• No results found

Oproep aan Timotheüs (1:6-11)

4 Wakker het vuur aan! (1:6-1)

4.1 Oproep aan Timotheüs (1:6-11)

(6) Om die reden herinner ik je eraan de genadebetoning van God aan te wakkeren, die in je is door de oplegging van mijn handen. (7) Want God heeft ons niet gegeven een geest van bangheid, maar van kracht, liefde en advies. (8) Schaam je dus niet voor het getuigenis van onze Heer, noch voor mij, zijn gevangene, maar lijd verdrukking met het evangelie, naar de kracht van God, (9) die ons heeft behouden en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade die ons gegeven is in Christus Jezus voor de tijden van de eeuwen, (10) maar die nu geopenbaard is door de verschijning van onze verlosser Christus Jezus, die de dood te niet gedaan en leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht heeft door het evangelie, (11) waarvoor ik aangesteld ben als prediker, apostel en leraar van de volken.

Prachtig is het om te mogen werken voor God. Toch vraagt het ook om volhouden. Je begint vol vuur, je bent enthousiast. Maar dan kan het even tegenzitten. Er is tegenslag. Anderen denken anders dan jij en zitten niet jouw boodschap van de Bijbel te wachten. Je krijgt kritiek die je diep raakt. Geraakt door die kritiek zou je terug willen slaan. Je voelt een stuk frustratie bij je opkomen. Zomaar sleept het je mee. Er ontstaat misschien ruzie. Je passie voor de Heer dreigt uit te doven en plaats te maken voor lafheid en schaamte. Gedachten als: ‘Ach, het hoeft ook niet altijd zo perfect te zijn, je kunt nu eenmaal niet altijd bezig zijn voor God’, komen in je op en de lauwheid slaat toe. Timoteüs maakte het net zo mee als wij het vandaag kunnen meemaken.

Hij werd erdoor geremd en durfde niet meer zo goed. Hij trok zich terug. Hoe kon hij nu iets voor God doen, als hij merkte dat hij uitgeblust en zonder enthousiasme was? Paulus komt Timotheüs hierin in dit gedeelte tegemoet en roept hem op om deze zaken niet toe te laten en terug het door God ontvangen charisma aan te wakkeren.

|6|

Om die reden herinner ik je eraan de genadebetoning van God aan te wakkeren, die in je is door de oplegging van mijn handen.

Het vorige dient als springplank voor wat de apostel nu wil zeggen.

Nadat de apostel in vs4-5 aan Timotheüs verduidelijkte, waaraan hij zich herinnert, roept hij zijn geestelijke nakomeling op om ook zelf zich iets te herinneren. Timotheüs moet zich de genadegave, die in hem is, herinneren en aanwakkeren. Hij ontving van God iets moois: een gift, een cadeau. Paulus roept hem ertoe op om dat niet te vergeten: ‘Houd je gave levend, Timotheüs! Houd het vuur brandend! Trek je op aan God – en zet je in voor Hem!’ Door schaamte en tegenslag vergeet je God, door weer bij God te beginnen ontvang je terug je vurigheid en enthousiasme.

Timotheüs moet terug naar dat punt.

Timotheüs diende zich te disciplineren om de gaven die God hem schonk te verdiepen en in de gemeente toe te passen. Het is mogelijk Gods gaven te trainen en uit te bouwen of op een slechte manier braak te laten liggen of te misbruiken. Paulus roept Timotheüs op om dat eerste te doen.

Hij moet terug naar God, bij wat God hem gaf. Hij mocht de genadegaven die God hem schonk niet begraven. Een soortgelijke oproep klonk al in de eerste brief die de apostel aan Timotheüs schreef: ‘Verwaarloos niet de genadegave in je, die je gegeven is door profetie met oplegging van de handen van de gezamenlijke oudsten’ (1Tm4:14).

