• No results found

Hoofdstuk 4 – Monument van alle vluchtelingen? (2016)

4.3 Deelconclusie: Monument van alle vluchtelingen?

Het huidige Belgenmonument leek zich in 2016 eerder te ontwikkelen tot een lieu de mémoire van de vluchtelingenopvang in Nederland in het algemeen dan alleen van de Belgische vluchtelingen. Toch is link met de huidige vluchtelingenproblematiek noodzakelijk voor de gemeente Amersfoort om het monument met name voor haar eigen inwoners opnieuw op de kaart te zetten. Daarnaast is de verbinding met de actualiteit logisch. Bij herdenken is er namelijk altijd sprake van een terugblik vanuit het heden naar het verleden. Door de verbinding met de actuele vluchtelingencrisis kan, zoals Frijhoff het verwoordde, een ‘zinvol verleden’ voor de Amersfoorters (en Nederlanders) worden geconstrueerd. Tevens biedt de binding met dit thema de mogelijkheid om lering te trekken uit de geschiedenis van het Belgenmonument. Deze hedendaagse vluchtelingencrisis spreekt voor de Amersfoorters (en Nederlanders) in het algemeen meer tot de verbeelding doordat zij er in de afgelopen tijd direct dan wel indirect mee zijn geconfronteerd en verschillend hierop hebben gereageerd. Hoe dan ook is de binding met de huidige vluchtelingencrisis nodig, omdat de meeste Amersfoorters, in tegenstelling tot de Belgen, geen emotionele verbinding hebben met de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog waar het Belgenmonument oorspronkelijk voor staat.

Dit laatste punt maakt dat het Belgenmonument als gedenkteken aan de Eerste Wereldoorlog misschien eerder te beschouwen is als een Belgische dan een Nederlandse lieu de mémoire van de Eerste Wereldoorlog. Het Belgenmonument verbeeldt immers niet het leed van de Nederlanders, maar dat van de Belgen. Daarnaast voelen sommige Belgen zich nog op een emotionele manier verbonden met dit verleden. Dit sluit ook aan bij de ontwikkeling in hun eigen land, waar de herdenking van de ‘Groote Oorlog’ in 2014-2018 tot de grootste herdenkingsactiviteit ooit is uitgegroeid. Toch heeft het Belgenmonument eveneens geen (nationale) aandacht in België gegenereerd, waardoor de betiteling van Belgische herinneringsplaats misschien toch als overdreven is te beschouwen.

Daarnaast stond dit hoofdstuk in het teken van de toekomstverwachting van het Belgenmonument. Aan de hand van de grootschalige restauratie en het herdenkingsprogramma kan worden geconcludeerd dat de gemeente Amersfoort verwachtte dat het Belgenmonument opnieuw in de (nationale) aandacht zou komen (en blijven) te staan. Eén concrete poging om dit verder aan te zwengelen was de ontwerpwedstrijd van FASadE, die het idee voor het ‘Museum voor de Gastvrijheid’ opleverde. Toch lijkt het generen van (nationale) aandacht lastiger dan gedacht, ook voor de herdenking van de Eerste Wereldoorlog in Nederland in het algemeen. De honderdjarige herdenking

71

van het Belgenmonument heeft bijvoorbeeld, op een paar artikelen na met betrekking tot de ontwerpwedstrijd, weinig aandacht genoten in zowel de Nederlandse als de Belgische nationale pers. Bovendien werd de kans om het Belgenmonument tijdens het Belgisch koningsbezoek aan Nederland te bezoeken niet benut. Ook andere herdenkingsactiviteiten in Nederland, zoals tentoonstellingen of lezingen, lijken vooral vaak een regionaal of lokaal bereik te hebben. Als de honderdjarige herdenking er dus al niet in slaagt om de Eerste Wereldoorlog in Nederland op nationaal niveau op de kaart te zetten, dan kan de toekomst van zowel de herdenkingscultuur als van het Belgenmonument zelf somber worden ingezien. Bovendien is het te verwachten dat wanneer de huidige vluchtelingencrisis in Nederland minder evident wordt, het Belgenmonument haar actualiteit opnieuw zal verliezen.

72

Conclusie

Het Belgenmonument is een merkwaardig monument. Van origine is het een gedenkteken aan de Eerste Wereldoorlog, terwijl het in een land staat dat destijds neutraal was. Verder ‘vertelt’ het gedenkteken het verhaal van het Belgische oorlogsleed, terwijl het geschonken is aan de gemeente Amersfoort. Bovendien is het gebouwd als een Belgische erkentelijkheidsbetuiging voor de Nederlandse opvang in een tijd waarin Nederland en België politiek gezi en op zeer slechte voet met elkaar stonden. Hoe merkwaardig ook, het Belgenmonument blijft het grootste monument van Nederland, maar is als monument nauwelijks bekend en ook niet verbonden aan een (jaarlijkse) herdenkingstraditie.

