• No results found

Hoofdstuk 2 – Een onbestemd intermezzo (1919-1938)

2.1 De langverwachte koninklijke inhuldiging op 22 november 1938

Ondanks het feit dat het Belgenmonument in 1919 al voltooid was, liet de officiële inhuldiging tot 1938 op zich wachten. In dat jaar vond op een regenachtige dinsdag op 22 november een ceremonie plaats waarbij zowel het Nederlandse als het Belgische koningshuis waren vertegenwoordigd door respectievelijk koningin Wilhelmina en koning Leopold III. In de dagen daarvoor had de gemeente Amersfoort het monument nog snel laten schoonmaken en controleren.136 De manifestatie en het

bezoek van de koninklijke huizen hadden veel Amersfoortse inwoners naar de Berg gelokt.137

Hoogwaardigheidsbekleders, zoals de commissaris van de Koningin van de provincie Utrecht en hoge militairen, maar ook personen die tijdens de Eerste Wereldoorlog hun steentje hadden bijgedragen aan de Belgische vluchtelingenopvang woonden de plechtigheid bij.138 De inhuldiging zelf was kort en

ingetogen van karakter. Na de aankomst en de inspectie van de erewacht bekeek het koninklijk paar het monument, terwijl de burgemeester, graaf Van Randwijck, hen vertelde over het monument. Vervolgens legde Koning Leopold III onder de klanken van het Nederlandse volkslied een krans en werden er twee bronzen herdenkingsplaquettes onthuld.

Op deze plaquettes staat, zowel in het Nederlands als in het Frans, de volgende tekst: “Op 22 november 1938 is dit gedenkteeken aangebracht in tegenwoordigheid van Hare Majesteit Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, door Zijne Majesteit Leopold III, Koning der Belgen, als getuigenis der

136 ‘Restauratie Belgisch Monument’, Algemeen Handelsblad (18-11-1938).

137 ‘Koning Leopold als Tolk der Belgische Dankbaarheid’, Bredasche Courant (23-11-1938). 138 ‘Koning Leopold bezoekt het Belgenmonument’, Algemeen Handelsblad (23-11-1938).

30

dankbaarheid van het Belgische volk voor de edelmoedige hulpvaardigheid aan de Belgische uitgewekenen gedurende den wereldoorlog 1914-1918, door het Nederlandsche volk bewezen.”139 In

deze tekst werd teruggegrepen op de boodschap van 1916, waarin dankbaarheid en gastvrijheid de sleutelbegrippen waren. De groep van ‘geïnterneerden en hunne gezinnen’ was inm iddels wel uitgebreid naar ‘Belgische uitgewekenen’, waardoor het monument als symbool kon worden gezien voor het vele grotere fenomeen van de gehele Belgische vluchtelingenstroom. Al in de schriftelijke overdracht van het monument in 1918 aan de gemeente Amersfoort had het Centraal Beheer der Werkscholen de groep van ‘geïnterneerden en hun families’ vergroot naar ‘alle vluchtelingen’.140

Hoewel een motivatie hiervoor niet is teruggevonden, is het aannemelijk dat met de verbreding van de doelgroep een groter publiek werd aangesproken en dat het Belgenmonument op deze wijze naar een veel groter thema binnen de Nederlandse en Belgische geschiedenis kon refereren. Na de onthulling van de plaquettes spraken de Koning en Koningin nog kort met de personen die zich hadden ingezet voor de opvang, waarna ze de trappen van het hoofdgebouw bestegen en de vertrekken bekeken. Vervolgens vertrok het Koninklijk gezelschap weer, terwijl het Belgisch volkslied nog werd gespeeld. Tijdens de ceremonie waren geen redevoeringen gehouden, de bijeenkomst had in totaal slechts een kwartiertje geduurd.141

Deze korte inhuldiging had vooral in het teken gestaan van de Nederlandse hulp aan de Belgische vluchtelingen, zoals de tekst op de plaquettes nogmaals bevestigde. Voor de nationale en regionale pers stond de plechtigheid echter voornamelijk in teken van de hernieuwde samenwerking tussen Nederland en België. Het Algemeen Handelsblad beschreef de ceremonie onder meer als een symbool van verbroedering en verbondenheid tussen twee volkeren en de Delftsche Courant noemde de plechtigheid zelfs een “manifestatie van Belgisch-Nederlands saamhoorigheidsgevoel”.142 Dat

dergelijke diplomatieke gevoelens aan het Belgenmonument werden verbonden door omstanders, zoals de Nederlandse pers, is niet verwonderlijk. Het jarenlange uitblijven van de koninklijke inhuldiging was een gevolg van de politieke onenigheden tussen Nederland en België, die zich na de Eerste Wereldoorlog voortsleepten. Was de inhuldiging van 1938 dan te zien als een symbolisch keerpunt in deze Belgisch-Nederlandse relatie? Welke grotere onenigheden tussen Nederland en België hadden de inhuldiging voorheen verhinderd?