Een vraag die bij dit vers opkomt is of de uitleg van de uitspraken over de genadegave van Timotheüs in 1Tm1:18; 4:14 en 2Tm1:6 op dezelfde gebeurtenis wijzen. Philip Towner denkt dat 1Tm4:14 verwijst naar de genadegave die Timotheüs ontving toen hij als werker in de gemeente te Efeze arriveerde, terwijl 2Tm1:6 verwijst naar de genadegave die Timotheüs ontving toen hij Paulus voor het eerst ontmoette.1 Reden voor dit onderscheid is: (1) dat 1Tm4:14 de oudsten van de gemeente noemt, terwijl 2Tm1:6 enkel over Paulus spreekt; (2) het in 1Tm4:14 om een gave gaat die met (μετὰ/meta) oplegging van handen wordt erkend, terwijl het in 2Tm1:6 om een gave gaat die door (διὰ/dia) oplegging van handen in Timotheüs is; (3) de verwijzing naar de profetieën in 2Tm1:6 ontbreekt, terwijl die in 1Tm4:14 aanwezig is (vgl. 1Tm1:18).2 In 1Tm4:14 wordt er zodoende iets in Timotheüs erkend (vgl. Nm8:10; Dt34:9; Hd6:5), in 2 Timotheüs wordt er iets aan hem geschonken (vgl. Hd8:17-19; 9:17; 19:6).

John Poirier denkt dat er bij deze laatste situatie twee ‘handen’ op Timotheüs worden gelegd.3

1 Towner 2006, 457.

2 Poirier 2009, 84.

3 Ibid., 93.

2 T I M O T H E Ü S OPROEPAAN TIMOTHEÜS (1:6-11) 35 De apostel herinnert Timotheüs zo in 2Tm1:6 aan zijn eerst roeping.

Gordon Fee en James Dunn volgen die gedachte en denken, vanwege de verwijzing naar de Geest in 2Tm1:7, concreet bij deze genadegave aan de heilige Geest.4 De uitdrukking ‘die in je is’ laat inderdaad terug denken aan

‘het ongeveisd geloof in jou’ (vs5) en de heilige Geest ‘die in ons woont’

(vs14; vgl. Jh4:10). Door handoplegging van Paulus ontving Timotheüs dan de heilige Geest. Ook in Handelingen komt dit gebruik voor. Slechts twee keer ontvangen gelovigen de doop in de heilige Geest niet door handoplegging: bij het Pinksterfeest (Hd2) en bij de heiden Cornelius (Hd10). In alle andere gevallen is dat wel het geval. Nu roept de apostel Timotheüs op om die genadegave te maximaliseren en het vuur ervan aan te wakkeren (vgl. 1Ts5:19). God gaf je zijn Geest, wat doe je met dat cadeau, Timotheüs?

Door de uitdrukking ‘die in je is door de oplegging van mijn handen’

blijkt dat de genadegave door of met hulp van Paulus aan Timotheüs werd toebedeeld.5 Die gedachte vindt meermaals ondersteuning in Handelingen (8:17-18; 9:12,17; 19:6). Mensen deden iets voor Timotheüs, waardoor God iets voor hem kon doen. Paulus was het instrument waardoor God werkte en die Timotheüs hielp om deze gave te erkennen. Het concilie van Trente (1545-1563) gebruikte deze tekst als bewijs voor de apostolische successie en het enkelvoudige leiderschap over de gemeente. De idee is dan dat Paulus Timotheüs als hoofdleider van de gemeente in Efeze aanstelde.

Terwijl een goede opleiding belangrijk is, is het niet de opleiding die je je plaats geeft in het werk van God. Je bent geen gemeentewerker, omdat je een diploma theologie op zak hebt of omdat je de zegen van de paus daarvoor zou hebben ontvangen. Je bent een werker van de gemeente, omdat de gemeente je gekozen en door middel van de Geest erkend heeft.

|7|

Want God heeft ons niet gegeven een geest van bangheid, maar van kracht, liefde en advies.

Je kunt moe zijn, de energie is op. Je kunt balen van mensen, je liefde is op. Je weet gewoon niet meer wat te doen. Paulus herinnert Timotheüs echter aan wat God hem al gaf: ‘Timotheüs, luister jongen, God gaf je zijn eigen Geest met zijn eigen kracht, liefde en advies!’ Hij mocht niet als Godsman opzien tegen de moeilijke taken in de schepping. Wie alleen daarnaar keek, werd inderdaad angstig. Angst is echter een slechte

4 Fee 1994, 785–789; Dunn 1970, 167.

5 Fee 1994, 785–789; Towner 2006, 160; Johnson 2001, 53.

raadgever die de ziel en kracht opvreet en je van binnen uitholt. Angst verlamt het verstand en baart wantrouwen en vooroordelen. Je raakt bevreesd: voor de sociale teloorgang, het dreigende terrorisme, de levensbelangrijke keuzes die je maakt, het economische onheil, je bruikbaarheid binnen Gods koninkrijk.