Toch staken de gemeente Amersfoort en de provincie Utrecht in 2016 veel geld in de restauratie van dit monument dat misschien wel gedoemd is om weer vergeten te worden. De herleefde aandacht voor het Belgenmonument vond plaats in het kader van de (internationale) honderdjarige herdenking van de Eerste Wereldoorlog, waar Nederland en ook de gemeente Amersfoort met haar Belgenmonument op in probeerden te haken. Deze Nederlandse poging om op eigen bodem blijk te geven aan de honderdjarige herdenking van de Eerste Wereldoorlog is interessant, niet alleen vanwege de toenmalige neutraliteit, maar eveneens omdat het thema van de Eerste Wereldoorlog doorgaans in eigen land weinig aandacht heeft genoten. Het zijn onder meer deze spanningen die het Belgenmonument een interessante casestudy maakten voor de Nederlandse herdenkingscultuur rond de Eerste Wereldoorlog.

In deze masterscriptie zijn de afgelopen honderd jaar van het Belgenmonument onder de loep genomen en is, door het Belgenmonument te bestuderen als een lieu de mémoire, gepoogd inzicht te verkrijgen in zowel de ontwikkeling van het monument zelf als in de Nederlandse herdenkingstraditie van de Eerste Wereldoorlog. Door het gebruik van Nora’s historiografische invalshoek van lieux de

mémoire is de geschiedenis van het Belgenmonument op een meer kritische en meer nauwgezette

wijze bekeken dan in de reeds bestaande studies over het gedenkteken; daarbij werd dieper ingegaan op bijvoorbeeld betekenissen die verschillende ‘spelers’ aan het monument hebben gehecht en hoe deze betekenissen veranderden na verloop van tijd en welke rol het Belgenmonument als een lieu de

mémoire van het neutrale Nederland in de Eerste Wereldoorlog heeft gespeeld. Het gebruik van Nora’s

methode van lieu de mémoire heeft geresulteerd in een close reading van verleden van het Belgenmonument, wat interessante resultaten heeft opgeleverd over de betekenis van het monument voor niet alleen Amersfoort, maar ook voor de Nederlandse herdenkingscultuur van de Eerste Wereldoorlog.

73

Allereerst heeft deze bestudering van honderd jaar Belgenmonument laten zien dat het Belgenmonument meer was dan louter een Belgische dankbetuiging aan de Nederlandse opvang, zelfs vanaf het begin. Zo heeft het Belgenmonument in de afgelopen jaar verschillende functies gekend; het was namelijk niet alleen een herdenkingsplaats, maar eveneens een toeristische trekpleister voor de gemeente Amersfoort en zelfs een praktijklokaal voor de Nederlandse Beiaardschool. Daarnaast heeft het Belgenmonument verschillende betekenissen gehad, die door diverse groepen en personen aan het gedenkteken werden toegekend. Voor initiator Omer Buyse was het Belgenmonument bijvoorbeeld een manier om het nut van zijn werkscholen vast te leggen, terwijl het voor architect Huib Hoste daarentegen een middel was om uiting te geven aan het Belgische oorlogsleed en de hoop op de Belgische herrijzenis. Daarnaast stond het Belgenmonument in algemene zin ook lange tijd symbool voor de Nederlands-Belgische relaties. Zo benadrukten de Nederlandse pers en de gemeente Amersfoort dikwijls tijdens de herdenkingen na de Tweede Wereldoorlog de verbeterde verstandhouding tussen België en Nederland. De boodschap die de Belgische ex-geïnterneerden aan het monument hechtten, lag dichter bij de oorspronkelijke betekenis ervan: voor hen bleef het voornamelijk een herinnering aan hun interneringstijd en de erkentelijkheid voor de opvang. Tegelijkertijd boden de herdenkingsbijeenkomsten voor de ex-geïnterneerden waarschijnlijk een gelegenheid om erkenning te krijgen voor datgeen zij tijdens de oorlog hadden doorstaan. De gemeente Amersfoort daarentegen verbond het Belgenmonument vaak aan meer hedendaagse thema’s, zoals de Tweede Wereldoorlog of de huidige vluchtelingenproblematiek, om het op die manier ook voor de eigen inwoners van een relevantie te voorzien. Desalniettemin verloor Amersfoort niet uit het oog met welk doel de bouw van het Belgenmonument in 1916 was voorgesteld: als een fysiek gedenkteken aan de Belgische dankbaarheid voor de Nederlandse gastvrijheid.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden van verschillende functies en betekenissen die de belangrijkste ‘spelers’ in honderd jaar tijd aan het Belgenmonument hebben toegedicht. Bovendien, zoals uit deze opsomming en de masterscriptie in zijn geheel blijkt, volgden deze functies en betekenissen elkaar niet op: ze overlapten elkaar, bestonden naast en soms tegenover elkaar. De beoogde boodschap van een monument is immers niet vanzelfsprekend de ontvangen boodschap. Ten slotte is het inherent aan een lieu de mémoire dat zij veranderlijk is en onderhevig aan grotere maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. Dit ging ook op voor het Amersfoortse Belgenmonument, waarvan de betekenis in de afgelopen decennia vaak is getekend door ontwikkelingen als de politieke verhoudingen tussen Nederland en België, de Tweede Wereldoorlog, het toenemend belang van erfgoed en monumentenzorg, de huidige vluchtelingenproblematiek en het wereldwijde fenomeen van de honderdjarige herdenking van de Eerste Wereldoorlog.

