• No results found

Timotheüs en de tegenstanders (2:14-2)

(14) Breng dit in herinnering en betuig voor God dat zij geen woordenstrijd voeren, die tot niets dient dan tot catastrofe van de hoorders. (15) Beijver je, je aan God beproefd voor te stellen als een arbeider die zich niet hoeft te schamen, die het woord van de waarheid recht snijdt. (16) Maar onttrek je aan ongoddelijk gezwets;

(17) want zij zullen voortgaan tot toenemende goddeloosheid en hun woord zal als kanker voortwoekeren.

Onder hen zijn Hymeneüs en Filetus, (18) die van de waarheid zijn afgeweken door te zeggen dat de opstanding al heeft plaatsgehad en die het geloof van sommigen omverwerpen. (19) Evenwel, het vaste fundament van God staat en heeft dit zegel: De Heer kent hen die de zijnen zijn; en: Laat ieder die de naam van de Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid. (20) In een groot huis nu zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden; en sommigen wel tot eer, maar anderen tot oneer. (21) Als dan iemand zich van deze vaten reinigt, zal hij een vat zijn tot eer, geheiligd, bruikbaar voor de Meester, tot alle goed werk toebereid. (22) Maar ontvlucht de begeerten van de jeugd en jaag naar gerechtigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart. (23) En verwerp de dwaze en ongerijmde twistvragen, daar je weet dat zij twisten verwekken; (24) een slaaf van de Heer moet echter niet twisten, maar vriendelijk zijn voor allen, geschikt om te leren, verdraagzaam, (25) de tegenstanders met zachtmoedigheid terechtwijzend; misschien geeft God hun bekering om de waarheid te erkennen (26) en weer ontnuchterd te worden uit de strik van de duivel door wie zij gevangen zijn, om zijn wil te doen.

|14|

Breng dit in herinnering en betuig voor God dat zij geen woordenstrijd voeren, die tot niets dient dan tot catastrofe van de hoorders.

Timotheüs wordt opgeroepen om de bovenstaande woorden de gemeente in herinnering te brengen. We leven in een wereld vol van strijd. Strijd met moordende wapens, maar ook strijd met woorden die kwetsen en soms diepe wonden nalaten. De woordenstrijd zorgt voor de ondergang van de hoorders. Het brengt hen aan het wankelen en kan hen zelfs omvergooien (vs18). Het Griekse καταστροφή/katastrofē is ook in het Nederlands weergeven met ‘catastrofe’. Het gaat om een verwoesting van de gelovige. Een catastrofale ondergang.

|15|

Beijver je, je aan God beproefd voor te stellen als een arbeider die zich niet hoeft te schamen, die het woord van de waarheid recht snijdt.

Er zijn in het koninkrijk van God twee soorten arbeiders: zijn die wel beproefd zijn en zij die onbetrouwbaar zijn gebleken. De eerste hoeven zich niet te schamen, de anderen wel. Het Griekse dokimos dat we met

58

‘beproeven’ kunnen vertalen, werd gebruikt voor het keuren van munten of metalen voorwerpen.

De goede arbeiders snijden het woord van de waarheid recht. Ze snijden het in een rechte richting (ὀρθοτομέω/orthotomeō). We hoeven niet daarbij te denken aan het snijden van waarheid om dit te verdelen, zoals men brood verdeeld.1 Ook niet aan een lint dat in stukken wordt geknipt, percelen die worden ingedeeld in gebieden of een steen die zo geknipt wordt dat hij in het bouwwerk past.2 Het gaat om het recht vooruit brengen van de waarheid, zonder kromming of afwijking. We kunnen vandaar eerder denken aan rechte straat die wordt aangelegd.3

|16|

Maar onttrek je aan ongoddelijk gezwets;

|17|

want zij zullen voortgaan tot toenemende goddeloosheid en hun woord zal als kanker voortwoekeren. Onder hen zijn Hymeneüs en Filetus,

De arbeider weet welk een nadeel het doorsijpelen van valse doctrines heeft. Als een kankergezwel gerijpt deze goddeloosheid om zich heen. Het zorgt er zelfs voor dat het geloof van sommigen omver wordt geworpen (vs18). Dat zijn twee karakteristieken van een ongezonde leer. Een dwaalleer is altijd tot oneer van God en schadelijk voor het geestelijk leven van de gelovigen.4

Paulus noemt de brengers van dwaalleer duidelijk bij naam. Hun namen zijn Hymeneüs en Filetus. De naam Hymeneüs vinden we ook terug in 1Tm1:20, waardoor uitleggers gedacht hebben dat het om dezelfde persoon gaat.5

|18|

die van de waarheid zijn afgeweken door te zeggen dat de opstanding al heeft plaatsgehad en die het geloof van sommigen omverwerpen.