139 ‘Koning Leopold bezoekt het Belgenmonument’.

140 Archief Eemland, (0002.01) Stads - c.q. gemeentebestuur Amersfoort, 1811-1945, inv. nr. 4800,

overdrachtsakte van het Belgenmonument 16-11-1918.

141 ‘Het bezoek van koning Leopold aan Nederland’, De Indische Courant (25-11-1938).

142 ‘Koning Leopold bezoekt het Belgenmonument’.; ‘Koning Leopold als Tolk der Belgische Dankbaarheid’,

31

Hoewel de inhuldiging lang op zich liet wachten, was in het najaar van 1918 al wel de overdrachtsakte van het gedenkteken aan de gemeente Amersfoort opgemaakt, zonder dat de gemeente daar merkwaardig genoeg zelf van op de hoogte was gesteld. In deze akte droegen de werkscholen “het gedenkteeken dat het heeft opgetrokken op den “Berg” in eigendom over als hulde aan het Nederlandsch volk voor heropbeuring en de gastvrijheid die het den Belgische geïnterneerde en vluchtelingen zoo edelmoedig heeft bedeeld gedurende den grooten oorlog”.143 In de

overdrachtsakte ging het dus niet alleen meer om gastvrijheid, maar ook om ‘heropbeuring’. Daarnaast was, opmerkelijk genoeg, de dankbetuiging veranderd in een ‘hulde’, dus meer een soort van eerbetoon. Hoewel de aanpassingen en toevoegingen klein zijn, laten zij wel zien hoe veranderlijk de officiële betekenis van een monument kan zijn.

Na enig aandringen ontving de gemeente Amersfoort in 1919 alsnog de overdrachtsakte per post. In de bijgaande brief verklaarde Buyse dat hij nog niet eerder in staat was geweest om de overdrachtsakte persoonlijk aan de gemeenteraad van Amersfoort te overhandigen.Buyse schreef ook dat hij toch nog graag samen met de gemeente in de lente een plechtige en publieke overdracht wilde organiseren.144 De gemeente ging hier echter niet op in: zij voelde door de hoog opgelopen spanningen

tussen Nederland en België weinig voor zo’n plechtigheid.145 Bovendien was zij in de veronderstelling

dat een verlate inhuldiging niet in overeenstemming zou zijn met de spontane oprichting van het monument en dat het met de herinnering aan de Belgische dankbaarheid sowieso wel goed zat, gezien het grote aantal treinen dat iedere dag het monument passeerde.146 Vooral dat laatste argument was

niet alleen zeer pragmatisch, maar ook opmerkelijk. Voor de gemeente Amersfoort leek de kwestie van de inhuldiging in ieder geval afgedaan. Kennelijk waren de politieke onenigheden Amersfoort meer een doorn in het oog dan voor bijvoorbeeld Buyse. Zo schreef het Amersfoortsch Dagblad eind 1918: “En nu hooger op de Berg op een ander Belgisch werk, naar het Monument, dat uitdrukking geeft van dankbaarheid wat Holland deed aan dit door den Duitsch onder den voet geloopen ongelukkig volk. Belgische dankbaarheid? En het gesar en gedreig van enkele Belgische bladen?”147

Waar ging dit ‘gesar en gedreig’ eigenlijk over? Onenigheden tussen Nederland en België bestonden al tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar kwamen na de wapenstilstand op 11 november 1918 opnieuw bovendrijven. Bovendien maakten beide landen enkele politieke ‘misstappen’. De

143 Archief Eemland, (0002.01) Stads - c.q. gemeentebestuur Amersfoort, 1811-1945, inv. nr. 4800,

overdrachtsakte van het Belgenmonument 16-11-1918.

