• No results found

(10) Maar jij hebt nauwkeurig nagevolgd mijn leer, mijn wijze van doen, mijn bedoeling, mijn geloof, mijn lankmoedigheid, mijn liefde, mijn volharding, (11) mijn vervolgingen, mijn lijden, zoals mij is over komen in Antiochië, in Iconium, in Lystra, zulke vervolgingen als ik heb verdragen, en uit alle heeft de Heer mij gered.

(12) En ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus zullen vervolgd worden. (13) Maar boze mensen en charlatans zullen van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en misleid worden. (14) Maar jij, blijf in wat je geleerd hebt en waarvan je volkomen overtuigd bent, daar je weet van wie je het hebt geleerd, (15) en omdat je van jongs af de heilige geschriften kent, die je wijs kunnen maken tot behoudenis door het geloof dat in Christus Jezus is. (16) Alle Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in de gerechtigheid, (17) opdat de mens Gods volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust.

(1) Ik betuig voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, en zijn verschijning en zijn koninkrijk: (2) predik het woord, wees paraat, gelegen en ongelegen; weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en lering. (3) Want er zal een tijd zijn dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar naar hun eigen begeerten voor zichzelf leraars zullen verzamelen, om zich het gehoor te laten strelen; (4) en zij zullen het oor van de waarheid afkeren en zich tot de fabels wenden. (5) Maar jij, wees nuchter in alles, lijd verdrukking, doe het werk van een evangelist, vervul je dienst ten volle. (6) Want ik word al als een drankoffer uitgegoten en de tijd van mijn heengaan is aangebroken. (7) Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden. (8) Overigens is voor mij de kroon van de gerechtigheid weggelegd, die de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij in die dag zal geven; en niet alleen mij, maar ook allen die zijn verschijning hebben liefgehad.

|10|

Maar jij hebt nauwkeurig nagevolgd mijn leer, mijn wijze van doen, mijn bedoeling, mijn geloof, mijn lankmoedigheid, mijn liefde, mijn volharding, Timotheüs staat in een scherp contrast met de dwaalleraren. Hij was een toegewijde discipel en wordt, net als Paulus en elke andere christen, opgeroepen om anders te zijn dan deze dwaalleraren (Rm12:2). Hij volgt trouw de leer van de apostelen in woord en daad. Paulus wist dat dit hem krachtig zou maken om de duivel te weerstaan.

|11|

mijn vervolgingen, mijn lijden, zoals mij is over komen in Antiochië, in Iconium, in Lystra, zulke vervolgingen als ik heb verdragen, en uit alle heeft de Heer mij gered.

Gelovigen zullen in deze wereld vervolgd worden. Ze zullen lijden moeten doorstaan. Het boek Moby Dick (1851) dat Herman Melville schreef en de meesten van ons alleen als kinderboek of film kennen,

illustreert wat Paulus bedoelt.1Moby Dick was oorspronkelijk niet gedacht als kinderboek. De schrijver was van moederszijde van Nederlandse afkomst en opgegroeid in de Dutch Reformed Church. Het verhaal zit vol van diverse Bijbelse toespelingen. De hoofdpersoon is de zeekapitein Achab, een Quaker, die zijn been kwijtraakte in een gevecht met de witte walvis Moby Dick. Achab gaat samen met een bemanning scheep op een wraakexpeditie. Het gaat echter om meer dan wraakneming. Achter de witheid van de walvis ziet kapitein Achab een systeem vol huichelachtigheid, waarachter de waarheid van het universum verborgen ligt. Hij haat dat. Bezeten van één idee, jaagt hij Moby Dick achterna om zijn harpoen diep onder dat witte masker te drijven.

|12|

En ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus zullen vervolgd worden.

De dienaren van Christus die godvruchtig willen leven zullen vijandschap opwekken bij de goddelozen. Het enige om zich daartegen te vechten is (1) door een kluizenaars leven te leiden, ver van de bewoonde beschaving; of (2) door mee te doen met de wereld en Christus een tweede plaats in het leven te geven. In de kerkgeschiedenis zien we daarentegen dat de trouwe getuigen een weg van marteling moeten doorstaan op aarde.

|13|

Maar boze mensen en charlatans zullen van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en misleid worden.

