wanden, waarin onder meer een betonnen tafel staat met informatie over niet alleen vluchtelingen in België, maar ook over meer recente

306 ‘Ontwerpwedstrijd Belgenmonument Amersfoort’, FASadE, geraadpleegd op 3 -11-2016,

https://fasade.nl/agenda/24089996/ontwerpwedstrijd-belgenmonument-amersfoort.

307 ‘Ontwerpwedstrijd Belgenmonument Amersfoort’.

308 ‘Nieuwe betekenis voor Belgenmonument’, Trouw (28-7-2016).

309 Hulsman, ‘Een wedstrijd om de Eerste Wereldoorlog tot leven te brengen’.

310 ‘”Museum voor Gastvrijheid”, winnaar ontwerpwedstrijd Belgenmonument’ (2016), De Stad Amersfoort,

geraadpleegd 2-11-2016, http://destadamersfoort.nl/lokaal/museum-voor-gastvrijheid-winnaar- ontwerpwedstrijd-belgenmonument-179775.

66

vluchtelingenstromen. Het is de bedoeling dat het gebouwtje in 2019 gereed zal zijn. Of het daadwerkelijk gerealiseerd kan worden, is nog onduide lijk, omdat er nog geen geld voor is gevonden.312 De gemeente Amersfoort had zelf geen inspraak in de uitslag, maar zij besluit uiteindelijk

wel of het gebouwtje geplaatst kan worden.

Afbeelding 5: Ontwerper: Matthijs la Roi, ‘Impressie van het ‘Museum voor de Gastvrijheid’’, 2016, afkomstig uit een online artikel: ‘La Roi wint met Museum voor de Gastvrijheid ontwerpwedstrijd Belgenmonument’ (2016), Monumentaal, geraadpleegd op 8-11-2016, http://www.monumentaal.com/museum-gastvrijheid-

wint-ontwerpwedstrijd-belgenmonument-amersfoort/.

Toch blijft het plaatsen van een ruimtelijk object bij het Belgenmonument opmerkelijk, ook al is het idee in wezen niet nieuw. Het museum brengt in de eerste plaats een fysieke verandering aan in de directe omgeving van het Belgenmonument, dat honderd jaar eerder zorgvuldig ontworpen is door Belgische architecten. Daarnaast zet het museum het monument in een ander dagl icht: de link met meerdere vluchtelingenstromen en -opvang wordt nu permanent en fysiek gelegd, waardoor mogelijk het Belgenmonument als herinnering aan het oorlogsleed en als geschenk van de Belgen uit de Eerste Wereldoorlog ondergesneeuwd raakt. Deze spanningen werden ook door bijvoorbeeld Max Cramer gevoeld. Enerzijds zag hij in dat een ontwerpwedstrijd een goede gelegenheid was om meer bekendheid voor het Belgenmonument te vergaren en dat het misschien meer toekomstwaarde gaf, anderzijds was hij bezorgd of het ontwerp geen afbreuk zou doen aan het aanzien of de centrale positie van het Belgenmonument.313 Om die redenen is het dan misschien ook wel te beschouwen als een

origineel en pragmatisch instrument, of dramatischer geformuleerd een ‘noodzakelijk kwaad’, om het Belgenmonument blijvend en voor een groter publiek op de kaart te zetten. Het NRC Handelsblad gaf

312 Hulsman, ‘Een wedstrijd om de Eerste Wereldoorl og tot leven te brengen’. 313 Interview met Rob Weeda en Max Cramer, stadhuis Amersfoort (5-10-2016).

67

een artikel over deze ontwerpwedstrijd dan ook de passende kop: “Een wedstrijd om de Eerste Wereldoorlog tot leven te brengen”.314

Maar is met een nieuw bouwwerk het Belgenmonument daadwerkelijk voor altijd van de vergetelheid te redden? Op de korte termijn heeft de ontwerpwedstrijd enige persaandacht opgeleverd en zal het monument, wanneer het ‘Museum voor de Gastvrijheid’ er echt komt, bezoek kunnen verwachten van nieuwsgierigen. Als de nieuwigheid er echter van af is, zullen mensen om andere redenen gemotiveerd moeten blijven om de reis naar de Berg te ondernemen. Ook historicus Wim Klinkert is er niet van overtuigd dat de architectuurwedstrijd een blijvende oplossing kan bieden om het monument van de vergetelheid te redden in de toekomst. Daarvoor moet het monument volgens hem met een jaarlijks evenement verbonden worden, zoals de Wereld Vluchtelingen Dag.315

Daarbij aansluitend stelde Rob van Ginkel dat een herdenkingsritueel van uiterst groot belang is om de betekenis van een monument levend te houden.316 De gemeente Amersfoort heeft echter nog geen

wens of voornemen uitgesproken om het Belgenmonument ieder jaar met een herdenkingsceremonie te vereren.