144 Archief Eemland, (0002.01) Stads - c.q. gemeentebestuur Amersfoort, 1811-1945, inv. nr. 4800, brief van Omer

Buyse aan de Amersfoortse burgemeester Van Rankwijck najaar 1919.

145 Cramer, ‘Het Belgen-monument te Amersfoort’, 67.

146 Archief Eemland, (0002.01) Stads - c.q. gemeentebestuur Amersfoort, 1811-1945, inv. nr. 4801, brief van de

Amersfoortse gemeenteraad aan de Commissaris van de Koningin in de provincie Utrec ht 6/7-2-1922.

32

eerste Nederlandse ‘misstap’ in de relatie was de asielverlening aan de gevluchte Duitse keizer Wilhelm II in november 1918.148 Vervolgens stond Nederland Duitse troepen toe om door Limburg huiswaarts

te trekken.149 Deze acties deden het wantrouwen in België groeien. Daarbovenop kwam nog de

rekening voor de vluchtelingenopvang die Nederland aan België presenteerde. Hoewel het volstrekt legitiem was deze vergoeding te vragen, viel dat bij de Belgische regering niet in goede aarde.150 De

Belgische dankbaarheid voor de Nederlandse opvang maakte dan ook snel plaats voor verontwaardiging over het Nederlandse handelen tijdens en vlak na de oorlog.151

Toch was Nederland niet de enige partij die de relatie troebleerde: ook België zelf had daar een aandeel in, onder andere door de voortzetting van de annexatiecampagne omtrent Zeeuws- Vlaanderen en Limburg. Dit laatste leidde tot het ongenoegen van de Nederlandse regering en de publieke opinie. Zo schreef een verslaggever van De Telegraaf in november 1918 bijvoorbeeld: “[..] bij de gedachte, dat “die ondankbare Belgen”, na eerst ons schaarsch voedsel gedeeld te hebben, nu ook nog ons grondgebied eischten [..]”.152 Om de aanspraken op deze gebieden kracht bij te zetten, haalde

de Belgische pers herhaaldelijk de Nederlandse ‘wandaden’ van tijdens en vlak na de oorlog aan. Ook de regering liet zich expliciet uit over haar territoriale wensen.153 Zij hoopte tijdens de

vredesbesprekingen in Versailles haar gelijk te halen en de verdragen van 1839 te laten herzien. Behalve de annexatie van Zeeuws-Vlaanderen en Limburg, wilde België ook de geschillen oplossen rondom de Schelde en de waterwegen tussen Antwerpen, de Moerdijk en de Rijn.154 Daartoe moest

België de grote westerse mogendheden achter zich weten te krijgen, wat gezien de ‘onhandige beslissingen’ van Nederland steeds meer mogelijk leek. Intussen probeerde de Nederlandse regering deze Belgische campagne van gebiedsuitbreiding fel tegen te gaan en haar eigen reputatie te verbeteren. Nederland wist gaandeweg van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië de belofte los te krijgen dat ze niet zouden instemmen met de Belgische territoriale eisen.155 Tijdens de besprekingen

in Versailles besloot de commissie op 8 maart 1919 dat de verdragen van 1839 zouden worden herzien, inclusief de territoriale bepalingen. Nederland was welkom om deel te nemen aan de onderhandelingen. De relatie tussen Nederland en België bereikte in deze maand het vriespunt.156 Eind

mei werden uiteindelijk de standpunten van beide partijen door de commissie gehoord, waarna op 4 juni werd besloten dat het verdrag van 1839 zou worden herzien, maar dat de claims v an België op

148 De Waele, ‘Nasleep’, 70-71. 149 Ibidem, 71.

150 Zijlstra, ‘Het Belgenmonument in Amersfoort’, 189. 151 De Waele, ‘Nasleep’, 71.

152 ‘Een tocht door Staats-Vlaanderen’, De Telegraaf (11-12-1918). 153 De Waele, ‘Nasleep’, 75.