In tegenstelling tot de ware gelovigen zullen de kwade mensen binnen het christendom gekenmerkt worden door een leven van genotzucht. Van hen hoeft niemand de bereidheid te verwachten om te leiden voor het christelijke geloof. Daarvoor zijn ze te slap en gemakzuchtig.

|14|

Maar jij, blijf in wat je geleerd hebt en waarvan je volkomen overtuigd bent, daar je weet van wie je het hebt geleerd,

Wellicht kunnen we bij de onbekend ‘wie’ denken aan Timotheüs moeder en grootmoeder. Uiteraard zal de jonge man ook nog veel geleerd hebben van Paulus en de andere gelovigen. Naargelang het Griekse handschrift dat iemand verkiest kan er gedacht worden aan één persoon of aan meerdere mensen.

1 Medema 1999, 13–14.

2 T I M O T H E Ü S BEMOEDIGING (3:10-4:8) 67

In plaats van ‘wie’ in het meervoud (τίνων, C3, D, Y, å) hebben andere handschriften ‘wie’ in het enkelvoud (τινός, א, A, C*, F, G, P, 33, 81). Het verschil is niet te zien in het Nederlands, maar heeft wel consequenties voor de uitleg of er gedacht moet worden aan één persoon of aan meerdere personen.

|15|

en omdat je van jongs af de heilige geschriften kent, die je wijs kunnen maken tot behoudenis door het geloof dat in Christus Jezus is.

|16|

Alle Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in de gerechtigheid,

De apostel bevestigt vier belangrijke en fundamentele waarheden over de Bijbelse boeken. Ze vinden hun oorsprong in God en zijn door Hem geïnspireerd. Ze dienen ertoe om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in de gerechtigheid. Het leren en weerleggen is hierbij vooral gericht op de orthodoxie, terwijl het verbeteren en onderwijzen vooral gericht is op de orthopraxis.2 Al deze aspecten waren bekend voor hen die evenals Timotheüs opgroeiden met het joodse geloof. Ze zijn van wezenlijk belang in de strijd tegen de dwalingen waarover Paulus in het vorige gedeelte sprak.

Jammer genoeg vertaalt NBG51 dit vers onduidelijk: ‘Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig’. Daardoor ontstaat de gedacht dat slechts een deel van de Bijbelse boeken geïnspireerd zijn en nuttigheid hebben. Er wordt in deze vertalingen geen recht gedaan aan het Griekse voegwoord καί (bet. ‘en’) dat tussen de bijvoeglijke naamwoorden ‘van God ingegeven’ en ‘nuttig’ instaat.

Paulus roept de gelovige op Gods Woord te bewaren in de christelijke strijd op aarde. Zijn Woord moet gekend zijn. De Bijbel geeft de gelovige onderwijs en levenslessen, zodat hij kan groeien in bekwaamheid, kennis en inzicht.3 Hierbij staat niet zozeer de leerinhoud centraal, maar de leerwerkzaamheid, zonder dat de apostel beiden van elkaar wil scheiden.

|17|

opdat de mens Gods volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust.

De apostel verduidelijkt meteen wat het doel is van de Bijbel. Het gaat de Bijbel erom om de mens zo te transformeren dat deze volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust. Te weinig zagen christenen in het verleden dit transformerende karakter van de Bijbel als primair. Veelal kreeg de Bijbel daarmee het statuut van determinerend wetboek. Bij

2 Mounce 2000, 570.

3 Waltke 2003, 56.

Paulus is dat niet het geval. De Bijbel heeft primair tot doel om de mens volkomen te maken en lijkt om die reden meer op een kompas dan op een bouwtekening.4

Paulus vertrouwde erop dat Timotheüs zich door de Schrift zou laten leiden en verbeteren. Hij vertrouwt erop dat God hem dan volkomen zal toerusten tot het werk dat hij zal mogen uitvoeren.

|1|

Ik betuig voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, en zijn verschijning en zijn koninkrijk:

|2|

predik het woord, wees paraat, gelegen en ongelegen; weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en lering.

Timotheüs dient het Woord van God te blijven verkondigen. Hij mag er niet mee stoppen. Het mag niet lusteloos klinken. Het dient enthousiast te worden verspreid.

|3|

Want er zal een tijd zijn dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar naar hun eigen begeerten voor zichzelf leraars zullen verzamelen, om zich het gehoor te laten strelen;

De mensen in de tijd die komt zullen de gezonde leer niet meer verdragen en enkel luisteren naar hun eigen begeerten. Ze vervangen Gods Woord voor hun eigen woord. De eigen smaak bepaald wat ze willen horen. Ze scharrelen leraren bij elkaar die hen dat verkondigen wat ze willen horen.

|4|

en zij zullen het oor van de waarheid afkeren en zich tot de fabels wenden.