Vragen over de toekomstverwachtingen van het monument werden eveneens gesteld aan projectleider Rob Weeda. Logischerwijs sprak hij de hoop uit dat het monument lang blijft bestaan, maar gaf tegelijkertijd toe dat een toekomstvoorspelling uitermate lastig is. Toch gaf hij een antwoord, waarin hij ook realistisch bleef: “Dat is eigenlijk de vraag: heeft het eeuwigheidswaarde? Dat is moeilijk. En het monument, we struikelen er niet over. Het monument op de Dam, kleiner en die natuurlijk de Tweede Wereldoorlog herinnert in Amsterdam, staat midden in het centrum van Amsterdam. Dus daar word je nog dagelijks mee geconfronteerd als je in Amsterdam komt en veel mensen, ook uit Limburg en Friesland, maar ook uit het buitenland, komen in Amsterdam. Dat is hier niet het geval, want het ligt buiten het centrum. Je moet er echt naartoe. [..] Dus dat blijft. En of wij er met zijn allen net zoveel inspanningen als nu in het monument doen [blijven] stoppen, dat zal niet denk ik. Daar moet je eerlijk in zijn.”317 Een van de problemen die Weeda in dit antwoord aanstipt, namelijk de afgelegen ligging

van het monument, lijkt inderdaad cruciaal. Het is een enorm en blijvend obstakel voor het Belgenmonument om tot een ‘bekende’ herinneringsplaats van de Eerste Wereldoorlog uit te kunnen groeien en niet van het netvlies te verdwijnen. Een grootschalig herdenkingsprogramma, een nieuwe actuele lading en een mogelijk nieuw ‘Museum voor de Gastvrijheid’ gaan dit probleem niet

314 Hulsman, ‘Een wedstrijd om de Eerste Wereldoorlog tot leven te brengen’. 315 ‘Nieuwe betekenis voor Belgenmonument’.

316 Van Ginkel, Rondom de stilte, 30.

68

overbruggen en een groter, ook niet-historisch geïnteresseerd publiek weten te overtuigen om voor het sobere bakstenen monument de reis naar de Amersfoortse Berg af te leggen.

Een ander punt is dat het monument nog steeds weinig nationale of zelfs internationale aandacht geniet. Hoewel de gemeente Amersfoort wel degelijk voor ogen had om met het huidige herdenkingsprogramma een nationaal, misschien zelfs internationaal , draagvlak te vinden voor het Belgenmonument, bleek dit tegelijkertijd niet gemakkelijk of vanzelfsprekend en moest de gemeente zich erbij neerleggen dat haar eigen inwoners toch de belangrijkste doelgroep bleef.318 Dat deze

(inter)nationale aandacht niet tot stand kwam, weerspiegelde zich eveneens in zowel de Nederlandse als Belgische nationale pers, die zich op het eerste gezicht nauwelijks uitlieten over de nieuwe ontwikkelingen rondom het Belgenmonument. Cramer hoopte dat de architectuurwedstrijd van FASadE deze persaandacht wel zou kunnen aanzwengelen.319 Het heeft inderdaad tot een paar

artikelen in nationale bladen geleid, maar of deze aandacht ook na de prijsuitreiking blijft, is maar zeer de vraag. Een ander voorbeeld, waaruit blijkt dat het Belgenmonument zelfs tijdens de honderdjarige herdenking niet uit kon groeien tot een herinneringsplaats van nationaal of zelfs internationaal belang, is af te lezen uit de afwezigheid van zowel het Nederlandse als het Belgische koningshuis. Het historisch onderzoek van Debie & Verkuijl naar het Belgenmonument noemde nog wel het voornemen om het gedenkteken opnieuw te laten inhuldigen door beider koningshuizen, zoals dat in 1938 ook was gebeurd.320 Maar in een artikel van het Algemeen Dagblad dat een paar dagen voor de

herdenkingsceremonie werd gepubliceerd, bleek dat dit voornemen geen navolging had gekregen. De afwezigheid van de koningshuizen kon echter ook een pragmatische reden hebben: eind november 2016 legde het Belgisch koningspaar een staatsbezoek aan Nederland af, wat “een andere gelegenheid [kan] betekenen om alsnog een bezoek te brengen aan het vernieuwde monument [..]”.321 Toch werd

deze gelegenheid niet benut; andere activiteiten in het programma waren kennelijk belangrijker dan een bezoek aan het Belgenmonument.322

De reikwijdte van het Belgenmonument blijft dus in wezen regionaal en lokaal. Dit weerspiegelt zich ook in andere activiteiten, zoals tentoonstellingen en boekpresentaties, die in Nederland georganiseerd zijn in het kader van de honderdjarige herdenking van de Eerste

318 Interview met Rob Weeda en Max Cramer, stadhuis Amersfoort (5-10-2016). 319 Ibidem.

320 Debie & Verkuijl, Historisch onderzoek en waardestelling herdenkingsmonument het Belgenmonument, 12. 321 Leo de Vries, ‘Koningen niet naar Belgenmonument’ (2016), Algemeen Handelsblad, geraadpleegd op 8 -11-

2016, http://www.ad.nl/amersfoort/koningen-niet-naar-

belgenmonument~a5212837/?utm_source=email&utm_medium=sendafriend&utm_campaign=socialsharing_ web.