74

Op de tweede plaats kan worden geconcludeerd dat er een emotionele afstand lijkt en leek te bestaan tussen de Amersfoorters en (het verleden van) het Belgenmonument. Deze afstand tot dit verleden is niet verwonderlijk: behalve dat Nederland neutraal was tijdens de Eerste Wereldoorlog, was het Nederland die de vluchtelingen opving. Hoewel de komst en opvang van al deze Belgische vluchtelingen ongetwijfeld het dagelijks leven in Nederland destijds hebben beïnvloed, zijn deze ervaringen geenszins vergelijkbaar met die van de Belgen. Het is te beredeneren dat om die reden het Belgenmonument door veel Amersfoorters (en Nederlanders in algemene zin), is beschouwd als ‘het leed van de ander’. Illustratief hiervoor is dat de gemeente Amersfoort telkens op zoek is geweest naar hedendaagse thema’s, zoals de Tweede Wereldoorlog of de vluchtelingencrisis in 2016, om het verhaal van het Belgenmonument toch ook voor haar inwoners invoelbaar en essentieel te houden.

Deze distantie tot het verleden komt eveneens naar voren in de manier waarop de gemeente Amersfoort is omgegaan met het Belgenmonument in de afgelopen honderd jaar. Hoewel het Belgenmonument in zijn honderd jaar verschillende herdenkingsbezoeken en -bijeenkomsten heeft gekend, werd duidelijk dat de herdenkingsfunctie van het gedenkteken geen grote rol speelde voor de gemeente Amersfoort, in het bijzonder niet na 1967. Dit bleek bijvoorbeeld uit het feit dat de gemeente nauwelijks stilstond bij de consequenties voor de herdenkingswaarde van het monument toen ze in 1967 besloot om een oefencarillon in het Belgenmonument te plaatsen, waardoor het gedenkteken een drastische bestemmingswijziging onderging. Bovendien is de gemeente er niet in geslaagd om zelf een jaarlijkse herdenkingstraditie op te zetten nadat de Belgische herdenkingsbezoeken ophielden. Tenslotte liet de motivering voor het plaatsen van het Belgenmonument op de gemeentelijke- en rijksmonumentenlijst zien dat het door Nederland doorgaans niet als een monument met een herdenkingsfunctie werd beschouwd, maar eerder werd geconserveerd vanwege de cultuurhistorische- en architectonische waarde.

Is het Belgenmonument dan als een Belgische lieu de mémoire te beschouwen? Enerzijds lijkt dit logisch, aangezien het Belgenmonument gezien kan worden als een monument door en voor Belgen en omdat de herdenkingsbezoeken en -bijeenkomsten veelal op Belgisch initiatief kwamen. Daarnaast is er vandaag de dag nog steeds sprake van een levende herinnering van de Belgen aan hun ‘Grote Oorlog’. Anderzijds is het waarschijnlijk toch overdreven om het Belgenmonument tot een Belgische

lieu de mémoire te benoemen, aangezien ook de Belgische aandacht beperkt was en is. Zo vormden

de ex-geïnterneerden die regelmatig een bezoek brachten aan het Belge nmonument een ondergewaardeerde groep in België, die in eigen land geen deel uit maakte van het herdenkingslandschap. Bovendien verdween deze Belgische (georganiseerde) aandacht bijna volledig toen de herdenkingsbezoeken ophielden na 1967. Hoewel het Belgenmonument in 1938 wel Belgisch koninklijk bezoek ontving en bij latere herdenkingsceremonies Belgische ambassadeurs, is dit een te

75

schamele basis om te spreken van een levend Belgisch lieu de mémoire. Ook in het herdenkingsjaar van 2016 heeft het Belgenmonument in België weinig nationale persaandacht gekregen. Het Belgenmonument werd zelfs niet in het programma van het staatsbezoek van het Belgisch koningspaar aan Nederland in november 2016 opgenomen.