Zulke mensen zullen niet meer luisteren naar de gezonde waarheid, maar enkel oor hebben voor de verleidende gedachten die henzelf bezighouden.

|5|

Maar jij, wees nuchter in alles, lijd verdrukking, doe het werk van een evangelist, vervul je dienst ten volle.

Timotheüs diende nuchter te zijn. Nuchtere mensen zijn mensen die niet gauw van hun stuk te brengen zijn. Hoe de omstandigheden ook zijn, wat er ook gebeurt, ze raken niet in paniek. Timotheüs diende hierbij het gezonde Woord van God verder te verspreiden. Hoe meer de mensen Christus’ leer versmaden, hoe vuriger onze verkondiging dient te gebeuren

4 Zie uitvoerig: Nullens 2013, 38–49.

2 T I M O T H E Ü S BEMOEDIGING (3:10-4:8) 69 op deze aarde. Als we als gelovigen over het werk van een evangelist spreken, denken we vooral aan grote zalen met mensen die tot geloof komen. In de kerkgeschiedenis zijn die volle zalen maar zelden aanwezig.

Het werk van een evangelist is een hard en moeizaam werk dat dikwijls gepaard kan gaan met frustraties. Toch dient Timotheüs zich daar niet vanaf te laten houden. Hij moet er zich verder op toeleggen om het werk van een evangelist te doen.

|6|

Want ik word al als een drankoffer uitgegoten en de tijd van mijn heengaan is aangebroken.

Paulus voelt zich als een drankoffer dat voor God wordt uitgegoten (Nm28:3-6). De apostel geeft te kennen dat hij ‘losgemaakt’

(ἀνάλυσις/analusis) wordt. Deze term werd letterlijk gebruikt voor het afbreken van een tent of het losmaken van een boot.5 Beide beelden vullen elkaar aan. Het anker is al gelicht, de touwen zijn losgegooid en de boot staat op het punt om weg te zeilen naar een andere kust.6 In tegenstelling tot zijn vorige gevangenschap heeft de apostel niet meer de indruk dat hij weer op vrije voet zal komen te staan (vgl. Fm1:22). Hij wijst er met een gebruikelijk eufemisme op dat hij zal sterven.7

|7|

Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden.

Paulus heeft het kostbare pand dat hem werd toevertrouwd bewaard.

Terugkijkend op zijn apostolische loopbaan, vergelijkt hij zichzelf met een hardloper, die volop in de race is geweest en de eindstreep heeft behaald.

We dienen te beseffen dat de apostel duizenden kilometers te voet had afgelegd om het evangelie in de wereld te dragen. Paulus heeft in al dit gebeuren het geloof behouden. Hij heeft zijn goede strijd gestreden als prediker, apostel en leraar. Tot het einde toe is hij trouw geweest aan het christelijke geloof.

|8|

Overigens is voor mij de kroon van de gerechtigheid weggelegd, die de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij in die dag zal geven; en niet alleen mij, maar ook allen die zijn verschijning hebben liefgehad.

Na zijn eerste verhoor (2Tm4:17) zou er weldra een tweede verhoor volgen. Tijdens dit verhoor kon de apostel worden terechtgesteld. Vormen

5 Lock 1924, 111.

6 Stott 1996, 107.

7 Litfin 2000, 340.

van veroordeling in het Romeinse recht waren: een leven in ballingschap, lichamelijke straf, veroordeling tot de galeien, levende verbranding of onthoofding.8

Ondanks dat de Roomse keizer de apostel kon veroordelen wachtte hem een schitterende beloning. Dat is de beloning waar Paulus zijn hele leven aan bleef vasthouden. Toen hij schipbreuk leed, gestenigd werd en vals werd aangeklaagd dacht hij aan zijn drijfveer: de verschijning van Jezus Christus en de beloning die de apostel zou ontvangen.