Dat laatste speelde ook een rol in het leven van Timotheüs. Eerder schreef Paulus al aan de Korinthiërs: ‘Zorg ervoor dat jullie Timoteüs niet afschrikken, wanneer hij bij jullie komt, want hij werkt, net als ik, ten dienste van de Heer. Dus niemand mag op hem neerzien. Zorg er ook voor dat hij veilig naar mij terug kan reizen, want ik zie naar hem uit, net als de andere broeders en zusters’ (1Ko16:10-11). Voor veel dienaren vormt faalangst een van de grootste problemen bij het werk dat ze verrichten in Gods koninkrijk. Paulus drukt zowel de gemeente als zijn pupil daarom op het hart dat God aan de christenen geen geest van bangheid gaf, maar van kracht, liefde en advies. Tegenover de geest van angst plaatst de apostel deze drievoudige Geest. Henk Medema schrijft:6 ‘Het is niet zo dat God ons om zo te zeggen een voorraadje kracht, wat liefde en nog wat bezonnenheid meegeeft op de reis door deze wereld, en dat we ons daarmee moeten redden. Nee, Hij heeft ons een geest gegeven die die kenmerken draagt.’ Het vuur blijft branden wanneer wij, tegen de stroom in, volhouden in kracht, liefde en advies. Als wij tegen de moeilijkheden handelen vanuit Gods Geest. Dan wakkeren we ook de gave van Gods Geest aan in ons en verandert ons karakter steeds meer naar dat van Gods Geest.

Kracht duidt op de kracht die God schenkt in je leven. De eigen kracht is niet groot. Zelfs bodybuilders blijven kleine zwakke mensen die uitgeput raken, moe en leeg worden. Een tijd houd je krachtig vol, ga je er voor, maar dan haak je af. Vaak gaat het zo: Jong en enthousiast willen we er iets van maken: ‘We gaan het beter doen dan onze voorlopers!’ Maar na verloop van tijd stranden we uitgeput door de tegenslag en overmand door de teleurstelling en frustratie ergens halverwege. Sommigen breken zichzelf er zelfs door en kappen volledig met hun inzet voor God. Al in het Oude Testament moest Israël leren dat het niet door eigen kracht, maar door Gods kracht het koninkrijk God zou bouwen (Zc4:6). God geeft de rechtvaardige hun kracht. Kracht om Hem te dienen, kracht om ons toe te wijden aan Hem en kracht om verkeerde toestanden uit het eigen leven te

6 Medema 1981, 30.

2 T I M O T H E Ü S OPROEPAAN TIMOTHEÜS (1:6-11) 37 verwijderen. Zijn kracht is elke dag nieuw en fris. Met deze kracht van God lukt het mensen als Paulus, Maarten Luther of Maarten Luther King om de machtige tegenstand tegemoet te treden en bergen voor Gods koninkrijk te verzetten.

Liefde is het tweede kenmerk van Gods Geest die onlosmakelijk verbonden is met de twee andere kenmerken: kracht en advies. Vaak misbruiken mensen hun kracht. Wie dat in Gods koninkrijk doet en dus zonder liefde werkt, walst met zijn kracht over anderen heen. Kracht zonder liefde is leeg. Wie zo leeft, is net een dinosaurus: veel kracht, weinig emotie. Zonder liefde is de kracht van de rechtvaardige onbruikbaar.

De liefde van Gods Geest uit zich in de onderlinge omgang van de gelovigen. Ze brengt mensen bij elkaar en maakt dat je ziet met wie je omgaat en met wie je praat. Ze opent communicatieve mogelijkheden en geeft anderen een kans. Iemand anders liefhebben kan ontzettend moeilijk zijn als je die ander beter leert kennen. Slijtage kan intreden. De liefde die Gods Geest schenkt is tevens ook een uiting van de liefde tot God. Liefde tot de naaste en liefde tot God zijn in Gods koninkrijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niemand moet denken dat hij God kan dienen en zijn naaste kan haten. Paulus roemt de Tessalonikers er dan ook voor dat hij hen niet hoeft te vermanen om meer te jagen naar deze onderlinge liefde in de gemeente (1Ts4:9).

