• No results found

Jannes en Jambres op de preekstoel (3:1-9)

(1) Maar weet dit, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen zijn; (2) want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedigen, lasteraars, de ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, (3) liefdeloos, onverzoenlijk, kwaadsprekend, onbeheerst, ruw, zonder liefde tot het goede, (4) verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God. (5) Ogenschijnlijk bezitten zij godsvrucht, maar de kracht daarvan verloochenen zij. Keer je ook van dezen af. (6) Want onder hen zijn er, die de huizen binnensluipen en vrouwtjes inpalmen die met zonden beladen zijn en gedreven worden door allerlei begeerten, (7) vrouwen die altijd leren en nooit tot kennis van de waarheid kunnen komen. (8) Zoals Jannes en Jambres zich tegen Mozes hebben verzet, zo verzetten ook dezen zich tegen de waarheid, mensen, bedorven van denken, verwerpelijk wat het geloof betreft. (9) Maar zij zullen niet verder voortgaan; want hun onzinnigheid zal aan allen geheel duidelijk worden, zoals ook bij die beiden het geval was.

|1|

Maar weet dit, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen zijn;

Paulus geeft Timotheüs te kennen dat het verzet tegen de waarheid zal voortduren. Hij blijft wat dat betreft voor de leeuwen geworpen. Vanaf Genesis 3 leeft de mens in het ‘ik–tijdperk’. Ieder zoekt zijn eigen belang.

In de laatste dagen zullen er zware tijden zijn. Er is een blijvend verzet.

John Stott en andere uitleggers denken dat we de term ‘laatste dagen’

mogen toepassen op de hele kerkgeschiedenis.1 Ze zien op een bredere tijd dan enkel de eindtijd, zoals dat in 2Tm4:3 het geval is. De laatste dagen begonnen met het spreken van de Zoon van God (Hb1:1-2). Het is vandaar dat de apostel in 2Tm3 zijn discipel oproept om bepaalde mensen te ontwijken (vs5). De gemeente heeft in de kerkgeschiedenis geen eenvoudige reis gehad. Het zijn meermaals ‘zware tijden’ geweest, een begrip dat in de oudheid veelal gebruikt werd voor grote gevaren (vgl.

Mt8:28).2 Zogenaamde christenen weerspiegelden niet meer God, maar de slechtheid van de schepping en brachten de rechtvaardigen op een verkeerd pad. Ze vielen ten prooi aan hebzucht, wereldsheid en trots.

|2|

want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedigen, lasteraars, de ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig,

1 Stott 1996, 78; Calvin 1996, 322; Litfin 2000, 336.

2 Simpson 1954, 143.

62

De apostel vermeldt in vs2-4 achttien kenmerken van de zware tijd.

Deze achttien kenmerken beginnen en eindigen met ontaarde liefde:

zelfzucht, geldzucht (vs2), liefhebbers van genot (vs4).3 Mensen zijn verwend, verwaand en verward en verlangen naar de foute dingen en waarderen deze hoger dan het goede dat God aan zijn schepping wenst te geven.

Ze zullen een hoge dunk hebben van zichzelf en smadend of lasterend neerzien op anderen. Ouders zullen door hen niet meer gehoorzaamd worden. Dankbaarheid, respect, liefde en redelijkheid zal ver te zoeken zijn in deze zware tijden.

|3|

liefdeloos, onverzoenlijk, kwaadsprekend, onbeheerst, ruw, zonder liefde tot het goede,

|4|

verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God.

De mensen in de laatste dagen zullen verraderlijk zijn, zoals Judas Iskariot verraderlijk was (Lc6:16).

|5|

Ogenschijnlijk bezitten zij godsvrucht, maar de kracht daarvan verloochenen zij.

Keer je ook van dezen af.

De personen waarover Paulus schrijft bezitten een uiterlijke pseudo-godsvrucht. Misschien hebben ze genoeg Bijbelkennis of doen ze bovennatuurlijke wonderen. Toch maakt dat hen nog niet tot christen.

Een christen wordt gekenmerkt door discipelschap aan zijn Meester.

De gelovigen moeten zich van zulke ‘pseudo-christenen’ in de gemeente afkeren. Ze dienen de omgang met zulke personen op een laag pitje te zetten. Paulus’ oproep gaat verder dan een terechtwijzing, maar betekent nog geen excommunicatie (zie comm. 1Ko5:13).

|6|

Want onder hen zijn er, die de huizen binnensluipen en vrouwtjes inpalmen die met zonden beladen zijn en gedreven worden door allerlei begeerten,

Het binnensluipen via de huizen en manipuleren van de mensheid was al zo oud als het paradijs.4 Ze werd in de eerste eeuwen vlijtig toegepast door de gnostici en dwaalleraars om de gemeente tot verval te brengen van het christelijke geloof. De vrouwtjes waarover sprake is,

3 Knight 1992, 430.

4 Ellicott 1869, 146.

worden duidelijk in de verkleinvorm aangewezen. Het gaat om vrouwen die lui, dwaas en zwak zijn en zich met dit soort charlatans bezighouden (vs7).

|7|

vrouwen die altijd leren en nooit tot kennis van de waarheid kunnen komen.

|8|

Zoals Jannes en Jambres zich tegen Mozes hebben verzet, zo verzetten ook dezen zich tegen de waarheid, mensen, bedorven van denken, verwerpelijk wat het geloof betreft.

De namen van de toveraars worden ons niet genoemd in het Bijbelboek Exodus. We vinden hun namen wel terug in de Targum Pseudo-Jonathan van Ex7:11: ‘Janis en Jambers, magiërs van Mizraim’.

Volgens latere overleveringen waren zij beiden zonen van de valse profeet Bileam.5 Net zoals Jannes en Jambres zich tegen Mozes verzet hadden in Exodus, zouden de dwaalleraars als dienaren van de satan zich verzetten tegen de ware christelijke leer. Het speciale karakter dat hen zou kenmerken was imitatie (7:10-12,22; 8:7). Ze hadden een gedaante van godzaligheid, maar loochenden de kracht ervan.

Zonder de waarheid van Gods evangelie heerst er enkel blindheid.

Een beroep op de logica van de Bijbel heeft in zulke situaties weinig nut.6 De bedorven geesten zijn niet in staat om iets daaruit te leren.

|9|

Maar zij zullen niet verder voortgaan; want hun onzinnigheid zal aan allen geheel duidelijk worden, zoals ook bij die beiden het geval was.

5 Ginzberg 2003, II:254-256.

6 Nullens 2013, 46.

2 T I M O T H E Ü S BEMOEDIGING (3:10-4:8) 65