8 Justinianus de Grote 533, 48.19.6-28.

2 T I M O T H E Ü S SLOTWOORD (4:9-22) 71

9 Slotwoord (4:9-22)

(9) Beijver je spoedig tot mij te komen; (10) want Demas heeft mij verlaten, daar hij de tegenwoordige eeuw heeft liefgekregen, en is naar Tessalonika gereisd, Crescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië. (11) Alleen Lucas is bij mij. Haal Marcus op en breng hem met je mee, want hij is mij van veel nut voor de dienst. (12) Tychicus nu heb ik naar Efeze gezonden. (13) Als je komt, breng dan de mantel mee die ik in Troas bij Carpus achtergelaten heb, en de boeken, vooral de perkamenten.

(14) Alexander de kopersmid heeft mij veel kwaad berokkend; de Heer zal hem vergelden naar zijn werken.

(15) Wacht ook jij je voor hem, want hij heeft onze woorden zeer tegengestaan. (16) Bij mijn eerste verdediging is niemand bij mij geweest, maar allen hebben mij verlaten; moge het hun niet toegerekend worden. (17) Maar de Heer heeft mij bijgestaan en mij gesterkt, opdat de prediking door mij ten volle vervuld zou worden en al de volken haar zouden horen; en ik ben uit de leeuwenmuil gered. (18) De Heer zal mij redden van elk boos werk en behouden voor zijn hemels koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid! Amen.

(19) Groet Prisca en Aquila en het huis van Onesiforus. (20) Erastus is in Korinthe gebleven en Trofimus liet ik in Milete ziek achter. (21) Beijver je voor de winter te komen. Jou groeten Eubulus, Pudens, Linus, Claudia en alle broeders. (22) De Heer zij met je geest. De genade zij met jullie.

|9|

Beijver je spoedig tot mij te komen;

|10|

want Demas heeft mij verlaten, daar hij de tegenwoordige eeuw heeft liefgekregen, en is naar Tessalonika gereisd, Crescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië.

Zelden spreekt Paulus negatief over zijn medewerkers. In 2Tm noemt hij echter Demas die de tegenwoordige eeuw liefkreeg. Zijn strijd voor de toekomstige eeuw gaf hij op om naar Tessalonica te gaan om daar mogelijk mee te doen met de commerciële activiteiten van de handelsstad. Wat er precies in Demas was omgegaan vernemen we niet. Crescens en Titus verlieten Paulus eveneens. De reden voor hun keuze hoeft niet negatief te zijn, maar toch was hun afwezigheid niet eenvoudig. Crescens ging naar Galatië en Titus naar Dalmatië (het huidige Kroatië).

Demas Demas

Over Demas is weinig bekend. Ko4:14 en Fm1:24 noemen zijn naam in het rijtje van Over Demas is weinig bekend. Ko4:14 en Fm1:24 noemen zijn naam in het rijtje van Paulus’ medewerkers telkens naast Lucas. Veel uitleggers denken dat deze Demas Paulus’ medewerkers telkens naast Lucas. Veel uitleggers denken dat deze Demas dezelfde Demas is die Paulus’ en zijn strijd voor de toekomstige eeuw verliet en de dezelfde Demas is die Paulus’ en zijn strijd voor de toekomstige eeuw verliet en de

tegenwoordige eeuw lief kreeg (2Tm4:10).

tegenwoordige eeuw lief kreeg (2Tm4:10).11 Toch is hierover ook verdeeldheid. Voor Toch is hierover ook verdeeldheid. Voor een groot deel is die discussie ten diepste verbonden met de leer van de een groot deel is die discussie ten diepste verbonden met de leer van de geloofzekerheid. Degenen die vasthouden aan de geloofszekerheid doen er op die geloofzekerheid. Degenen die vasthouden aan de geloofszekerheid doen er op die wijze alles aan om (1) de Demas in 2Tm te scheiden van de Demas in Ko-Fm; of (2) wijze alles aan om (1) de Demas in 2Tm te scheiden van de Demas in Ko-Fm; of (2) aan te tonen dat Demas sowieso eerder al niet veel deugde.

aan te tonen dat Demas sowieso eerder al niet veel deugde.22

|11|

Alleen Lucas is bij mij. Haal Marcus op en breng hem met je mee, want hij is mij van veel nut voor de dienst.