Advies komt enkel hier voor in het Nieuwe Testament. Het Griekse σωφρονισμός/sōfronismos betekent zoveel als ‘advies’ of ‘stichting’, zoals de oude Syrische vertaling laat zien.7 In plaats van ‘advies’ vertalen anderen het in navolging van de Latijnse Vulgaat (sobrietatis) met

‘bezonnenheid’ (NBV, HSV, NBG, WV), ‘gematigdheid’ (SV),

‘zelfdiscipline’ of ‘zelfbeheersing’ (GNB). De vertaling ‘advies’ verdient vanuit de context de voorkeur. Timotheüs heeft advies van Gods Geest nodig om te weten wat hij moet doen en om zijn weg te vinden te midden van al het tumult en de verwarring. De Geest helpt hem om op een wijze, tactvolle en beheerste manier met situaties om te gaan. Hij is een grootmeester hierin. Eigen idealen zijn daarin gevaarlijk.

7 Bauer et al. 2000, 987.

Alle drie deze elementen vinden hun volste uitbeelding in het leven van de Heer Jezus. Henk Medema verwijst hiervoor naar Jh11 waar de Heer Jezus zijn kracht openbaart door Lazarus uit de dood op te wekken, zijn liefde toont mee te wenen bij het graf (vs35; vgl. vs5), en het advies van de Vader zoekt in het volbrengen van dit wonder pas na enkel dagen.8 Juist dat advies weerhield Hem ervan om vanuit zijn liefde bewogen direct naar Lazarus te gaan. Een ander voorbeeld van deze drie elementen is terug te vinden in de hogepriester: De schouderstukken van de efod, die hij droeg, spreken van de kracht; de edelstenen, waarop de namen van de stammen vermeld stonden, spreken van de liefde; en de urim en tummim die hij nodig heeft voor het vellen van een beslissing spreken van het advies.9

|8|

Schaam je dus niet voor het getuigenis van onze Heer, noch voor mij, zijn gevangene, maar lijd verdrukking met het evangelie, naar de kracht van God, Vs8-11 vormt in het Grieks één lange zin, die in fasen is opgebouwd.

Telkens neemt de apostel hierbij de gedachte op van het laatste woord in de vorige zin en gaat hij in een bijzin op verder. Het geheel laat zich als volgt structureel weergeven:

(1) Schaam je dus niet voor het getuigenis van onze Heer, noch voor mij, zijn gevangene, maar lijd verdrukking met het evangelie, naar de kracht van God,

(2) [God:] die ons heeft behouden en geroepen met een heilige roeping,

(3) [een roeping:] niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade

(4) [de genade:] die ons gegeven is in Christus Jezus voor de tijden van de eeuwen, maar die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland Christus Jezus,

(5) [Christus:] die de dood te niet gedaan en leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht heeft door het evangelie,

(6) [het evangelie:] waarvoor ik aangesteld ben

(7) [aangesteld:] als prediker, apostel en leraar van de volken.

Paulus zet hierbij telkens twee tegenovergestelden naast elkaar:

menselijke werken tegenover Gods genade (vs9); eeuwige tijden tegenover

8 Medema 1981, 32.

9 Ibid.

2 T I M O T H E Ü S OPROEPAAN TIMOTHEÜS (1:6-11) 39 het nu geopenbaarde (vs9-10); de dood teniet gedaan tegenover het vergankelijk leven (vs10).

Openlijk roept de apostel Timotheüs op om zich niet te schamen voor de gekruisigde Christus die Hij verkondigde en voor zijn gevangen apostelvriend. In vs12 zal Paulus hierbij te kennen geven dat ook hijzelf zich niet schaamt voor het evangelie; en in vs16 spreekt hij erover dat Onesiforus zich niet schaamde voor de gevangen apostel. Als Paulus dit schrijft, zit hij immers gevangen en moet een terechtstelling vrezen.

God is eerlijk: bij het dienen van de Heer Jezus en het verkondigen van zijn evangelie in woord en daad hoort ook tegenslag en lijden. Er voor uitkomen dat je bij de aanbidders van Jezus Christus hoort, kost je wat.