Kan het Belgenmonument dan überhaupt wel als een lieu de mémoire beschouwd worden? Aan een lieu de mémoire zijn immers ‘voorwaarden’ verbonden, zoals al bleek uit de inleiding. In ieder geval ontstaat en bestaat een lieu de mémoire niet ‘zomaar’ voort: het is een constructie, een resultaat van een (georganiseerde) betekenisgeving en toe-eigening. Er moet dan dus ook een intentie bestaan om te herinneren. Het Belgenmonument heeft uiteraard periodes gekend waarin het acti ef werd toegeëigend, zoals door de gemeente Amersfoort en de Belgische oud -geïnterneerden, maar er bestonden eveneens periodes waarin het Belgenmonument en met name haar herinnering aan de Belgische vluchtelingen in Nederland weinig tot geen aandacht genoten of een onderliggende rol speelden. Het is dus een lieu de mémoire met pieken en dalen. Mogelijkerwijs kan het Belgenmonument dan vooral als een lieu de mémoire van de moeizame plaats die de Eerste Wereldoorlog heeft in het historisch collectief bewustzijn en dus de Nederlandse herdenkingscultuur worden beschouwd. Het verleden en heden van het Belgenmonument laten zien hoeveel moeite het kost(te) om een blijvende en betekenisvolle herdenkingstraditie rond deze oorlog op te zetten.

Ondanks het feit dat de gemeente Amersfoort zich al honderd jaar lang aan de belofte houdt om het Belgenmonument te onderhouden, is zij er dus niet altijd (of geheel) in geslaagd om de oorspronkelijke betekenis van het Belgenmonument levend en voor een groot (Nederlands) publiek relevant te houden. Deze hindernissen om het Belgenmonument van een levende herdenkingstraditie te voorzien, zijn te herleiden tot de factoren die door verschillende historici in de inleiding werden genoemd voor het ontbreken van een Nederlandse herdenkingscultuur van de Eerste Wereldoorlog. Allereerst bleek namelijk dat het ontbreken van een directe historische ervaring met de Eerste Wereldoorlog ertoe heeft geleid dat in Amersfoort (en in algemene zin ook in Nederland) geen breed gedragen relevantie van en er een afstand tot het verleden van de Eerste Wereldoorlog bestaat. Dit uitte zich bijvoorbeeld in het feit dat de herdenkingstraditie van het Belgenmonument vooral afhankelijk was van Belgische initiatieven en dat de gemeente Amersfoort tijdens deze herdenkingen het Belgenmonument dikwijls verbond met andere hedendaagse thema’s. Ten tweede bleek uit de bestudering van het Belgenmonument dat de Tweede Wereldoorlog veel meer impact heeft gehad dan de Eerste: tijdens de herdenking bij het Belgenmonument van 1947 verwees de Amersfoortse burgemeester bijvoorbeeld naar de Nederlandse vluchtelingen in België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tien jaar later merkte hij ook nog op dat het leed van de Tweede Wereldoorlog dat van het Eerste zelfs had doen verbleken. Verder is gebleken dat er in zekere zin nooit sprake is geweest

76

van een nationale herdenkingstraditie of -cultuur waarnaar verwezen kon worden of waar het Belgenmonument op in kon haken. In de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog waren er bijvoorbeeld maar weinig gedenktekens opgericht in Nederland, laat staan dat deze een herdenkingscultuur tot stand konden brengen. Pas na de Tweede Wereldoorlog ontstond er in Nederland een herdenkingscultuur: als er dus over een Nederlandse herdenkingstraditie of -cultuur wordt gesproken of geschreven, dan gaat het dus vrijwel altijd over die van de Tweede Wereldoorlog. Krantenonderzoek leverde daarnaast geen (latere) voorbeelden op van groots opgezette herdenkingsactiviteiten rond de Eerste Wereldoorlog in Nederland, maar slechts van een aantal lokale initiatieven die later in de twintigste eeuw tot stand kwamen, zoals bijvoorbeeld de zwerfkei in Ede. Er kan dus, aan de hand van de bestudering van honderd jaar Belgenmonument, geconcludeerd worden dat er inderdaad in Nederland geen sprake is van een herdenkingscultuur van de Eerste Wereldoorlog.