154 Hellema e.a., Nederland-België, 9-10. 155 De Waele, ‘Nasleep’, 72-73.

33

Nederlands grondgebied kwamen te vervallen. Nederland kon hoogstwaarschijnlijk opgelucht ademhalen, maar “België zat, na alle grootse verwachtingen, met een stevige kater.”157

De andere Belgische militaire en economische eisen werden daarna nog wel besproken, maar de onderhandelingen met Nederland verliepen bijzonder moeizaam.158 Aanvankelijk lukte het beide

partijen een aantal afspraken te maken, maar de besprekingen strandden uiteindelijk op de Wielingen, de zuidelijke monding van de Westerschelde.159 Na een impasse van een aantal jaren hervatten

Nederland en België de onderhandelingen over dezelfde problemen, wat in 1925 resulteerde in een verdrag. Hierin werd vastgelegd dat er een verbinding zou komen tussen Antwerpen en de Moerdijk en een Rijn-Maas-Schelde-kanaal. De Westerschelde zou onder gemeenschappelijk beheer van beide naties komen te liggen. Ditmaal was het de Nederlandse Eerste Kamer die in 1927 roet in het eten gooide door het verdrag te verwerpen. Men was weer terug bij af.160 In Het Volk stond dat de

verwerping van het verdrag tot grote teleurstelling had geleid in de hoge Belgische kringen: “Men betreurt voornamelijk, dat door deze beslissing de ontwikkeling van de samenwerking tusschen beide landen, wat de internationale politiek betreft, en in het bizonder in het raam van den Volkenbond, voor de toekomst bijna onmogelijk wordt gemaakt.”161

Ondanks het feit dat de onenigheden grotendeels onopgelost bleven, verbeterde de relatie tussen Nederland en België wel en ontstond er in de jaren dertig zelfs meer samenwerking tussen beide landen. In 1930 bijvoorbeeld sloot een aantal neutrale landen uit de Eerste Wereldoorlog, waaronder Nederland en België, een verbond. Dit samenwerkingsverband, waarbij ook de Scandinavische landen betrokken waren, werd de Oslo-groep genoemd. Twee jaar later ontstond de Conventie van Ouchy, waarbij Luxemburg, België en Nederland de handen ineensloten om te streven naar het verlagen van in- en uitvoerrechten.162 Daarnaast bracht het opnieuw dreigende oorlogsgevaar

in Europa aan het einde van de jaren dertig de twee kleine mogendheden dichterbij elkaar.163

Andersoortige uitingen van de verbeterde relatie tussen beide landen waren het feit dat België zich in 1937 bereid verklaarde om de door Nederland gemaakte interneringskosten terug te betalen en dat er overeenstemming werd bereikt over de vaart op de Rijn.164

Tot slot bezocht de Belgische koning Leopold III in november 1938 het Nederlandse koningshuis. In de Nederlandse pers werd dit bezoek in lijn met de verbeterde verstandhouding met

157 De Waele, ‘Nasleep’, 75. 158 Ibidem, 76.

159 Hellema, e.a., Nederland-België, 10. 160 Ibidem, 10.

161 ‘De verwerping van het traktaat. Algemeene teleurstelling in België’, Het Volk (24-3-1927). 162 Hellema e.a., Nederland-België, 10-11.

163 Ibidem, 11. 164 Ibidem, 11-12.

34

België gezien. Het Twentsch Dagblad Tubantia schreef bijvoorbeeld: “Er is in de laatste jaren een beter begrip gegroeid tusschen België en Nederland door ’n oprecht streven, om de problemen welke er bestaan op te lossen in een sfeer van welwillende gezindheid, met erkenning van de rechten en levensbelangen van beide landen. Daartoe zal het bezoek van Koning Leopold ongetwijfeld een belangrijke bijdrage vormen [..].”165 Het driedaagse bezoek in november 1938 was het eerste formele

bezoek van het Belgische koningshuis in Nederland sinds 1910.166 Beide koningshuizen brachten deze

dagen vooral door in Amsterdam, Den Haag en de koninklijke paleizen.167 Toch was er in het drukke

programma ruimte gemaakt voor de inhuldiging van het Belgenmonument. Het Belgenmonument en de inhuldiging kunnen daardoor als een onderdeel van het ‘verzoeningsbezoek’ worden beschouwd. Tevens was de inhuldiging te zien als een poging om het symbool van een ‘gedeeld verleden’, dat in het monument tot uiting komt in bijvoorbeeld de verbeelding van de wapens van beide landen, meer kracht bij te zetten. Toch is het maar de vraag of deze koninklijke inhuldiging voldoende was om het draagvlak van het Belgenmonument als symbool van een ‘gedeeld verleden’ daadwerkelijk te kunnen vergroten onder zowel de Nederlandse als de Belgische bevolking.