Vanaf de vroege christenheid zijn er mensen geweest die beweerden dat de opstanding van de gelovigen al had plaatsgevonden in het verleden of dat de opstanding überhaupt niet lichamelijk, maar geestelijk zou plaatsvinden (vgl. 1Ko15).

1 Calvin 1996, 313.

2 Vgl. Barrett 1963, 105.

3 Stott 1996, 62.

4 Ibid., 64.

5 Wiersbe 2007, 777.

|19|

Evenwel, het vaste fundament van God staat en heeft dit zegel: De Heer kent hen die de zijnen zijn; en: Laat ieder die de naam van de Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid.

Het is opmerkelijk dat de apostel spreekt over de Heer en niet ‘Jezus’

en/of ‘Christus’ gebruikt.6 De heerschappij van de Heer Jezus is van groot belang in de strijd voor zijn koninkrijk.

|20|

In een groot huis nu zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden; en sommigen wel tot eer, maar anderen tot oneer.

De apostel heeft het nog steeds over de twee soorten mensen in Gods koninkrijk. De arbeiders en de verdervers. Hij vergelijkt deze met de eervolle en vernederende voorwerpen in een huis. In een groot deftig huis zijn er meerdere verschillende voorwerpen die allemaal hun waarde hebben. Er zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden vatten. Sommigen worden gebruikt om de heer van het huis te vereren, anderen om hem te vernederen.

|21|

Als dan iemand zich van deze vaten reinigt, zal hij een vat zijn tot eer, geheiligd, bruikbaar voor de Meester, tot alle goed werk toebereid.

|22|

Maar ontvlucht de begeerten van de jeugd en jaag naar gerechtigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart.

De zonde moet ontvlucht worden en de heiligheid worden gezocht.

De Grieken en Romeinen kenden slechts twee leeftijdsgroepen: ouderen en jongeren. Met jongeren werden personen bedoeld die in de kracht van hun leven stonden en soldaten onder de veertig jaar.7

Met de begeerten van de jeugd bedoelt de apostel elke begeerte die nog niet onder controle is gebracht. Het gaat vandaar niet enkel over seksuele driften. Ook kan er bijvoorbeeld gedacht worden aan egoïstische ambities en arrogantie.8 Timotheüs dient zich daar, samen met de gelovigen, van af te keren en zich te richten op de vier positieve kenmerken: gerechtigheid, geloof, liefde en vrede. Dat zijn de essentiële zaken die hij dient na te jagen samen met degenen die dezelfde honger hebben hiernaar als hijzelf.

6 Remmers 1981, 63.

7 Simpson 1954, 8.

8 Stott 1996, 68.

60

|23|

En verwerp de dwaze en ongerijmde twistvragen, daar je weet dat zij twisten verwekken;

De strijdvragen waarover de apostel schrijft gaan over onderzoeken of discussie die tot weinig nut zijn voor de geestelijke opbouw van de gelovigen of het verkondigen van de ware christelijke geloofsleer.

|24|

een slaaf van de Heer moet echter niet twisten, maar vriendelijk zijn voor allen, geschikt om te leren, verdraagzaam,

Tegenwoordig is er een schreeuwend tekort aan vriendelijkheid.

Humeurigheid, onverdraagzaamheid en gewelddadigheid zijn aan de orde van de dag. Het begint heel gewoon met vriendelijk te zijn voor allen. Het kost niets en ’t doet veel.

We hoeven daarmee niet elk geschil uit de weg te gaan. Als het ware christelijke geloof op het spel staat, is Paulus zelf een fel polemicus (Gl2:11-14). We dienen enkel dwaze zaken uit de weg te gaan die geen invloed hebben op deze wereld en ons geloofsleven. De dienaar weet wat het betekent om nederig Gods weg te bewandelen en Gods Woord in zachtmoedigheid aan het volk te leren.

|25|

de tegenstanders met zachtmoedigheid terechtwijzend; misschien geeft God hun bekering om de waarheid te erkennen

|26|

en weer ontnuchterd te worden uit de strik van de duivel door wie zij gevangen zijn, om zijn wil te doen.

Paulus geeft nuchter te kennen dat degenen die zich bezighouden met ijdele twistzaken zich weer laten vangen door de duivel. Hij maakt de mensen als het ware ‘dronken’ om zijn wil te doen. Gelovigen die de Heer lief hebben en zijn wil willen doen, dienen zich vandaar daartegen te beschermen en zich bij een falen daarin te laten ontnuchteren.

7 Jannes en Jambres op de