Hoogstwaarschijnlijk gaat de honderdjarige herdenking van de Eerste Wereldoorlog, waaraan Nederland in de afgelopen jaren voorzichtig heeft ‘meegedaan’, hier geen verandering in brengen. Een nationale herdenking is, zoals uit de inleiding al bleek, uitgebleven en de overheid had het initiatief vooral gelegd bij regionale en lokale (culturele) instellingen. Hierdoor is het bereik van de meeste activiteiten die in het kader van de herdenking georganiseerd zijn dan ook beperkt gebleven. Ook het ambitieuze programma van het Belgenmonument heeft vooralsnog niet geleid tot bijvoorbeeld grote (inter)nationale aandacht. Dit bleek bijvoorbeeld uit het feit dat het Belgenmonument, op de ontwerpwedstrijd van FASadE na, weinig aandacht genereerde in de nationale pers. Ook gaf de gemeente Amersfoort zelf toe dat de belangrijkste doelgroep vooralsnog vooral de Amersfoorters was. Dat het bereik van het Belgenmonument beperkt is gebleven, is waarschijnlijk tevens te verklaren aan de hand van een aantal (structurele) obstakels die het Belgenmonument steeds moet zien te overwinnen. Zo zal het Belgenmonument altijd te maken hebben met haar afgelegen ligging, waardoor mensen niet snel direct geconfronteerd worden met monument, en met de emotionele afstand die er in Nederland bestaat tot het verleden van de Belgische vluchtelingen.

Daarnaast lijkt het Belgenmonument zich thans te ontwikkelen tot een gedenkteken aan de vluchtelingen en hun opvang van alle tijden, waardoor het zich verder distantieert van de Eerste Wereldoorlog. Het is tevens de vraag in hoeverre deze link met de huidige vluchtelingencrisis beklijft: het is namelijk te verwachten dat deze problematiek binnen enkele maanden of jaren weer naar de achtergrond verdwijnt. Bovendien is de honderdjarige herdenkingsperiode van de Eerste Wereldoorlog eindig. Aannemelijk is dat het daarom over een aantal jaren opnieuw vergeten wordt. In zekere zin gaat deze toekomstverwachting ook op de voor de algemene Nederlandse herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Na 2018 kan in Nederland immers niet meer teruggegrepen worden op een mooi ‘rond’ jubileumjaar en de internationale herdenkingshausse van de Eerste Wereldoorlog,

77

maar zal er een andere relevantie voor deze oorlog moeten worden gevonden en dat zal lastig zijn in een samenleving waarin de Eerste Wereldoorlog niet in het historisch collectief bewustzijn is verankerd. Het is dan ook te verwachten dat het thema Eerste Wereldoorlog in Nederland na 2018 in de Nederlandse samenleving wederom wegzakt, waarschijnlijk totdat er een volgend jubileumjaar komt, waarin er weer op internationaal niveau rekenschap wordt gegeven aan de Eerste Wereldoorlog, of misschien zelfs wel voor altijd.

Naast de vraag of dit ‘opnieuw vergeten’ onvermijdelijk is, kan men zich ook afvragen in hoeverre dit kwalijk is. Het neutrale Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft ongetwijfeld tot de fascinatie geleid van verschillende historici en andere geïnteresseerden en voor hen zal de Eerste Wereldoorlog tot de verbeelding blijven spreken. In de toekomst zal er dan ook nog steeds wel (historisch) onderzoek naar deze geschiedenis worden gedaan en zullen de verhalen over bijvoorbeeld de mobilisatie, de grenscontroles en de Belgische vluchteli ngen verteld blijven worden voor degene die zich hierbij betrokken voelen. Maar over het algemeen heeft de Eerste Wereldoorlog in Nederland op de meeste Nederlanders geen diepe en blijvende indruk gemaakt, waardoor het ook niet heeft geleid tot een herdenkingscultuur. ‘Onze oorlog’ is de Tweede Wereldoorlog en de herdenkingscultuur aan deze oorlog dijt deze dagen alleen maar verder uit. Een poging om honderd jaar na dato alsnog een herdenkingscultuur aan het neutrale Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog op te zetten, is daarom te beschouwen als tevergeefs. Voor Nederland zal de Eerste Wereldoorlog vooralsnog vooral ‘de oorlog van anderen’ zijn en blijven.327

78

Literatuurlijst

Abbenhuis, Maartje M., The Art of Staying Neutral. The Netherlands in the First World War,

1914-1918 (Amsterdam 2006).

Den Adel, Willem en Cramer, Max, ‘Belgenmonument zeventig jaar!’, Nieuwsblad