322 ‘Staatsbezoek Koning en Koningin der Belgen – programma’ (2016), KoninklijkHuis.nl, geraadpleegd op 28-11-

2016, https://www.koninklijkhuis.nl/actueel/nieuws/2016/11/16/staatsbezoek-koning-en-koningin-der-belgen- programma.

69

Wereldoorlog.323 Daarnaast heeft deze herdenkingsperiode in Nederland nauwelijks geleid tot ‘grote’

herdenkingsmanifestaties, uitgezonderd het Belgenmonument uiteraard.324 Als de honderdjarige

herdenkingsperiode van de Eerste Wereldoorlog zelfs niet in staat is om een groter draagvlak te vinden voor de relevantie van de Eerste Wereldoorlog in Nederland en het Belgenmonument specifiek, lijkt een toekomst voor deze ‘herdenkingscultuur’ erg onwaarschijnlijk. Bovendien zal de Nederlandse herdenkingscultuur van de Eerste Wereldoorlog altijd tegen een aantal obstakels blijven aanlopen, zoals het gebrek aan gedenktekens en herdenkingsrituelen van de Eerste Wereldoorlog in Nederland en de grote historische aandacht voor de Tweede Wereldoorlog. Ook het Belgenmonument heeft zo haar eigen obstakels, zoals haar afgelegen ligging op de Amersfoortse Berg en het gebrek aan bijvoorbeeld een jaarlijks herdenkingsritueel. Daarnaast is het voorstelbaar dat de huidige vluchtelingencrisis naar verloop van tijd op de achtergrond raakt, waardoor de relevantie van het Belgenmonument voor minder mensen duidelijk is.

Toch zal enkel de tijd leren hoe het met de herdenking van de Eerste Wereldoorlog en het Belgenmonument verloopt na 2018. De verwachting is echter, gezien de betrekkelijk geringe en kortstondige aandacht voor het Belgenmonument, dat het gedenkteken opnieuw in de vergetelheid raakt, eveneens als het gehele thema van de Eerste Wereldoorlog in Nederland. Tegelijkertijd kan men zich ook afvragen of het ‘vergeten’ niet onvermijdelijk is en dat men het daarom beter kan accepteren. Marcel Möring schreef hier ook over in zijn essay uit 2013 over de 14 mei-herdenking in Rotterdam: “We moeten bereid zijn te vergeten, of althans te aanvaarden dat er vergeten wordt, net zoals we tegelijkertijd moeten proberen oprecht te herinneren [..]. Dat hoeft geen taak te zijn van de hele bevolking. Het mag alleen de mensen aangaan voor wie het nog betekenis heeft, het moet een besef zijn in de geesten van onze bestuurders.”325 Hoewel zijn essay handelt over een andere herdenking die

de stad wel direct raakt, is zijn argument misschien ook legitiem voor de herdenking van de Eerste Wereldoorlog en het Belgenmonument. Waarom legt de gemeente Amersfoort zich er niet bij neer dat het monument een geschiedenis vertolkt waar een breed, Nederlands publiek geen binding mee heeft en waarschijnlijk ook nooit zal hebben? Is het dan nog wel nodig om het Belgenmonument, misschien wel tegen beter weten is, op een grootschalige wijze opnieuw op de kaart te zetten? Kan het Belgenmonument niet gewoon een plek blijven voor de mensen wie het verleden van de Belgische vluchtelingen in Nederland echt aan het hart gaat? Volgens Max Cramer zal het verhaal van de

323 Ribbens, ‘Commemorating a ‘Foreign War’ in a Neutral Country’, 96-97.

324 ‘Provincie Utrecht herdenkt Eerste Wereldoorlog’, EersteWereldoorlog.nu, geraadpleegd op 26 -1-2017,

http://www.eerstewer eldoorlog.nu/agenda/provincie-utrecht-herdenkt-eerste-wer eldoorlog/.; ‘Agenda’, EersteWereldoorlog.nu, geraadpleegd op 26-1-2017, http://www.eerstewereldoorlog.nu/agenda/.

70

Belgische vluchtelingen immers toch wel beklijven, “omdat het [..] zo sterk is, dat dat altijd verteld zou worden.”326