Ook Paulus draagt de boeien van Christus. Met Christus leven en met Hem vervolgd zijn, horen nauw bijeen. Meerdere keren spreekt deze brief ervan (1:8,12; 2:3,9-10,12; 3:10-12; 4:4-6). Een trouwe dienstknecht van Christus heeft het niet gemakkelijk in de tijden van verval. Hij moet zich erop voorbereiden dat de trouw aan zijn Heer hem iets gaat kosten.

Moeilijkheden, vooral vanuit de gemeente, kunnen je lam leggen, moe maken, uitblussen en afremmen. Juist om die reden roept de apostel Timotheüs op om zich te herinneren aan Gods genadegave en te beseffen dat God hem een Geest van kracht, liefde en advies gaf. In het geval van Timotheüs, woekerde er ook nog een sterke maatschappelijke verdrukking tegenover de christenen.

|9|

die ons heeft behouden en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade die ons gegeven is in Christus Jezus voor de tijden van de eeuwen,

Het evangelie betekent lijden. Tegelijk moet Timotheüs niet vergeten wat dit evangelie allemaal inhoudt. In korte zinnen geeft de apostel de inhoud, bron en grondslag van het evangelie weer waarvoor hij zich niet schaamt. Alles wat Paulus noemt, zegt hij in de verleden tijd: God heeft verlost, riep de mens en gaf hem zijn genade. Uit deze beschrijving toont de apostel dat het evangelie ruimer is dan enkel het vergeven van zonden.

Het evangelie bevat ook de oproep tot heiliging.10

God riep de christen tot heiliging. Je bent op deze aardbol met een reden. God wil zaken door jou laten gebeuren. Hij toont dat Hij ons hier

10 Stott 1996, 32.

wil gebruiken als instrument. De heiliging waartoe Hij de mens roept, bereikt deze niet door de eigen verdiensten. Uit eigen werken kan een mens zich niet rechtvaardigen. Dat zou hetzelfde zijn, als dat iemand in het moeras valt en zichzelf aan zijn eigen haren eruit probeert te trekken.

|10|

maar die nu geopenbaard is door de verschijning van onze verlosser Christus Jezus, die de dood te niet gedaan en leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht heeft door het evangelie,

Jezus Christus is verlosser. In plaats van ‘verlosser’ vertalen anderen het Griekse σωτῆρος met ‘heiland’, ‘zaligmaker’ of ‘redder’. Christus beroofde de dood van zijn kracht. Hij deed de dood te niet (καταργέω).

Van deze onvergankelijkheid van het leven droomden farao’s toen ze voor zichzelf gigantisch piramides als grafkamer begonnen op te richten. Ook de Etrusken conserveerden hun gestorvenen. Dat deden ze zo perfect dat pas als iemand de grafkamer opende, het geconserveerde lichaam verviel.

Tegenwoordig proberen wetenschappers eveneens het lichaam met vloeistoffen te conserveren en publiekelijk te presenteren. Het is een eeuwenoud verlangen dat elk mens in het diepst van zijn hart hoopt:

eeuwig leven.

Paulus wijst er nu op dat Jezus Christus de dood overwon en daarmee leven en onvergankelijkheid aan het licht brengt. Vanaf Christus bestaat er een nieuw licht en een nieuw perspectief op de dood. Uit het slot van dit vers putten veel christenen kracht. Het zijn woorden die ze in stilte uitspraken bij begrafenissen. Juist op de plaats waar de dood hen concreet voor ogen staat, bij het graf van hun vriend of vriendin, belijden ze hun vaste hoop in het nieuwe onvergankelijke leven. Voor buitenstaanders kan dat weerzinwekkend of als absurd overkomen, omdat het tegen alles indruist wat zichtbaar is voor ogen. De uitspraak ontkent radicaal de realiteit en tegelijk is de uitspraak hartveroverend, omdat ze iets in het licht van God brengt en daarmee een totaal ander perspectief geeft. Het grafschrift van de christen die dit diep van binnen beseft, luidt zodoende niet ‘Rust in vrede’, maar eerder: ‘Christus heeft de dood overwonnen!’11

Hoewel de dood nog steeds bestaat, mogen christenen beseffen dat Christus op de dood het stempel ‘ongeldig’ zette. De dood is er nog. Pijnlijk

Hoewel de dood nog steeds bestaat, mogen christenen beseffen dat Christus op de dood het stempel ‘ongeldig’ zette. De dood is er nog. Pijnlijk