Lucas was de enige die nog bij de apostel was. Een roerend getuigenis van de onvoorwaardelijke trouw van deze medewerker van de apostel.3 Timotheüs diende vandaar meer mensen mee te nemen naar de gevangenis waarin Paulus verbleef. Marcus diende meegebracht te worden. Ondanks dat de apostel in het begin moeite had met Marcus’ keuzen (Hd13:5; 15:36-41). Schreef hij nu twintig jaar later dat deze man hem ‘van veel nut voor de dienst’ was geweest.

|12|

Tychicus nu heb ik naar Efeze gezonden.

Tychicus, de persoon die dikwijls voor Paulus als postbode fungeerde was naar Efeze gezonden. Wellicht had hij een belangrijke boodschap of opdracht van Paulus bij zich. Sommigen denken zelfs dat hij de Efezebrief ging bezorgen aan deze gemeente. Dat lijkt minder het geval te zijn, omdat we in Ef geen duidelijke verwijzing naar Paulus’ aankomende sterven terugvinden.

|13|

Als je komt, breng dan de mantel mee die ik in Troas bij Carpus achtergelaten heb, en de boeken, vooral de perkamenten.

Als Timotheüs samen met Marcus de apostel bezoekt, dient hij de mantel en de boeken mee te nemen voor de apostel. De mantel was zeer belangrijk om de kou te doorstaan, de boeken om nuttig bezig te zijn in de gevangenis en de komst van Timotheüs en Marcus om de apostel te vergezellen.

De mantel (φαιλόνης/failonēs) waarnaar de Paulus in deze tekst lijkt te verwijzen was gemaakt van een grote lap stof waarin een opening in het midden was gemaakt om het hoofd door te steken. Ook was de mantel voorzien van een kap om over het hoofd te trekken. Van der Hoeven vindt het merkwaardig dat Paulus deze reismantel op zijn reis naar Rome niet

1 MacDonald 1997, 1023; Kramer 2011, 44–45.

2 Zie voor dat laatste bijvoorbeeld Litfin 2000, 341.

3 Stott 1996, 112.

2 T I M O T H E Ü S SLOTWOORD (4:9-22) 73 mee heeft genomen en vertaalt φαιλόνης vandaar met ‘boekentas’ (Lat.

paenula).4 Deze gedachte vindt weinig ondersteuning, omdat onduidelijk blijft in welke tijd en vanaf welke plaats de apostel naar Rome werd gebracht. Als dit gebeurde tijdens de zomer had hij goede redenen om zijn reismantel op een centrale plaats achter te laten. Als dit gebeurde in Troas, had de apostel geen tijd om zijn spullen mee te nemen.5

De boeken waarover de apostel schrijft, bestonden uit werken die geschreven waren op het gebruikelijke papyrus en boeken die geschreven waren op het duurzame perkament. Over de verdere inhoud van deze boeken zegt de apostel verder niets. Wellicht kunnen we denken aan verzamelingen van commentaren en opmerkingen op de Bijbelboeken en afschriften van de Bijbelboeken zelf. Calvijn schrijft zodoende:6

‘In nog hogere mate stelt dit gedeelte de waanzin aan de kaak van de fanatici die boeken verachten en het lezen veroordelen en zich uitsluitend beroemen op hun enthousiamos, hun geïnspireerd worden door God. We moeten er echter goede nota van nemen dat dit gedeelte alle godvruchtige mensen hete voortdurend lezen aanbeveelt als iets waar ze van kunnen profiteren.’

Meerdere commentaren plaatsen een verwijzing bij deze tekst naar de gevangenschap van William Tyndale in Vilvoorde:7

‘In 1535 schreef hij als gevangene te Vilvoorde te België, kort voor zijn marteldood in het Latijn een brief aan de gouverneur van het kasteel, de Markies van België: “Ik smeek u ten overstaan van de Heer Jezus, de commissaris te verzoeken zo vriendelijk te zijn mij een warme muts toe te sturen als ik hier de winter moet doorbrengen. Hij kan die vinden bij mijn kleren die in mijn bezit zijn, want ik heb hoofdpijn van de kou. Ook een warmere

‘In 1535 schreef hij als gevangene te Vilvoorde te België, kort voor zijn marteldood in het Latijn een brief aan de gouverneur van het kasteel, de Markies van België: “Ik smeek u ten overstaan van de Heer Jezus, de commissaris te verzoeken zo vriendelijk te zijn mij een warme muts toe te sturen als ik hier de winter moet doorbrengen. Hij kan die vinden bij mijn kleren die in mijn bezit zijn, want ik heb hoofdpijn van de kou. Ook een warmere